ECLI:NL:RBROT:2022:9514

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
10-249249-21 / TUL VV: 10-144236-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld in vereniging gepleegd

Op 7 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte [verdachte01], geboren op [geboortedatum01] 1991, voor diefstal met geweld in vereniging gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 20 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De zaak betreft een beroving die plaatsvond op 16 september 2021 in Rotterdam, waarbij het slachtoffer [slachtoffer01] werd beroofd van een horloge en een geldbedrag van ongeveer € 15.000,00. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij de beroving, waarbij geweld werd gebruikt. De verdachte heeft bekend dat zij heeft meegedaan aan de beroving, maar ontkende betrokkenheid bij het schieten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van medeplegen en dat de verdachte niet is gedistantieerd van het geweld. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer01] toegewezen voor een bedrag van € 20.596,60, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte tijdens de proeftijd een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-249249-21
Parketnummer vordering TUL VV: 10-144236-19
Datum uitspraak: 7 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1991,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 oktober 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. du Croix heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapportage van 25 november 2021;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-144236-19.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft bekend dat zij heeft meegedaan aan de beroving. Zij heeft een bijdrage geleverd aan het geweld dat is gebruikt, met uitzondering van het schieten. Dat kwam voor haar als een verrassing en dus kan zij ten aanzien daarvan niet als medepleger worden aangemerkt. De verdachte had verder materieel gezien geen betrokkenheid bij wat er is weggenomen, zij was alleen uit op verdovende middelen. Dit zou moeten meewegen in de strafmaat.
4.2.2.
Beoordeling
Centraal in het onderzoek staat een beroving met geweld gepleegd tegen de aangever [slachtoffer01] (hierna: [slachtoffer01] ) in de nacht op 16 september 2021 in Rotterdam aan de [adres02] . In een woning is op die avond een aantal mensen bijeen gekomen, waaronder [slachtoffer01] , de verdachte [verdachte01] (hierna: [verdachte01] ) en de getuige [getuige01] (hierna: [getuige01] ). Op enig moment heeft [verdachte01] gebeld naar de medeverdachte [medeverdachte01] (hierna: [medeverdachte01] ) om drugs te bestellen. [medeverdachte01] heeft volgens de verklaring en herkenning van [verdachte01] de woning betreden met de verdachte [medeverdachte02] (hierna: [medeverdachte02] ) en een onbekende man. Over wat er zich precies in de woning heeft afgespeeld lopen de verklaringen uiteen maar op enig moment hebben [slachtoffer01] en [getuige01] de woning verlaten, waarna ook [medeverdachte01] , [medeverdachte02] , de onbekende man en [verdachte01] de woning hebben verlaten. [slachtoffer01] is vervolgens op straat beroofd en heeft daarbij hoofdletsel en een schotwond in zijn been opgelopen.
Twee momenten
De rechtbank stelt vast dat in de beroving twee momenten zijn te onderscheiden.
Ten eerste is [slachtoffer01] op de parkeerplaats aan de [adres02] ingesloten en geslagen en geschopt door [medeverdachte01] , [medeverdachte02] , [verdachte01] en de onbekende man. [medeverdachte02] heeft [slachtoffer01] daarbij op zijn hoofd geslagen met de kolf van een pistool en [medeverdachte01] heeft het horloge van de pols van [slachtoffer01] getrokken.
Ten tweede werd [slachtoffer01] aangevallen en achtervolgd door [medeverdachte02] en de onbekend gebleven man. [medeverdachte02] had een pistool in zijn hand. Op de beelden is vervolgens een schot te horen. [verdachte01] stond op dat moment enkele meters bij [slachtoffer01] vandaan. Zij liep naar [slachtoffer01] toe terwijl zij iets riep en naar hem wees. De personen liepen vervolgens het beeld uit en vlak daarna was weer een schot te horen. Op andere camerabeelden is te zien dat [slachtoffer01] na dat tweede schot op de grond viel en te horen is dat hij hard schreeuwde. Dat moet het moment zijn dat [slachtoffer01] door een kogel in zijn onderbeen is geraakt. Te horen is dat [verdachte01] daarna “goed zo” riep en op de beelden is te zien dat één van de mannen over [slachtoffer01] heen boog en iets leek te pakken. [slachtoffer01] heeft in zijn aangifte verklaard dat op dat moment een groot geldbedrag werd weggenomen dat hij in zijn boxershort had verstopt. Uit de beelden blijkt dat [medeverdachte01] bij dit deel van de beroving niet aanwezig was, hij bevond zich op dat moment aan de andere kant van de parkeerplaats en liep weg.
Vervolgens is op de beelden te zien dat [verdachte01] in haar auto stapte en wegreed terwijl de twee andere daders wegliepen. [medeverdachte01] had [verdachte01] een straat verder tot stoppen gemaand en was bij haar in de auto gestapt. Zij zijn kort daarna door de politie aangehouden. In de auto van [verdachte01] is een zwart tasje van [medeverdachte01] aangetroffen. In dat tasje zijn pasjes op naam van [slachtoffer01] aangetroffen.
Medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank was er sprake van een gezamenlijke uitvoering van de beroving en daarmee dus van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte02] , [medeverdachte01] , [verdachte01] en de onbekend gebleven man tijdens het eerste deel van beroving. Ook tijdens het tweede deel van de beroving, waarbij is geschoten, was er naar het oordeel van de rechtbank sprake van medeplegen tussen [medeverdachte02] , [verdachte01] en de onbekende man. Dit leidt de rechtbank af uit het feit dat [verdachte01] ná het eerste schot naar de aangever toe liep waarbij zij naar hem wees en iets riep, en dat zij na het tweede schot “goed zo” riep, waarna de aangever van zijn geld is beroofd. [verdachte01] heeft zich dus niet gedistantieerd van het schieten tijdens de beroving, maar heeft zich er door zo te handelen juist aan gecommitteerd, terwijl voor haar – zeker na het eerste schot – duidelijk moet zijn geweest dat er bij de beroving een vuurwapen zou kunnen worden gebruikt.
Nu [slachtoffer01] niet op alle onderdelen consistent heeft verklaard, gebruikt de rechtbank zijn verklaring alleen voor zover die steun vindt in andere bewijsmiddelen. Met betrekking tot de diefstal van één of meer gouden kettingen is dat niet het geval, zodat de rechtbank dat onderdeel niet bewezen acht.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde kan worden bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 16 september 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, een horloge, en een geldbedrag (van ongeveer € 15.000,00), en enig goed dat aan [slachtoffer01] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- meermalen te slaan en stompen en trappen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer01] en
- met een vuurwapen te slaan op/tegen het hoofd van die [slachtoffer01] en
- die [slachtoffer01] naar de grond te trekken en
- met een vuurwapen kogels af te vuren op of in de richting van die [slachtoffer01] , waarbij die [slachtoffer01] door voornoemde kogel in het been is geraakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
2.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een beroving met geweld. Het slachtoffer is de woning uit gevlucht en hij heeft geprobeerd om bij zijn auto te komen. Op de parkeerplaats werd hij ingesloten door de vier verdachten die vervolgens fors geweld hebben gebruikt. Het slachtoffer is onder andere beroofd van een Rolex horloge – later bleek het om een replica te gaan – en een groot contant geldbedrag.
Een delict als het onderhavige heeft niet alleen een enorme impact op het slachtoffer maar versterkt ook de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. In het bijzonder van de bewoners van de flat die getuige zijn geweest van de beroving die op de parkeerplaats voor de flat plaatsvond. De verdachte heeft zich aanvankelijk niets gelegen laten liggen aan de gevolgen van haar handelen. Zij was kennelijk slechts uit op verdovende middelen en mogelijk financieel gewin. Het gaat om een ernstig delict waartegen streng dient te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
11 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte weliswaar eerder is veroordeeld maar niet voor soortgelijke feiten met ernstig geweld.
7.3.2.
Rapportage
Inforsa, afdeling reclassering, heeft op 25 november 2021 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
De verdachte was voor de huidige tenlastelegging teruggevallen in cocaïne- en alcoholgebruik. Zij heeft sinds september 2021 haar eigen huisvesting en zij krijgt begeleiding van Humanitas. Geadviseerd wordt om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden meldplicht, ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan middelencontrole. De verdachte heeft in haar gesprek laten zien dat zij gemotiveerd is voor gedragsverandering.
Uit een voortgangsverslag dat Fivoor, afdeling reclassering, op 17 oktober 2022 over de verdachte heeft opgemaakt, blijkt het volgende.
De verdachte heeft haar huisvesting kunnen behouden. De ambulante hulpverlening komt minimaal twee keer per week op huisbezoek. De verdachte is gestart met werken, twee ochtenden en twee avonden in de week. De verdachte is voor verdiepingsdiagnostiek en terugvalpreventie aangemeld bij de Parnassia groep. De doelen waar nu aan wordt gewerkt zijn gericht op het stabiliseren van het leven van de verdachte. Voorheen lag de focus van de begeleiding vooral op haar drugsgebruik, nu ze een tijd clean is hoopt Humanitas ook op andere levensgebieden meer te kunnen bereiken.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een gevangenisstraf met een onvoorwaardelijk strafdeel dat langer duurt dan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank wijkt daarmee af van de in principe passende eis van de officier van justitie. Reden hiervoor is dat de rechtbank het onwenselijk acht als de verdachte haar woning, werk en de begeleiding en hulpverlening waarvoor zij nu gemotiveerd is, zou kwijtraken als gevolg van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Als het haar op deze manier lukt haar leven op de rails te krijgen en te houden en zo ook op het rechte pad te blijven, is de samenleving daar ook bij gebaat. In plaats daarvan wordt daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd met een fors voorwaardelijk strafdeel. Dit voorwaardelijke deel dient er ook toe om te voorkomen dat de verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten zal plegen.
De rechtbank zal, zoals door de reclassering is geadviseerd, bij dit voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden opleggen die hierna worden genoemd, met uitzondering van de kortlopende klinische opname. Voor deze voorwaarde ziet de rechtbank geen aanleiding nu die niet aan de schorsing is verbonden en gelet op voornoemd voortgangsverslag van
17 oktober 2022 daarvoor geen noodzaak bestaat.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer01] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 19.596,60 aan materiële schade en een vergoeding van € 17.583,- aan immateriële schade.
De materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • dertien dagen ziekenhuisopname à € 31,- = € 403,-;
  • eigen risico van de zorgverzekering, € 265,85;
  • ontvreemd contant geld, € 14.750,-;
  • ontvreemd replica Rolex horloge, € 177,75;
  • ontvreemde gouden ketting, € 4.000,-.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de posten die zien op het ontvreemde geld en het horloge. De waarde van de gouden ketting zou geschat moeten worden op een bedrag van € 1.000,-. Voor het overige zou de benadeelde partij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in de vordering, nu die posten zien op schade als gevolg van het schieten.
8.2.
Standpunt verdediging
De benadeelde partij zou niet-ontvankelijk moeten worden verklaard ten aanzien van de delen van de vordering die zien op schade die is veroorzaakt door het schieten, omdat de verdachte daar geen aandeel in heeft gehad. Ten aanzien van de posten die zien op het contante geld en de ketting dient de benadeelde partij eveneens niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu niet is gebleken dat die spullen weg zijn genomen.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
Zoals hiervoor is overwogen heeft de verdachte een aandeel in beide delen van de beroving gehad. Dit betekent dat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank verantwoordelijk kan worden gehouden voor zowel de geleden schade als gevolg van het schieten, alsook voor de geleden schade als gevolg van het wegnemen van de spullen. Nu de verdachte is vrijgesproken van diefstal van een gouden ketting, kan de vordering ten aanzien van dat onderdeel niet worden toegewezen.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet (voldoende gemotiveerd) is weersproken, zal de vordering waar die ziet op de medische kosten, het contante geld en het horloge worden toegewezen.
De benadeelde partij zal in de vordering ten aanzien van de kostenpost die ziet op de ketting niet-ontvankelijk worden verklaard.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit ook rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde op grond van artikel 6:106 BW recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, voor zover één van de in dit artikel (onder a-c) genoemde gevallen zich voordoet.
Artikel 6:106, aanhef en onder b, BW geeft recht op vergoeding van andere schade dan vermogensschade indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen. Daarvan is bij de benadeelde sprake.
Ook voor de beoordeling van de gevorderde immateriële schade wordt een onderscheid gemaakt tussen het eerste en het tweede deel van de beroving. Tijdens het eerste deel van de beroving is [slachtoffer01] op zijn hoofd geslagen waarbij hij een wond heeft opgelopen. Tijdens het tweede deel van de beroving is [slachtoffer01] beschoten waarbij hij een schotverwonding en botbreuk in zijn rechterbeen heeft opgelopen.
De schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid voor het eerste deel van de beroving worden vastgesteld op
€ 1.000,- en voor het tweede deel van de beroving op € 4.000,-. Omdat is vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij beide delen van de beroving, zal de vordering tot een bedrag van € 5.000,- worden toegewezen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Nader onderzoek naar de omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 16 september 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 20.596,60 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 7 oktober 2019 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van het overtreden van de Wet wapens en munitie en de Opiumwet veroordeeld – voor zover van belang – tot een taakstraf van 60 uur, waarvan een gedeelte groot 30 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 22 oktober 2019.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich niet over de vordering uitgelaten.
9.4.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat zij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
20 (twintig) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij GGZ Fivoor, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van GGZ Rivierlanden of een soortgelijke zorgverlener voor verdiepingsdiagnostiek en een eventueel daaruit voortvloeiende behandeling en terugvalpreventie, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorgverlener verantwoord vindt, het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
3. de veroordeelde werkt mee en stelt zich begeleidbaar op richting Humanitas of een soortgelijke instelling voor ambulante (woon-)begeleiding ;
4. de veroordeelde zal ten behoeve van het beheersen van het middelengebruik meewerken aan controles op het gebruik van alcohol en drugs, de reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controles;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, zo dat als en voor zover de één betaalt de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 20.596,60 (zegge: twintigduizend vijfhonderdzesennegentig euro en zestig cent), bestaande uit € 15.596,60 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade (waarvan € 4.000,- hoofdelijk met de mededader [medeverdachte02] en € 1.000,- hoofdelijk met de mededaders [medeverdachte02] en [medeverdachte01] ), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer01] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer01] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 20.596,60(hoofdsom,
zegge: twintigduizend vijfhonderdzesennegentig euro en zestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 20.596,60 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
137 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , waaronder begrepen betaling door haar mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot
30 (dertig) uur, van de bij vonnis van 7 oktober 2019 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde
taakstraf,waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 15 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. A.M.G. van de Kragt en E. IJspeerd, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 16 september 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven met een vuurwapen een of meer kogels heeft afgevuurd op of in de richting van die [slachtoffer01] , waarbij die [slachtoffer01] door voornoemde kogel(s) tegen het hoofd en/of in het been, althans tegen/in het lichaam, is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte01] en/of een of meer onbekend gebleven medeverdachten op of omstreeks 16
september 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01]
opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven met een vuurwapen een of meer kogels heeft afgevuurd op of in de richting van die [slachtoffer01] , waarbij die [slachtoffer01] door voornoemde kogel(s) tegen het hoofd en/of in het been, althans tegen/in het lichaam, is geraakt, is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 16 september 2021 te Rotterdam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door die [medeverdachte01] en/of die een of meer onbekend gebleven medeverdachten per auto vanaf de plaats van het misdrijf te vervoeren;
2.
zij op of omstreeks 16 september 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een horloge, een of meer kettingen en/of een geldbedrag (van ongeveer € 15.000,00), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of stompen en/of trappen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer01] en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen te slaan op/tegen het hoofd van die [slachtoffer01] en/of
- die [slachtoffer01] naar de grond te trekken en/of
- met een vuurwapen een of meer kogels af te vuren op of in de richting van die [slachtoffer01] , waarbij die [slachtoffer01] door voornoemde kogel(s) tegen het hoofd en/of in het been, althans tegen/in het lichaam, is geraakt.