Op 4 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondeling vonnis uitgesproken in een civiele zaak tussen [eiser01] en [gedaagde01] betreffende een NVM-koopakte. [eiser01] heeft de koopovereenkomst gesloten met [gedaagde01] en [naam02] voor een woning met een koopprijs van € 925.000,00. Na het niet afnemen van de woning heeft [eiser01] een ingebrekestelling verzonden en aanspraak gemaakt op de contractuele boete. [gedaagde01] heeft verzet aangetekend tegen een eerder verstekvonnis, waarbij zij werd veroordeeld tot betaling van de boete. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde01] niet eerder op de hoogte was van de verstekveroordeling en dat haar verzet ontvankelijk is. Echter, de rechtbank heeft het beroep van [gedaagde01] op het ontbreken van wil en dwaling verworpen. De rechtbank oordeelde dat de handtekening van [gedaagde01] onder de koopakte een geldige verklaring was en dat zij geen beroep kon doen op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de ontbinding van de koopakte niet tijdig was en dat het beroep op dwaling onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de boete gematigd tot € 20.000,00, rekening houdend met de omstandigheden van het geval. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verstekvonnis vernietigd voor zover het betrekking had op [gedaagde01] en haar veroordeeld tot betaling van € 20.000,00 aan [eiser01], vermeerderd met wettelijke rente.