ECLI:NL:RBROT:2022:9488

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
9573256 \ CV EXPL 21-40038
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgkosten en beoordeling van declaratie door zorgverzekeraar

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een praktijk voor psychotherapie, aangeduid als [eiseres01], en een cliënt, aangeduid als [gedaagde01]. De eiseres vorderde betaling van een factuur van € 2.820,48 voor geleverde zorg, terwijl de gedaagde betwistte dat dit bedrag correct was. De gedaagde had eerder aangegeven dat zij ontevreden was over de zorg en dat de factuur niet klopte, wat leidde tot een onderzoek door haar zorgverzekeraar, Zilveren Kruis. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 mei 2022 heeft de gedaagde haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat de gedeclareerde tijd niet overeenkwam met de daadwerkelijk ontvangen zorg. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde voldoende bewijs heeft geleverd dat de declaratie onrechtmatig was, en heeft de vordering van de eiseres tot betaling van het volledige bedrag afgewezen. Uiteindelijk is de kantonrechter tot de conclusie gekomen dat de gedaagde een bedrag van € 1.642,50 aan de eiseres moet betalen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten, maar dat de wettelijke rente niet toewijsbaar was omdat er geen sprake was van een handelsovereenkomst. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij haar eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9573256 \ CV EXPL 21-40038
datum uitspraak: 4 november 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01],
gevestigd te [vestigingsplaats01],
eiseres,
gemachtigde: Nova Legal B.V. te Groningen,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.O.A. Koekoek te Rotterdam.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 29 november 2021, met producties 1 tot en met 10;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 6;
  • de brief van 14 maart 2022 van de rechtbank, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte overlegging producties van de zijde van [eiseres01] , met producties 10 en 11.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 mei 2022. Namens [eiseres01] is [naam01] verschenen, bijgestaan door [naam02] namens de gemachtigde van [eiseres01] . [gedaagde01] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. Koekoek.
1.3.
Na de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter op 11 mei 2022 twee e-mails met bijlagen ontvangen van de gemachtigde van [eiseres01] . De bijlagen betroffen uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel ten aanzien van [eiseres01] en van [bedrijf01]
1.4.
Op 10 juni 2022 is ter griffie van de rechtbank een e-mail van de zijde van [gedaagde01] ontvangen, met als bijlage de conclusie van zorgverzekeraar Zilveren Kruis (hierna: Zilveren Kruis) omtrent de door haar uitgevoerde dossiercontrole.
1.5.
Bij rolbeslissing van 1 juli 2022 is [eiseres01] in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de e-mail met bijlagen van [gedaagde01] .
1.6.
[eiseres01] heeft op 7 september 2022 een akte uitlating genomen, met als bijlagen de producties 13 tot en met 18.
1.7.
Per brief van 3 oktober 2022 heeft [gedaagde01] gereageerd op de in r.o. 1.6 genoemde akte uitlating.

2..De feiten

2.1.
[eiseres01] is een praktijk voor psychotherapie.
2.2.
Enig aandeelhouder en bestuurder van [eiseres01] is [bedrijf01] Enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf01] is [naam03] .
2.3.
In de periode van 5 oktober 2020 tot en met 25 januari 2021 heeft [eiseres01] [gedaagde01] behandeld op het gebied van gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg.
2.4.
Op 31 december 2020 heeft [gedaagde01] [eiseres01] te kennen gegeven dat zij stopt met haar behandeling.
2.5.
Per e-mail van 6 mei 2021 heeft [eiseres01] een op 2 februari 2021 gedateerde factuur van € 2.820,48 aan [gedaagde01] gestuurd. De factuur ziet op 325 minuten aan directe behandeltijd en 485 minuten aan indirecte behandeltijd, een totaal van 810 minuten aan behandeltijd. In de voornoemde e-mail is een vervaldatum van 5 mei 2021 vermeld.
2.6.
[eiseres01] heeft per e-mail van 7 mei 2021 aan [gedaagde01] te kennen gegeven dat de in 2.5 genoemde vervaldatum onjuist is en dat de vervaldatum 5 juni 2021 moet zijn.
2.7.
Per brief van 7 mei 2021 heeft [gedaagde01] aan [eiseres01] bericht dat de hoogte van het factuurbedrag niet klopt. Volgens [gedaagde01] is het op de factuur genoemde aantal minuten onjuist. Daarnaast is zij ontevreden over de zorg en behandeling die zij heeft ontvangen.
2.8.
Op 27 mei 2021 heeft [gedaagde01] haar medisch dossier bij [eiseres01] opgehaald.
2.9.
Op 1 juli 2021 heeft de gemachtigde van [gedaagde01] Zilveren Kruis het volgende, voor zover van belang, bericht:
“Zij heeft vier maal persoonlijk een gesprek gehad: één intake op 19 oktober 2020 en drie consulten op 19 november, 1 en 15 december 2020. De intake zou 45 minuten hebben geduurd en voor de consulten was steeds 45 minuten uitgetrokken. Bij elkaar dus 180 minuten, drie uur.
[eiseres01] brengt haar via factuur 434968 een bedrag van € 2.820,48 in rekening. De factuur vermeldt dat [eiseres01] 325 directe minuten en 485 Indirecte minuten, totaal 810 minuten, totaal 13,5 uur, aan [gedaagde01] besteed zou hebben. Er zit dus een enorm verschil tussen wat [gedaagde01] werkelijk aan zorg heeft ontvangen en wat de zorgverlener aan haar in rekening brengt. Zij heeft daarom grote twijfels aan de juistheid van de declaratie en zij vermoedt dat haar zorgverlener haar probeert op te lichten. En ook u, omdat u een deel van de declaratie heeft vergoed (€ 1.756,46).
Daarom verzoekt zij u om een oordeel te geven over de declaratie in relatie tot de verleende zorg en overlegt hiertoe het zorgdossier met urenverantwoording, zoals zij dat van [eiseres01] heeft gekregen.”
2.10.
Naar aanleiding van het in r.o. 2.9 genoemde verzoek is Zilveren Kruis een onderzoek gestart.
2.11.
Per e-mails van 29 juli 2021 en 27 oktober 2021 heeft de gemachtigde van [gedaagde01] [eiseres01] te kennen gegeven dat zij in afwachting van het onderzoek door Zilveren Kruis niet tot betaling van de factuur overgaat. Indien [gedaagde01] iets verschuldigd zou zijn, dan is zij bereid enkel haar eigen risico te betalen.
2.12.
Op enig moment heeft [gedaagde01] een bedrag van € 1.756,46 van Zilveren Kruis uitgekeerd gekregen.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres01] eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 3.501,26 met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten en nakosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiseres01] baseert haar eis op het volgende. [gedaagde01] is uit hoofde van een behandelovereenkomst op het gebied van gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg gehouden tot betaling van de factuur van 2 februari 2021 ten bedrage van € 2.820,48. Omdat betaling ondanks diverse sommaties daartoe is uitbleven, heeft [eiseres01] haar vordering ter incasso uit handen moeten geven en zijn buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. De daaraan verbonden kosten van € 492,53 komen op grond van artikel 6:96 lid 2 BW voor rekening van [gedaagde01] . De hoofdsom dient vermeerderd te worden met de wettelijke handelsrente van € 188,25, berekend tot de dag van dagvaarding. De gevorderde hoofdsom, buitengerechtelijke kosten en wettelijke handelsrente bedragen in totaal € 3.501,26 (€ 2.820,48 + € 492,53 + € 188,25). Ten slotte is [gedaagde01] de proceskosten en nakosten verschuldigd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres01] in haar vorderingen, dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiseres01] in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

hoofdsom
4.1.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde01] uit hoofde van de behandelovereenkomst gehouden is tot betaling van het gefactureerde bedrag van € 2.820,48.
4.2.
[eiseres01] heeft gesteld dat zij een dossier heeft bijgehouden waarin elke behandelafspraak en administratieve taak is omschreven. Volgens [eiseres01] betrof het een complex behandeltraject van [gedaagde01] . Voor zover de factuur niet juist zou zijn opgemaakt, had het op de weg van [gedaagde01] gelegen haar standpunt nader met bewijsstukken te onderbouwen, aldus [eiseres01] .
4.3.
[gedaagde01] heeft aangevoerd dat het haar vreemd voorkomt dat [eiseres01] voor een intakegesprek en drie consulten van in totaal 180 minuten een factuur stuurt voor 810 minuten. Dat [gedaagde01] haar twijfels omtrent de juistheid van de gedeclareerde tijd niet heeft onderbouwd, is onjuist. Zij heeft Zilveren Kruis verzocht een oordeel te geven over de declaratie in relatie tot de verleende zorg, maar doordat [eiseres01] dit onderzoek niet heeft willen of durven afwachten ontneemt zij [gedaagde01] de kans om haar gelijk aan te tonen. Als [gedaagde01] al een bedrag verschuldigd zou zijn, dan is dat niet meer dan het eigen risico.
4.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde01] erkend dat naast directe behandeltijd ook indirecte behandeltijd nodig is geweest. Dit betekent dat het verweer van [gedaagde01] dat de behandeltijd niet meer dan 180 minuten kan inhouden, niet wordt gehandhaafd.
4.5.
Na afloop van de zitting heeft [gedaagde01] op 10 juni 2022 een e-mail van Zilveren Kruis in het geding gebracht. In deze e-mail staat vermeld dat de Zorginhoudelijk Adviseur van Zilveren Kruis het dossier van [gedaagde01] heeft beoordeeld en geconcludeerd heeft dat de declaratie van 810 minuten door [eiseres01] onrechtmatig is. Volgens Zilveren Kruis vallen de minuten die zij als feitelijk geleverd heeft beoordeeld, bij elkaar opgeteld onder de productgroep met een tarief van € 1.390,17. Door [eiseres01] is een bedrag van € 1.430,31 onrechtmatig in rekening gebracht, aldus Zilveren Kruis.
4.6.
Bij akte uitlating heeft [eiseres01] de hiervoor genoemde beoordeling van Zilveren Kruis betwist. [eiseres01] heeft gesteld dat zij zich niet aan de indruk kan onttrekken dat Zilveren Kruis probeert op de stoel van de zorgverlener te gaan zitten door invulling te geven aan de werkzaamheden van [eiseres01] en de regels van de Nederlandse Zorgautoriteit. Door Zilveren Kruis zijn op vier punten minuten (deels) afgekeurd en onrechtmatig geacht, maar die beoordeling wordt door [eiseres01] betwist. Volgens [eiseres01] maakt Zilveren Kruis misbruik van haar machtspositie en wordt een dispuut tussen [eiseres01] en Zilveren Kruis over een materiële controle uit 2018 erbij betrokken. [eiseres01] heeft te kennen gegeven dat zij opnieuw in bezwaar zal gaan tegen het eindoordeel van Zilveren Kruis. Zij handhaaft haar vordering in de onderhavige procedure.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde01] haar standpunt dat [eiseres01] ten onrechte teveel minuten in rekening heeft gebracht, met de e-mail van 10 juni 2022 van Zilveren Kruis voldoende heeft onderbouwd. Hoewel [eiseres01] de beoordeling van Zilveren Kruis betwist, is vooralsnog niet gebleken dat haar (voornemen tegen het maken van) bezwaar tegen de conclusie van Zilveren Kruis tot een andere beslissing heeft geleid. Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat de vordering van [eiseres01] slechts kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.390,17 en dat de vordering voor het overige moet worden afgewezen. In het midden kan blijven welke behandeltijd voor en na 31 december 2020 in rekening is gebracht.
buitengerechtelijke incassokosten
4.8.
[eiseres01] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [eiseres01] , althans haar gemachtigde, heeft op 20 oktober 2021 aan [gedaagde01] een aanmaning verzonden, die voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen. Aangezien [gedaagde01] hieromtrent geen verweer heeft gevoerd, zal van de ontvangst van deze aanmaning door haar worden uitgegaan. Daarnaast staat vast dat [gedaagde01] niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn tot volledige betaling van de gevorderde hoofdsom is overgegaan. Op basis van de toewijsbare hoofdsom van € 1.390,17 is volgens het Besluit een bedrag van € 252,32 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar.
rente
4.9.
De gevorderde wettelijke rente in de zin van artikel 6:119a BW over de hoofdsom is niet toewijsbaar, omdat geen sprake is van een handelsovereenkomst. Nu onduidelijk is of het in de dagvaarding vermelde bedrag van € 188,25 wettelijke rente in de zin van artikel 6:119a BW of artikel 6:119 BW betreft, wordt de wettelijke rente over het bedrag van € 1.390,17 slechts toegewezen vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, zoals in de beslissing vermeld.
4.10.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is niet toewijsbaar, omdat niet is gesteld of gebleken dat de kosten vóór dagvaarding dan wel vóór de ingebrekestelling door [eiseres01] zijn betaald aan de gemachtigde.
conclusie
4.11.
Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien betekent dat [gedaagde01] een bedrag van € 1.642,50 (€ 1.390,18 + € 252,32) aan [eiseres01] moet betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.390,17 vanaf de dag van dagvaarding.
proceskosten
4.12.
Omdat partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld, wordt aanleiding gezien de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.13.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiseres01] te betalen € 1.642,50 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 1.390,17 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
[46009]