In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling. De verdachte, geboren in Polen en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft zich verdedigd tegen een aanval in zijn eigen huis. De officier van justitie eiste een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de verdachte in zijn kamer lag te slapen toen de aangever hem aanviel. Na een eerste aanval door de aangever, die met een keukenmes gewapend was, heeft de verdachte zich verdedigd met een mes. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen, maar dat hij zich enkel heeft verdedigd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag en heeft geoordeeld dat het bewezen verklaarde feit niet strafbaar is, waardoor de verdachte van alle rechtsvervolging is ontslagen. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.