ECLI:NL:RBROT:2022:9464

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
10/329372-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak misleiding en bezit kinderpornografisch materiaal, bewezenverklaring ontuchtige handelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 augustus 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1995, die werd beschuldigd van misleiding, bezit van kinderpornografisch materiaal en ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de misleiding en het bezit van kinderpornografisch materiaal, omdat de verklaringen van het slachtoffer niet voldoende werden ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer over misleiding niet wettig en overtuigend kon worden bewezen, aangezien er onvoldoende bewijs was dat de verdachte zich had voorgedaan als een andere persoon. Evenzo kon niet worden vastgesteld dat de verdachte opzet had op het bezit van kinderpornografisch materiaal, omdat hij verklaarde dat hij deze afbeeldingen had ontvangen in een groepschat en deze had verwijderd toen hij zich bewust werd van hun aard.

De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een minderjarige, geboren in 2007. De verdachte heeft het slachtoffer op 4 december 2021 meermalen met zijn vingers en penis in de vagina van het slachtoffer binnengedrongen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. Tevens is de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven en is er een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gedaan, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/329372-21
Datum uitspraak: 23 augustus 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1995,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
raadsvrouw mr. S.M. Hoogenraad, advocaat te Zoetermeer.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 augustus 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 2 (misleiding)
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte heeft het slachtoffer gevraagd om naaktfoto’s te sturen. Het slachtoffer heeft deze naaktfoto’s ook daadwerkelijk gestuurd, op aandringen van de verdachte en omdat ze bang was om de verdachte kwijt te raken. De verdachte heeft het slachtoffer hierbij misleid, door een andere identiteit aan te nemen en zich voor te doen als een jongen van achttien jaar.
4.1.2.
Beoordeling
Het slachtoffer heeft verklaard dat zij op verzoek van de verdachte naaktfoto’s naar hem heeft gestuurd, onder andere van haar vagina, haar borsten en haar billen. Zij heeft hierbij verklaard dat de verdachte haar heeft misleid tot het sturen van deze foto’s, door zich voor te doen als [naam01] , van achttien jaar oud. De verdachte heeft op zitting verklaard dat hij naaktfoto’s van het slachtoffer heeft ontvangen en dat hij foto’s van zijn geslachtsdeel naar het slachtoffer heeft gestuurd, maar ontkent dat hij zich heeft voorgedaan als een ander.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van het slachtoffer met betrekking tot het misleiden onvoldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Dat de verdachte zou hebben gezegd dat hij achttien jaar oud was, blijkt alleen maar uit de verklaring van het slachtoffer. Het kan heel goed dat het waar is wat zij zegt. Echter, de enkele verklaring van het slachtoffer is wettelijk gezien - nu het daarbij gaat om één bewijsmiddel, waar de wet er tenminste twee eist om tot een bewezenverklaring te komen - onvoldoende om misleiding bewezen te kunnen achten. Weliswaar heeft de verdachte verklaard dat hij na de seksuele handelingen heeft aangegeven dat hij [naam01] heette, maar uit het dossier valt niet af te leiden op welk moment hij dat tegen het slachtoffer heeft gezegd en evenmin of dit voorafgaand aan het versturen van de naaktfoto’s is geweest. Er is derhalve al met al onvoldoende wettig bewijs voor dit feit.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak feit 3 (bezit kinderpornografisch materiaal)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Op de telefoon van de verdachte zijn kinderpornografische afbeeldingen aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij de afbeeldingen in de ten laste gelegde periode heeft verkregen. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de verdachte deze afbeeldingen heeft opgeslagen op zijn telefoon, voordat deze zijn verplaatst naar de folder ‘ [naam folder01] ’. Gelet op het voorgaande heeft de verdachte de kinderpornografische afbeeldingen in de ten laste gelegde periode in zijn bezit gehad.
4.2.2.
Beoordeling
Na de aanhouding van de verdachte op 6 december 2021 is de mobiele telefoon van de verdachte aangetroffen en in beslag genomen. Op deze telefoon zijn 289 videobestanden en 12.880 foto’s aangetroffen. Van die afbeeldingen zijn er 52 als kinderpornografisch gedefinieerd.
De 52 afbeeldingen bevindingen zich in de subfolder ‘ [naam folder01] ’. Dit betreft een verborgen folder waar het toestel automatisch [naam folder01] in bewaart van foto- en videobestanden die in de DCIM folder – een folder waarin de gebruiker alle foto- en videobestanden via de galerij kan bekijken – staan opgeslagen.
Een thumbnail is een verkleinde afbeelding van het originele foto- of videobestand. Een thumbnail in de subfolder ‘ [naam folder01] ’ wordt pas aangemaakt op het moment dat het originele bestand in de DCIM folder is opgeslagen. Het toestel maakt gebruik van [naam folder01] om op een snelle manier alle foto- en videobestanden weer te geven op het moment dat een gebruiker de galerij van het toestel opent. Zodra de gebruiker een foto- of videobestand aan klikt, zal pas het originele bestand worden geopend. Op het moment dat een gebruiker het originele foto- of videobestand verwijdert, zal de onderliggende thumbnail in de folder ‘ [naam folder01] ’ blijven staan. Deze folder is niet standaard benaderbaar voor de gebruiker. De gebruiker zal hiervoor de instelling ‘verborgen bestanden weergeven’ in het toestel moeten hebben ingeschakeld.
De verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie en op zitting verklaard dat hij deelnemer was van een groepschat en dat hij in deze chat veel afbeeldingen heeft ontvangen. Deze afbeeldingen heeft hij opgeslagen op zijn telefoon en later teruggekeken. Op het moment dat hij zag dat een deel van deze afbeeldingen kinderpornografisch materiaal bevatte, heeft hij deze afbeeldingen direct verwijderd, aldus de verdachte.
Gelet op de verklaring van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de kinderpornografische afbeeldingen wel (en in de ten laste gelegde periode) in zijn bezit heeft gehad. Echter, niet kan worden vastgesteld dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het bezit van die afbeeldingen. De verklaring van de verdachte dat hij de afbeeldingen eerst heeft opgeslagen en vervolgens heeft verwijderd, wordt ondersteund door het proces-verbaal waarin staat beschreven dat de afbeeldingen alleen in de folder ‘ [naam folder01] ’ staan, die niet zonder meer bereikbaar is. Verder wordt de verklaring van de verdachte dat hij bij het opslaan van de afbeeldingen niet wist dat het om kinderpornografische afbeeldingen ging en dat hij ze kort daarna heeft verwijderd toen hij zag dat daarvan sprake was, niet weerlegd door overige bewijsmiddelen uit het dossier.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering feit 1 (ontuchtige handelingen)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken, namelijk ten aanzien van het met de penis binnendringen in de vagina en tussen de schaamlippen. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte weliswaar bij de politie heeft verklaard dat hij met zijn penis tussen de schaamlippen van het slachtoffer is geweest, maar dat deze verklaring niet kan worden gebruikt voor het bewijs. De verdachte is licht verstandelijk beperkt, zijn advocaat is tijdens het verhoor weggegaan en de verdachte verklaart zelf dat hij deze bewoordingen niet zo heeft geuit en dat hij zijn verklaring achteraf niet heeft teruggelezen. Het dossier bevat verder geen steunbewijs, nu er geen DNA van de verdachte is aangetroffen op of in het lichaam van het slachtoffer. Ten aanzien van het binnendringen met de vingers refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank verwerpt het verweer en acht zowel bewezen dat de verdachte zijn vingers in de vagina heeft gebracht, als het brengen van zijn penis tussen de schaamlippen van de vagina.
Het slachtoffer heeft verklaard dat de verdachte op 4 december 2021 meermalen met zijn vingers en zijn penis in haar vagina is binnengedrongen.
De verdachte heeft in zijn tweede verhoor bij de politie zowel verklaard dat hij het slachtoffer meermaals heeft gevingerd, als dat hij met zijn penis tussen de schaamlippen van het slachtoffer is gegaan. Anders dan is aangevoerd door de verdediging, acht de rechtbank deze verklaring met betrekking tot het brengen van de penis tussen de schaamlippen betrouwbaar.
De verdachte heeft tijdens het verhoor (deels - met instemming van de raadsman - telefonisch) bijstand gehad van zijn advocaat. De verdachte en zijn advocaat hebben ten aanzien van dit onderdeel van het verhoor geen opmerkingen gemaakt en niet opgemerkt dat er onjuiste bewoordingen zouden zijn opgenomen in het proces-verbaal. Tot slot is door de beide verbalisanten op ambtsbelofte respectievelijk ambtseed in het proces-verbaal betreffende het verhoor opgenomen dat de verdachte zijn verklaring heeft ondertekend, nadat hij deze verklaring heeft doorgelezen en met deze verklaring heeft ingestemd.
De rechtbank zal deze verklaring derhalve gebruiken voor het bewijs.
4.3.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
op 4 december 2021
te Rotterdam, met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] -2007, die de leeftijd van twaalf jaren,
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , te weten het meermalen brengen van zijn, verdachtes, vingers en penis in de vagina, althans
tussen de schaamlippen van de vagina, van die [slachtoffer01] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging vanwege de afwezigheid van alle schuld. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte verontschuldigbaar heeft gedwaald met betrekking tot de leeftijd van het slachtoffer. De verdachte heeft verklaard dat hij naar de leeftijd van het slachtoffer heeft gevraagd en dat zij toen antwoordde dat zij achttien jaar oud was.
6.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt het volgende voorop. Artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht heeft als doel het beschermen van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen moeten worden geacht niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken. De minderjarigheid is in dit artikel een geobjectiveerd bestanddeel. Dit houdt in dat het bestanddeel bewezen is als komt vast te staan dat de minderjarige tussen de twaalf en zestien jaar oud was. De leeftijd is als geobjectiveerd bestanddeel in dit wetsartikel opgenomen ter bescherming van minderjarigen, ook tegen verleidingen die van henzelf kunnen uitgaan. De vraag of de verdachte al dan niet wist hoe oud het slachtoffer in de onderhavige zaak was, is derhalve voor een bewezenverklaring niet van belang. Dat laat onverlet dat de verdachte een verweer kan voeren ten aanzien van zijn strafbaarheid.
Een beroep op afwezigheid van alle schuld, dat wil zeggen op het ontbreken van alle strafrechtelijke relevante verwijtbaarheid, zal, naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, alleen in uitzonderlijke gevallen kunnen slagen. Dit betekent in het onderhavige geval dat de verdachte de verplichting had om een zeer gedegen onderzoek te doen naar de werkelijke leeftijd van het slachtoffer, bijvoorbeeld door de te vragen naar een officieel legitimatiebewijs. Zo’n onderzoek heeft de verdachte niet verricht. Niet gebleken is dat de verdachte zich op enige wijze heeft ingespannen om zekerheid te krijgen over haar leeftijd.
Het slachtoffer heeft zelf verklaard dat zij heeft aangegeven dat zij veertien jaar oud was. De verdachte heeft weliswaar verklaard dat het slachtoffer desgevraagd heeft aangegeven dat zij achttien jaar oud was, maar dit is - gelet op het vorenstaande - onvoldoende om het verweer te honoreren.
Om die reden is geen sprake van afwezigheid van alle schuld en wordt het verweer verworpen.
6.3.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met een destijds veertienjarig meisje. Hij heeft het slachtoffer gevingerd en is met zijn penis tussen de schaamlippen van de vagina gegaan.
De verdachte heeft met de bewezen verklaarde handelingen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van een minderjarige. In zijn algemeenheid wordt dit door slachtoffers als (zeer) ingrijpend ervaren en kan dit nadelige fysieke en/of psychische gevolgen van mogelijk lange duur met zich mee brengen. Kinderen van deze jonge leeftijd - en met name wanneer zij zich in de puberteit bevinden - bevinden zich nog volledig in de fase van hun (psycho)seksuele ontwikkeling en de verdachte heeft met zijn handelen bewerkstelligd dat zij dit niet in haar eigen tempo kon doormaken. In plaats van zijn verantwoordelijkheid als volwassene te nemen heeft hij zich kennelijk laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en heeft hij de bevrediging daarvan vooropgesteld, zonder zich iets gelegen te laten liggen aan de gevolgen die dit op latere leeftijd voor zijn slachtoffer zou kunnen hebben. De ervaring leert dat seksueel misbruik van kinderen kan leiden tot grote psychische schade, waaronder verstoring van de seksuele ontwikkeling van de slachtoffers.
Daarnaast kan seksueel misbruik ook grote gevolgen hebben voor de naasten van het slachtoffer, zoals ook is gebleken uit de slachtofferverklaring die op de zitting is uitgesproken door haar vader. De rechtbank neemt dit alles de verdachte zeer kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 juni 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederlandheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 mei 2022. Dit rapport houdt – kort weergegeven – het volgende in.
Naar de inschatting van de reclassering blijft de delictgerelateerde factor het psychosociaal functioneren van de verdachte. De LVB-problematiek, die eerder vastgesteld is door stichting Pameijer, kan tijdens de onderhavige feiten een ontremmende werking gehad hebben op zijn seksuele zelfregulatie. De reclassering stelt dat de symptomen van de parafilie eenmalig of voor een slechts korte tijd zijn voorgekomen bij de verdachte en dat de reclassering niet kan spreken van een parafiele stoornis en/of een seksuele disfunctie. Om de risico's op het gebied van zedendelicten te beperken, wordt een ambulante behandeling met aanvullende diagnostiek bij De Waag expliciet opgenomen in de bijzondere voorwaarden. De ambulante behandeling kan de zienswijze van de verdachte omtrent relaties, seksualiteit en besluitvorming bijstellen, waardoor de kans op recidive afneemt.
Het risico op recidive en letselschade wordt ingeschat als gemiddeld. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke zorgverlener, begeleid wonen of maatschappelijke opvang bij stichting Pameijer, een contactverbod met [slachtoffer01] en het geven van openheid over het aangaan en onderhouden van (partner)relaties.
Psycholoog [naam02]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 maart 2022. Dit rapport houdt – kort weergegeven – het volgende in.
In dit onderzoek worden meerdere aanwijzingen gezien die wijzen op de aanwezigheid van een licht verstandelijke beperking. De verdachte oogt jonger dan zijn kalenderleeftijd en zijn intelligentie wordt gemiddeld of lager ingeschat. De verdachte kreeg tot recentelijk zo’n zeven jaar begeleiding vanuit een organisatie gespecialiseerd in mensen met een verstandelijke beperking (stichting Pameijer), onder andere vanwege zijn ODD. De verdachte heeft hier ook langdurig begeleid gewoond.
Zijn begeleider geeft aan dat er bij Pameijer eerder een licht verstandelijke beperking
is vastgesteld. Dit onderzoek is inmiddels verjaard, maar een diagnose met een ontwikkelingsstoornis zoals LVB is in principe blijvend. De verdachte kwam niet mee op regulier onderwijs, had op speciaal onderwijs ook moeite om mee te komen en na de middelbare school is hem ontraden om een MBO-opleiding te doen. De screener op LVB wijst niet op verder onderzoek naar verminderde cognitieve capaciteiten. De verdachte geeft echter aan dat dezelfde screener twee weken voor het huidige onderzoek is afgenomen. Deze uitkomst toonde wel dat er mogelijk sprake zou kunnen zijn van een LVB. Deze uitkomsten zijn tegenstrijdig, wat mogelijk verklaarbaar is door een leereffect waardoor de verdachte de tweede keer hoger scoorde.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Nu de rechtbank enkel tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit komt, acht de rechtbank oplegging van een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist passend en geboden.
De verdediging heeft verzocht om, bij een eventuele veroordeling, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die uitgaat boven het voorarrest achterwege te laten. Gelet op de ernst van het feit bestaat hiervoor geen aanleiding. Wel zal de rechtbank, nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer01] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert, na verhoging van de vordering op de zitting, een vergoeding van € 3.172,80 aan materiële schade en een vergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade. Tevens is een vergoeding van de proceskosten ter hoogte van € 5.364,- gevorderd.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering tot schadevergoeding bepleit, met toepassing van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het materiële deel van de vordering dient te worden afgewezen en subsidiair dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De schade aan de kleding en de telefoon houdt geen rechtstreeks verband met de ten laste gelegde feiten en de reiskosten zijn niet (voldoende) onderbouwd. Ten aanzien van het immateriële deel heeft de verdediging primair verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, nu dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Subsidiair dient de vordering aanzienlijk te worden gematigd.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering zal gedeeltelijk worden toegewezen ten aanzien van de reiskosten. Het deel van de reiskosten dat ziet op de reis naar de politie op 5 december 2022 zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren, nu de politie op 5 december 2022 naar de benadeelde partij toe is gegaan en de benadeelde partij daardoor zelf geen reiskosten heeft gemaakt.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de kleding en de telefoon zal tevens niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit en de schade onvoldoende is onderbouwd.
Immateriële schade
Voorts is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.000,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Verletkosten vader
De benadeelde partij heeft € 1.000,- gevorderd als verplaatste schade, omdat haar vader door de verhoren bij de politie en de ziekenhuisbezoeken niet heeft kunnen werken.
Met de invoering van de Wet affectieschade per 1 januari 2019 is het in het strafrecht mogelijk geworden dat personen die verplaatste schade hebben geleden, die schade vorderen binnen het strafproces. Verplaatste schade betreft kosten gemaakt door derden ten behoeve van het slachtoffer. De aanspraak bestaat slechts voor zover het gaat om schade die zich van de gekwetste naar de derde heeft verplaatst.
Gederfde inkomsten betreft geen schade die van de benadeelde partij naar haar vader is verplaatst. In de oorspronkelijke redactie kende artikel 107 lid 1 BW weliswaar een onderdeel d waarin gederfd inkomen uitdrukkelijk werd genoemd als één van de voor vergoeding in aanmerking komende schadeposten. Daarbij werd in de MvT opgemerkt dat de vergoedbaarheid van de schade die een familielid van de benadeelde zou lijden als hij gedurende bepaalde tijd zijn werk opgeeft om zelf de verpleging van de benadeelde op zich te nemen, niet onduidelijk mag zijn. Nu het voornoemde onderdeel d uiteindelijk uit artikel 107 lid 1 BW is geschrapt, geldt als uitgangspunt dat inkomensschade die derden als gevolg van het letsel van hun naaste lijden niet als zodanig voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering voor zover die ziet op gederfde inkomsten.
Overig
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 december 2021.
Nu een deel van de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt.
De rechtbank zal aansluiten bij het liquidatietarief kanton ter hoogte van € 373,- per punt en vier punten toekennen (bijwonen zitting 8 maart 2022, bijwonen zitting 30 mei 2022, bijwonen zitting 9 augustus 2022 en indienen verzoek schadevergoeding). Het meer of anders verzochte zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.300,-, bestaande uit € 300,- aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Tot slot moet de verdachte de kosten van de advocaat van de benadeelde partij betalen tot een bedrag van € 1.492 (vier keer één punt à € 373,-). Over het resterende deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact opnemen met de veroordeelde voor de eerste afspraak. Het adres is Marconistraat 2 te Rotterdam;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start wanneer de reclassering dit nodig acht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Tevens is het afnemen en afronden van diagnostiek verplicht;
3. de veroordeelde zal verblijven bij stichting Pameijer of een andere instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start wanneer de reclassering dit nodig acht. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2007 in [plaats02] . De politie ziet toe op handhaving van dit verbod;
5. de veroordeelde zal de reclassering openheid geven over het aangaan en onderhouden van (partner)relaties. Verder zal de veroordeelde de reclassering toestemming geven om relevante referenten uit zijn (sociale) netwerk te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn (sociale) netwerk.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, met uitzondering van de onder 4. genoemde bijzondere voorwaarde (het contactverbod);
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 3.300,- (zegge: drieduizend driehonderd euro), bestaande uit € 300,- aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer01] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer01] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 1.492,- aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 3.300,- (zegge: drieduizend driehonderd euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 3.300,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
43 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en I. Raterman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Wennekes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 4 december 2021
te Rotterdam,
met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] -2007, die de leeftijd van twaalf jaren,
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , te weten het meermalen, althans
eenmaal, brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis in de vagina, althans
tussen de schaamlippen van de vagina, van die [slachtoffer01] ;
2.
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode
01 augustus 2021 tot en met 4 december 2021
te Rotterdam en/of te Valkenburg (Gemeente Katwijk), althans in Nederland,
door misleiding, te weten door zich voor te doen als een jongen van 18 jaar oud,
genaamd [naam01] , waarbij verdachte
[slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] -2007, die de leeftijd van achttien jaren nog niet
had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en/of het
dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit
- het op verzoek van verdachte maken van foto’s van haar vagina en/of (blote)
borsten en/of billen en die foto’s vervolgens te versturen via Snapchat, althans via
sociale media naar verdachte en/of
- het via sociale media ontvangen van foto's en/of films waarop verdachte zijn
penis toont en/of masturbeert;
3.
hij
in of omstreeks de periode van 6 december 2019 tot en met 6 december 2021
te Rotterdam, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
afbeeldingen - en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen -
te weten foto's en/of een telefoon (merk/type Samsung SM -G950F (Galaxy S8)),
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar
nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verworven,
in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk
en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een mond en/of tong en/of penis oraal, vaginaal en/of anaal penetreren
van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had
bereikt
en/of
het met de/een mond en/of tong oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het
lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18
jaar nog niet had bereikt
[naam bestand01] ;
[naam bestand02] ;
[naam bestand03] ,
[naam bestand04] ;
[naam bestand05]
en/of
het met de/een penis betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of
borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
[naam bestand04] ;
[naam bestandf01] ;
[naam bestand06] ;
[naam bestand03]
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk
de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of
opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of in een (erotisch getinte) houding
(op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of (waarna) door het
camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze
persoon en/of de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk het (ontblote)
geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden,
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling
[naam bestand07] ;
[naam bestand08] ;
[naam bestand09]
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het gezicht en/of het lichaam van
een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling
[naam bestandf01] ;
[naam bestand06] ;
[naam bestand10]
[naam bestand11] ;
[naam bestand12] ;
[naam bestand13] ;
[naam bestand14] .