ECLI:NL:RBROT:2022:9521
Rechtbank Rotterdam
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening en ongegrondverklaring beroep tegen huisverbod op basis van de Wet tijdelijk huisverbod
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen een huisverbod dat was opgelegd aan verzoeker door de burgemeester van Rotterdam. Het huisverbod was opgelegd op 13 augustus 2022, omdat de aanwezigheid van verzoeker in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar zou opleveren voor de veiligheid van de achterblijfster, die zes maanden zwanger is. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 18 augustus 2022 is vastgesteld dat de achterblijfster, hoewel opgeroepen, niet aanwezig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en het beroep ongegrond verklaard. De rechter oordeelde dat het belang van de achterblijfster om in alle rust te kunnen terugkeren naar een veilige thuishaven zwaarder weegt dan het belang van verzoeker om in de woning te verblijven. De rechter heeft daarbij de omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, waaronder eerdere meldingen van geweldpleging tegen verzoeker en de angst van de achterblijfster om terug te keren naar de woning.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het huisverbod terecht was opgelegd en dat er geen aanleiding was om dit besluit te vernietigen. De rechter heeft ook overwogen dat de afkoelingsperiode van tien dagen, die gebruikelijk is bij een huisverbod, noodzakelijk is om de dreiging van huiselijk geweld weg te nemen. De voorzieningenrechter heeft de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten, omdat het gevaar nog steeds aanwezig was, ondanks het feit dat de achterblijfster niet meer in de woning verbleef. De uitspraak is ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.