In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een praktijk voor psychotherapie, aangeduid als [eiseres01], en een cliënt, aangeduid als [gedaagde01]. De eiseres vorderde betaling van een factuur van € 2.820,48 voor geleverde zorg, terwijl de gedaagde betwistte dat dit bedrag correct was. De gedaagde had eerder aangegeven dat zij ontevreden was over de zorg en dat de factuur niet klopte, wat leidde tot een onderzoek door haar zorgverzekeraar, Zilveren Kruis. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 mei 2022 heeft de gedaagde haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat de gedeclareerde tijd niet overeenkwam met de daadwerkelijk ontvangen zorg. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde voldoende bewijs heeft geleverd dat de declaratie onrechtmatig was, en heeft de vordering van de eiseres tot betaling van het volledige bedrag afgewezen. Uiteindelijk is de kantonrechter tot de conclusie gekomen dat de gedaagde een bedrag van € 1.642,50 aan de eiseres moet betalen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten, maar dat de wettelijke rente niet toewijsbaar was omdat er geen sprake was van een handelsovereenkomst. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij haar eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.