ECLI:NL:RBROT:2022:9518

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
C/10/646721 / FA RK 22-7546 (voorlopige voorziening)/ C/10/646724 / KG ZA 22-900 (beroep tegen besluit) / C/10/646864 / FA RK 22-7631 (beroep tegen verlenging)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening en ongegrondverklaring beroep tegen huisverbod en verlenging huisverbod

Op 28 oktober 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, de burgemeester van de gemeente Rotterdam, een huisverbod had opgelegd. Dit huisverbod was op 20 oktober 2022 ingesteld en op 27 oktober 2022 verlengd. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen deze besluiten en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet aanwezig was tijdens de zitting, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De burgemeester, vertegenwoordigd door D.J.J. Straver, heeft het huisverbod opgelegd op basis van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth), omdat de aanwezigheid van verzoeker in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar zou opleveren voor de veiligheid van de minderjarigen die daar wonen.

De rechter heeft de argumenten van verzoeker overwogen, die stelde dat er geen gevaar was en dat de burgemeester niet in redelijkheid het huisverbod had kunnen opleggen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er voldoende feiten en omstandigheden waren die het huisverbod rechtvaardigden. De rechter heeft vastgesteld dat er een geschiedenis van geweld en conflicten was tussen verzoeker en de achterblijfster, wat een ernstig gevaar voor de minderjarigen met zich meebracht. De rechter heeft ook opgemerkt dat de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om het huisverbod op te leggen en dat de situatie nog steeds onveilig was.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en het beroep tegen het huisverbod en de verlenging daarvan ongegrond verklaard. De rechter heeft benadrukt dat het huisverbod bedoeld is om de veiligheid van de betrokkenen te waarborgen en dat de burgemeester de juiste afwegingen heeft gemaakt op basis van de beschikbare informatie. De uitspraak is ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer: C/10/646721 / FA RK 22-7546 (voorlopige voorziening)
C/10/646724 / KG ZA 22-900 (beroep tegen besluit)
C/10/646864 / FA RK 22-7631 (beroep tegen verlenging)

Procesverbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

28 oktober 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening en het beroep in de zaken tussen

[verzoeker01] , verzoeker ,

wonende te [woonplaats01] ,
gemachtigde mr. R. Moghni.
en

de burgemeester van de gemeente Rotterdam, verweerder,

gemachtigde mr. D.J.J. Straver ,
in welke zaken belanghebbenden zijn:

[naam01] , achterblijfster,

wonende te [woonplaats01] ,
hierna: achterblijfster,

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2017 te [geboorteplaats] ,

[minderjarige02], geboren op [geboortedatum02] 2021 te [geboorteplaats] ,
hierna ook: de minderjarigen.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij besluit van 20 oktober 2022 heeft verweerder een huisverbod opgelegd aan verzoeker.
Bij besluit van 27 oktober 2022 heeft verweerder dit huisverbod verlengd tot
17 november 2022.
Bij brief van 24 oktober 2022 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het besluit van
20 oktober 2022 (hierna: het eerste bestreden besluit). Daarnaast heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 27 oktober 2022 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het besluit tot verlenging van 27 oktober 2022 (hierna: het tweede bestreden besluit).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2022. Aanwezig waren:
 de gemachtigde van verzoeker;
 verweerder, vertegenwoordigd door D.J.J. Straver ;
 [naam02] , namens Veilig Thuis.
Verzoeker is met kennisgeving niet verschenen.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Bij het eerste bestreden besluit heeft verweerder aan verzoeker een huisverbod opgelegd voor de duur van tien dagen op grond van de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: Wth). Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de aanwezigheid van verzoeker in de woning van verzoeker (een vermoeden van) een ernstig en onmiddellijk gevaar (hierna: het gevaar) oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen.
2. Bij het tweede bestreden besluit heeft verweerder het huisverbod verlengd voor de duur van achttien dagen op grond van de Wth. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de aanwezigheid van verzoeker in de woning van verzoeker nog steeds (een vermoeden van) een ernstig en onmiddellijk gevaar (hierna: het gevaar) oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen.
3. Het verzoek strekt ertoe de rechtsgevolgen van het bestreden besluit al dan niet gedeeltelijk te schorsen voor de resterende duur van het bestreden besluit en verweerder in de proceskosten te veroordelen.
De beroepen strekken ertoe de bestreden besluiten te vernietigen en verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover hier van belang, kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Op grond van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb kan, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, hij onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, zodat hij onmiddellijk uitspraak zal doen op het beroep.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang, zodat verzoeker kan worden ontvangen in zijn verzoek. Het feit dat het huisverbod nog van kracht is, brengt spoedeisendheid met zich.
5. Verzoeker voert aan dat er geen sprake is van gevaar of een ernstig vermoeden daarvan. Daarnaast voert verzoeker aan dat verweerder in redelijkheid geen gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid het huisverbod aan verzoeker op te leggen.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wth, voor zover hier van belang, kan de burgemeester een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen, behoudens verlenging overeenkomstig artikel 9.
Op grond van artikel 6, tweede lid, betrekt de rechter bij de beoordeling van het huisverbod tevens de feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na het opleggen van het huisverbod.
Op grond van artikel 9, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod kan de burgemeester een huisverbod verlengen tot ten hoogste vier weken nadat het is opgelegd indien de dreiging van het gevaar, of het ernstige vermoeden daarvan, zich voortzet.
De rechter beoordeelt vol of het gevaar toen en nu blijkt uit de door verweerder geduide feiten of omstandigheden. Als blijkt van dat gevaar, dan was verweerder bevoegd een huisverbod op te leggen. Het aanvaarden van een aanbod tot hulpverlening, het beginnen met die hulpverlening en de reële verwachting dat betrokkene blijft meewerken daaraan, zijn indicaties dat het gevaar niet langer bestaat. Voor zover nog blijkt van dat gevaar, is verweerder bevoegd het huisverbod voort te laten duren.
Daarna beoordeelt de rechter terughoudend of verweerder, alle belangen afwegend, in redelijkheid gebruik heeft kunnen (blijven) maken van die bevoegdheid. Uitgangspunt daarbij is dat verweerder vanaf het opleggen van het huisverbod tien dagen wordt gegund voor het opstarten van noodzakelijke hulpverlening en dat alleen bijzondere feiten of omstandigheden reden zijn voor het voortijdig beëindigen van de werking van het huisverbod. Het aanvaarden van een aanbod tot hulpverlening, het beginnen met die hulpverlening en de reële verwachting dat betrokkene blijft meewerken daaraan, zijn indicaties dat het gevaar niet langer bestaat.
De rechter is van oordeel dat uit feiten en omstandigheden is gebleken dat de gelijktijdige aanwezigheid van verzoeker en achterblijfster in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor in ieder geval de minderjarigen. Verzoeker en achterblijfster hebben al langere tijd veel ruzies en spanningen. De minderjarigen zijn daar getuige van. Dit vormt een ernstig en onmiddellijk gevaar voor hun ontwikkeling. Op 20 oktober 2022 heeft een incident plaatsgevonden. Hierbij hebben verzoeker en achterblijfster letsel opgelopen. Ook heeft de politie rode strepen opgemerkt in de nek van [voornaam minderjarige01] . Het is onduidelijk waardoor het incident is veroorzaakt. Het is ook onduidelijk hoe de plekken in de nek van [voornaam minderjarige01] precies zijn ontstaan. De politie heeft van [voornaam minderjarige01] begrepen dat deze door zijn vader zou zijn geslagen; verzoeker betwist dat. Gezien het letsel is wel voldoende aannemelijk geworden dat verzoeker en achterblijfster richting elkaar geweld hebben gebruikt. De rechter is van oordeel dat in elk geval sprake is van gevaar voor [voornaam minderjarige01] . Ook ziet de rechter gevaar voor verzoeker en achterblijfster zelf, al willen zij geen aangifte doen tegen elkaar. Het gevaar is nog niet verminderd, doordat er nog geen veiligheids- en hulpverleningsafspraken zijn gemaakt. Op 31 oktober 2022 zal een systeemgesprek plaatsvinden.
De rechter is van oordeel dat de burgemeester bevoegd was om het huisverbod op te leggen.
De rechter is ook van oordeel dat de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van die bevoegdheid. Dat verzoeker meer letsel lijkt te hebben opgelopen dan achterblijfster, is niet doorslaggevend voor de beantwoording van de vraag aan wie het huisverbod wordt opgelegd. Het letsel laat zien dat de situatie onveilig was. Hierop moest verweerder een afweging maken op basis van de informatie die op dat moment voorhanden was, om te besluiten aan wie het huisverbod zou worden opgelegd. Tijdens de zitting heeft verweerder verklaard dat verschillende omstandigheden zijn meegewogen, namelijk dat achterblijfster bij Veilig Thuis bekend staat als hoofdverzorger, dat [voornaam minderjarige01] ‘papa’ heeft gezegd toen de politie vroeg naar de strepen in zijn nek, dat verzoeker eerder, op 20 april 2021, een huisverbod heeft gekregen vanwege geweld, dat in mei 2022 ook nog een melding is gedaan vanwege geweld, dat de ouders van verzoeker in Spijkenisse wonen en dat achterblijfster geen netwerk heeft in Nederland. Namens verzoeker is betwist dat achterblijfster de hoofdverzorger is, dat verzoeker [voornaam minderjarige01] heeft geslagen, dat een eerder huisverbod dit huisverbod rechtvaardigt en dat verzoeker bij zijn ouders kan verblijven (vanwege meningsverschillen). Het is niet zo dat feiten moeten vaststaan om een huisverbod te kunnen opleggen. Het gaat om de vraag of verweerder het besluit om het huisverbod aan verzoeker op te leggen, in redelijkheid heeft genomen. Verweerder heeft zich gebaseerd op informatie van onder meer de politie en Veilig Thuis. Op basis van deze informatie moest een besluit worden genomen. De rechter is van oordeel dat aan de hand van een samenspel van omstandigheden in redelijkheid is besloten om het huisverbod aan verzoeker op te leggen. Een huisverbod is verder mede bedoeld om onduidelijkheden nader te onderzoeken, zoals de vraag of [voornaam minderjarige01] geslagen is.
5.1.
Het betoog faalt.
Aldus gedaan door mr. A.C. Siemons, voorzieningenrechter, tevens kinderrechter, en door deze en mr. J.C.A. van 't Zelfde, griffier, ondertekend.
De griffier: De voorzieningenrechter:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak, voor zover die ziet op het beroep, kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op: