ECLI:NL:RBROT:2022:9457

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
10/120054-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor handel in cocaïne met vrijspraak voor verboden wapenbezit en bezit drugs

In de zaak tegen de verdachte, geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01], heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 november 2022 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van handel in cocaïne, verboden wapenbezit en bezit van drugs. Tijdens de zittingen op 25 augustus en 18 oktober 2022 heeft de verdachte bekend cocaïne te hebben verhandeld, maar ontkende wetenschap te hebben gehad van de drugs en het vuurwapen die in een verborgen ruimte van het voertuig werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de wetenschap van de verdachte met betrekking tot het wapen en de drugs, wat leidde tot vrijspraak voor deze feiten. De rechtbank concludeerde echter dat de verdachte wel degelijk schuldig was aan de handel in cocaïne, wat wettig en overtuigend bewezen werd geacht. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 270 dagen op, waarvan 110 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een eerder strafblad en de aanstaande geboorte van zijn kind. De uitspraak benadrukt de schadelijke effecten van drugshandel op de samenleving en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/120054-22
Datum uitspraak: 1 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01] ,
raadsman mr. H.L. Heemskerk, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 25 augustus 2022 en 18 oktober 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 18 oktober 2022 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. du Croix heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feiten 2 (bezit drugs) en 3 (bezit pistool)
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de bewezenverklaring gevorderd van het onder 2 en 3 ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat de verdovende middelen en het vuurwapen zijn aangetroffen in een verborgen ruimte in het voertuig waarin de verdachte reed. Daarnaast is het zeer waarschijnlijk dat het DNA van de verdachte is aangetroffen op het vuurwapen.
4.1.2.
Beoordeling
Op 12 mei 2022 is de verdachte na een politieachtervolging aangehouden. Het voertuig waarin de verdachte reed was voorzien van een verborgen ruimte, waarin ponypacks met gebruikershoeveelheden cocaïne, een vuurwapen en een plastic tas met daarin € 3.000,- zijn aangetroffen. De verdachte was geen eigenaar van het voertuig. De verdachte heeft verklaard dat hij niet wist van de verborgen ruimte met daarin de verdovende middelen en het vuurwapen.
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen en het vuurwapen in het voertuig. De goederen zijn aangetroffen in een verborgen ruimte achter de radio unit. De ruwe delen en de trekker van het vuurwapen zijn bemonsterd op DNA en daarvan zijn twee rapportages opgemaakt door het The Maastricht Forensic Institute (TMFI).
Ongeacht de bewijswaarde van de rapporten van het TMFI, is de rechtbank van oordeel dat de geconstateerde DNA-match niet noodzakelijk tot de conclusie leidt dat de verdachte op 12 mei 2022 wist dat er drugs en een pistool in de auto waren verborgen. Het dossier bevat overigens ook onvoldoende bewijs voor die wetenschap. De rechtbank is derhalve van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de verdachte wetenschap had van de verdovende middelen en het vuurwapen in het voertuig.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1 (drugshandel)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de bewezenverklaring gevorderd van de gehele pleegperiode zoals ten laste gelegd. Daartoe is aangevoerd dat zij de verklaring van de verdachte, namelijk dat hij enkel in de periode van april 2022 tot en met 12 mei 2022 zou hebben gedeald, niet aannemelijk vindt.
4.2.2.
Beoordeling
Op 12 mei 2022 is de verdachte na een politieachtervolging aangehouden. Een getuige heeft verklaard gezien te hebben dat er tijdens de achtervolging iets uit het rijdende voertuig van de verdachte viel. Toen hij ging kijken wat het was, zag hij een iPhone liggen, die hij vervolgens aan de politie heeft overhandigd. Uit onderzoek aan de telefoon kwam naar voren dat de gebruiker van de telefoon gesprekken voerde met klanten die gingen over het leveren van drugs. De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij samen met anderen in cocaïne handelde en daarover nog het volgende verklaard. Hij reed rond en nam bestellingen aan via voornoemde telefoon. Hij bezorgde de drugs en nam betalingen aan. Die betalingen vonden soms plaats via het sturen van een Tikkie onder vermelding van ‘kapper’. Hij en zijn mededaders werkten in shifts. Zodra zijn shift klaar was, ging de telefoon door naar een ander. Hij heeft enkel in de periode van april 2022 tot aan zijn aanhouding op 12 mei 2022 gedeald.
De rechtbank is van oordeel dat niet is bewezen dat de verdachte gedurende de gehele ten laste gelegde periode heeft gedeald in cocaïne. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende. De politie heeft diverse Tikkies en betaalverzoeken aangetroffen in de telefoon met de omschrijving ‘kapper’. Die Tikkies en betaalverzoeken zijn verzonden in april en mei 2022. De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij die Tikkies en betaalverzoeken heeft gestuurd. Er is onderzoek gedaan naar het vermogen van de verdachte om inzicht te krijgen in zijn inkomsten. Daaruit blijkt dat de verdachte beschikking heeft over drie bankrekeningen, maar dat op al die rekeningen aan het eind van de afgelopen vijf jaar nauwelijks saldo stond. Op een van de rekeningen van de verdachte zijn contante stortingen ontvangen van € 3.000,- en € 1.000,- en zijn stortingen ontvangen met de omschrijving ‘kapper’. Deze ontvangsten vinden echter pas plaats vanaf 2 april 2022 en onderschrijven daarmee de verklaring van de verdachte.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de verdachte vóór april 2022 ook al gebruik maakte van de Citroen C1 die als dealauto werd gebruikt en dat kopers ook vóór april 2022 drugs kochten bij ‘ [naam01] ’. Dit maakt echter niet dat tot de conclusie gekomen kan worden dat de verdachte toen al aan het dealen was. De verdachte heeft immers verklaard dat hij ook voor andere gelegenheden gebruik maakte van de auto en hij heeft verklaard dat de telefoon met de gebruikersnaam ‘ [naam01] ’ niet uitsluitend door hem werd gebruikt. Dit laatste wordt ondersteund door het feit dat de bestellingen via de telefoon ook doorgingen toen de verdachte in het buitenland was. De rechtbank is gelet op al het voorgaande van oordeel dat ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde de pleegperiode moet worden beperkt tot de periode van 1 april tot en met 12 mei 2022.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op tijdstippen in de periode van 1
april 2022tot en met 12 mei 2022 te Schiedam, telkens tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd,
(gebruikers)hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, ;
4
hij op 13 mei 2022 te Rotterdam
opzettelijk
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken en/of
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft en/of
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking, is nagebootst en/of
e. waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertonen als een tekening of model waarop een ander recht heeft, dan wel daarmede slechts ondergeschikte verschillen vertonen, te weten
- schoenen, valselijk voorzien van het merk ADIDAS en- kledingstukken, valselijk voorzien van het merk CHRISTIAN DIOR en
- kledingstukken, valselijk voorzien van het merk GIVENCHY en
- kledingstukken, valselijk voorzien van het merk LOUIS VUITTON en
- één paar schoenen, valselijk voorzien van het merk PRADA,
in voorraad heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5..Strafbaarheid feit

Het onder 1 bewezen verklaarde feit levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit feit is dus strafbaar.
Ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde feit:
In artikel 337 lid 1 sub a van het Wetboek van Strafrecht is onder meer strafbaar gesteld om opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in bezit te hebben. De verdachte heeft bekend dat hij valse kleding en schoenen in bezit had. Artikel 337 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht stelt dat niet strafbaar is hij die enkele waren of merken als omschreven in het eerste lid in voorraad heeft, uitsluitend voor eigen gebruik. Uit het dossier blijkt dat de verdachte in totaal 11 van de in de tenlastelegging genoemde vervalste kledingstukken in voorraad had. Dit waren verschillende soorten, kleuren en merken kledingstukken. De verdachte heeft verklaard dat deze kledingstukken voor eigen gebruik waren. Nu het om een gering aantal kledingstukken gaat en nergens uit blijkt dat de verdachte deze kledingstukken voor de handel had, is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 bewezen verklaarde valt onder de strafuitsluitingsgrond van het tweede lid van artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 4 bewezen verklaarde is niet strafbaar, zodat de verdachte terzake dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende anderhalve maand schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne. Door zijn handelen heeft de verdachte ervoor gezorgd dat de drugshandel in stand wordt gehouden, met alle daaraan verbonden negatieve effecten. Het gebruik van harddrugs werkt verslavend en is zeer schadelijk voor de gezondheid. De productie leidt veelal tot milieuschade. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat drugsgebruik leidt tot (vermogens)criminaliteit en aanzienlijke maatschappelijke schade. Bovendien zorgt de met drugsgebruik samenhangende criminaliteit voor gevoelens van onrust in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 30 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Overige persoonlijke omstandigheden
Ter zitting heeft de verdachte naar voren gebracht dat zijn vrouw hoogzwanger is en dat zij naar alle waarschijnlijkheid op 23 oktober 2022 zal bevallen van hun dochter.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Gelet op het strafblad van de verdachte zal de rechtbank tevens een voorwaardelijk strafdeel opleggen. Dit dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het onder 4 bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 270 (tweehonderdzeventig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 110 (honderdtien) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en J. Montijn, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2021 tot en met 12 mei 2022 te Schiedam, althans in Nederland
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
een of meerdere (gebruikers)hoeveelhe(i)d(en), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 12 mei 2022 te Schiedam
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 62,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op 12 mei 2022 te Schiedam, althans in Nederland,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk FN, model High Power, kaliber 9mm en/of (voor dat vuurwapen) geschikte munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet Wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten 50 kogelpatronen, althans een aantal kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
4
hij op of omstreeks 13 mei 2022 te Rotterdam
opzettelijk
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken en/of
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft en/of
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking, is nagebootst en/of
e. waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertonen als een tekening of model waarop een ander recht heeft, dan wel daarmede slechts ondergeschikte verschillen vertonen, te weten
- één of meer paar schoenen, valselijk voorzien van het merk ADIDAS en/of
- één of meer kledingstukken, valselijk voorzien van het merk CHRISTIAN DIOR en/of
- één of meer kledingstukken, valselijk voorzien van het merk GIVENCHY en/of
- één of meer kledingstukken, valselijk voorzien van het merk LOUIS VUITTON en/of
- één of meer paar schoenen, valselijk voorzien van het merk PRADA,
heeft ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verkocht, te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd, uitgedeeld en/of in voorraad heeft gehad.