ECLI:NL:RBROT:2022:9447

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
C/10/644020 / HA ZA 22-706
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de ontbinding van een koopovereenkomst en de gevolgen van dwaling en wilsgebrek

Op 4 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondeling vonnis uitgesproken in een civiele zaak tussen [eiser01] en [gedaagde01] betreffende een NVM-koopakte. [eiser01] heeft de koopovereenkomst gesloten met [gedaagde01] en [naam02] voor een woning met een koopprijs van € 925.000,00. Na het niet afnemen van de woning heeft [eiser01] een ingebrekestelling verzonden en aanspraak gemaakt op de contractuele boete. [gedaagde01] heeft verzet aangetekend tegen een eerder verstekvonnis, waarbij zij werd veroordeeld tot betaling van de boete. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde01] niet eerder op de hoogte was van de verstekveroordeling en dat haar verzet ontvankelijk is. Echter, de rechtbank heeft het beroep van [gedaagde01] op het ontbreken van wil en dwaling verworpen. De rechtbank oordeelde dat de handtekening van [gedaagde01] onder de koopakte een geldige verklaring was en dat zij geen beroep kon doen op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de ontbinding van de koopakte niet tijdig was en dat het beroep op dwaling onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de boete gematigd tot € 20.000,00, rekening houdend met de omstandigheden van het geval. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verstekvonnis vernietigd voor zover het betrekking had op [gedaagde01] en haar veroordeeld tot betaling van € 20.000,00 aan [eiser01], vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/644020 / HA ZA 22-706
Proces-verbaal van mondelinge vonnis, uitgesproken op 4 november 2022
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
oorspronkelijk eiser, gedaagde in verzet,
advocaat mr. J.A.M. van de Sande te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats02] ,
oorspronkelijk gedaagde, eiseres in verzet,
advocaat mr. J. van der Stel te Schiedam.
Partijen zullen hierna [eiser01] en [gedaagde01] genoemd worden.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ingevolge de brief van deze rechtbank van 28 september 2022
Tegenwoordig zijn mr. drs. J. van den Bos, rechter, en N.E. Wahid, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen
  • mevr. [gedaagde01] ;
  • mr. Van der Stel;
  • mevr. [naam01] , tolk Portugees;
  • dhr. [eiser01] ;
  • mr. Steehouwer, advocaat van [eiser01] .
De rechter opent de mondelinge behandeling en bespreekt de zaak met partijen. In de gevallen waarin de wet dit vereist zal hiervan proces-verbaal worden opgemaakt.
De rechtbank onderbreekt de behandeling voor beraad over een mondeling vonnis.
Na hervatting spreekt de rechtbank het vonnis uit.
MONDELING VONNIS

1..De motivering

Feiten en omstandigheden
1.1.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.1.
Er is een koopakte volgens het NVM-model, met daarin de standaardbedingen over de verkoop van een bestaande woning. Deze akte is fysiek getekend door [eiser01] als verkoper en digitaal ondertekend door [naam02] en door [gedaagde01] als kopers. De koopprijs is € 925.000,00, de boete bij niet-nakoming is 10% daarvan.
1.1.2.
De woning is niet afgenomen. [eiser01] heeft een ingebrekestelling doen uitgaan, maar dit heeft niet tot resultaat geleid. [eiser01] heeft aanspraak gemaakt op de contractuele boete. [naam02] en [gedaagde01] zijn bij verstek – kort gezegd – tot betaling van dit bedrag veroordeeld. Het betreft een vonnis van 6 juli 2022 met nummer C/10/639311 / HA ZA 22-456 (hierna: het verstekvonnis).
Beoordeling
1.2.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Tijdigheid van het verzet
1.3.
Niet in geschil is dat [gedaagde01] niet eerder dan 26 juli 2022 van de verstekveroordeling op de hoogte is geraakt. De verstekdagvaarding is uitgebracht op 23 augustus 2022 en dus is [gedaagde01] ontvankelijk in het verzet.
De wilsverklaring van [gedaagde01]
1.4.
Erkend is dat de handtekening van [gedaagde01] onder de koopakte van haar afkomstig is. Zij heeft echter betoogd dat zij niet de wil had een koopovereenkomst te sluiten.
1.4.1.
De rechtbank passeert dit betoog.
1.4.2.
In artikel 3:35 BW is het volgende bepaald:
“Tegen hem die eens anders verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, heeft opgevat als een door die ander tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, kan geen beroep worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil.”
1.4.3.
De handtekening onder een koopakte is een verklaring van [gedaagde01] . Aan deze verklaring mocht [eiser01] gegeven de omstandigheden redelijkerwijs de betekenis toekennen van instemming met de koopovereenkomst. Daarom kan [gedaagde01] tegenover [eiser01] geen beroep doen op het ontbreken van een met de verklaring overeenstemmende wil.
1.4.4.
Dat [gedaagde01] geen Nederlands spreekt, is een omstandigheid die voor haar eigen rekening en risico komt. Bovendien is gesteld noch gebleken dat [eiser01] daarvan op de hoogte was. Dat zij in de waan zou zijn gebracht dat zij een stuk ondertekende in verband met een verzekeringskwestie is evenmin van belang. Wat daarvan ook zij: het was in elk geval niet [eiser01] die [gedaagde01] in die waan heeft gebracht. Gesteld noch gebleken is dat [eiser01] ten tijde van ontvangst van de verklaring van [gedaagde01] op de hoogte was van het feit dat zij in die waan was gebracht. Dat [gedaagde01] geen inkomsten had om een woning te kopen, is een omstandigheid die [eiser01] niet kende, noch behoorde hij die te kennen.
1.4.5.
Het betoog dat de koopovereenkomst niet deugdelijk is bevestigd, slaat de plank mis. Vaststaat immers dat [gedaagde01] de koopakte heeft ondertekend; meer bevestiging is niet nodig. Waarom er op [eiser01] een bijzondere informatieplicht zou rusten jegens [gedaagde01] is de rechtbank zonder nadere toelichting – die ontbreekt – onduidelijk. Alle omstandigheden die daaraan ten grondslag zouden kunnen worden gelegd, waren [eiser01] immers niet bekend.
1.4.6.
Het betoog dat [eiser01] na het sluiten van de koop door [naam02] is meegedeeld dat het niet de bedoeling was geweest om de koopakte te ondertekenen, leidt niet tot een ander resultaat. Immers: de rechtshandeling was al tot stand gekomen op dat moment. Dat daarna een andere uitleg is gegeven aan de handtekening, doet daaraan niet af.
De ontbinding op grond van artikel 7:2 BW
1.5.
Het betoog dat de koopakte tijdig is ontbonden door [gedaagde01] op grond van artikel 7:2 BW, wordt verworpen. Allereerst is er geen concrete ontbindingshandeling gesteld. Voor zover, welwillend lezend en interpreterend, de verzetdagvaarding als zodanig zou moeten gelden, is deze niet binnen drie dagen na terhandstelling van de koopovereenkomst gedaan. Uit de ondertekening van de koopovereenkomst blijkt immers dat ten tijde van de ondertekening – op 14 februari 2022 – de koopovereenkomst ter hand is gesteld.
Vernietigbaarheid wegens wilsgebrek
1.6.
Voor zover [gedaagde01] hier doelt op het ontbreken van een met haar verklaring overeenstemmende wil, verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hiervoor al oordeelde.
1.7.
Het beroep op dwaling is onvoldoende onderbouwd. Niet wordt aangegeven welk van de dwalingsgevallen van artikel 6:228 BW zich zou voordoen en uit welke feitelijkheden dat zou volgen.
1.8.
Ook het beroep op vernietiging op grond van misbruik van omstandigheden is onvoldoende onderbouwd. Geen van de eisen van artikel 3:44 lid 4 BW is door [gedaagde01] concreet toegelicht.
Ingebrekestelling
1.9.
Dat de ingebrekestelling daadwerkelijk is betekend aan het op dat moment door [gedaagde01] in de basisregistratie personen opgegeven adres, is onvoldoende gemotiveerd betwist. Of na achterlating van het stuk, dat stuk [gedaagde01] vervolgens daadwerkelijk bereikt heeft, ligt in de risicosfeer van [gedaagde01] . Het verweer dat er niet op juiste wijze in gebreke is gesteld wordt dan ook verworpen.
Matiging van de boete
1.10.
De rechtbank dient terughoudend te zijn met het matigen van een boete, die nu eenmaal tussen partijen is overeengekomen. De rechtbank heeft gelet op alle omstandigheden van het geval en kent grote waarde toe aan de volgende bijzonderheden.
1.10.1.
Alle correspondentie tussen verkoper en kopers is gelopen via [naam02] . Er is gesteld, noch gebleken, dat het
voor [eiser01]van belang was dat óók [gedaagde01] de overeenkomst ondertekende. De rechtbank acht het dan ook zeer waarschijnlijk dat de koop net zo goed was gesloten wanneer alleen [naam02] de koop was aangegaan. Dat betekent dat het afzeggen van andere potentiële kopers en een mogelijk lagere verkoopprijs toen, of in de toekomst, niet van [gedaagde01] afhankelijk is.
1.10.2.
Verder is de rechtbank ervan overtuigd dat [gedaagde01] daadwerkelijk niet de wil had de koop te sluiten. Dat bevrijdt haar niet van de overeenkomst – [eiser01] mocht immers op haar handtekening vertrouwen –, maar het is wel relevant voor een billijkheidsbeoordeling. [gedaagde01] blijft achter met een verplichting die zij niet wilde en waar voor haar geen enkele bate tegenover staat of stond.
1.10.3.
Ook is van belang dat [eiser01] een onherroepelijke titel voor de volledige boete – en schade voor zover die de boete te boven gaat – heeft jegens [naam02] .
1.10.4.
De rechtbank matigt de boete tot € 20.000,00, omdat de billijkheid dit klaarblijkelijk eist.
Slotsom
1.11.
De rechtbank zal het verstekvonnis vernietigingen voor zover in verzet bestreden, dus uitsluitend voor zover het verstekvonnis betrekking heeft op [gedaagde01] .
1.11.1.
Vordering 2 wordt toegewezen tot € 20.000,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 25 mei 2022.
1.11.2.
Vordering 3 wordt afgewezen. Gelet op rechtsoverweging 1.10.1 is de rechtbank van oordeel dat er geen causaal verband bestaat tussen de handtekening van [gedaagde01] en het sluiten van de koop en daarmee dus ook geen causaal verband tussen het niet-afnemen van [gedaagde01] en de eventuele schade van [eiser01] . De hoogte van die schade behoeft daarom geen nadere bespreking.
1.11.3.
[eiser01] wordt niet-ontvankelijk verklaard in vordering 1, omdat hij daarbij, gelet op de beslissingen op vorderingen 2 en 3, geen belang meer heeft.
Proceskosten
1.12.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde01] veroordeeld in de kosten van het geding. Voor de proceskosten die zijn gemaakt tot en met het verstekvonnis is zij hoofdelijk aansprakelijk naast [naam02] . Deze bedragen € 1.430,82 aan verschotten en € 563,00 aan salaris advocaat (1 punt in tarief II). Voor de proceskosten die zijn gemaakt in de verzetprocedure is alleen [gedaagde01] aansprakelijk. Deze bedragen € 563,00 aan salaris advocaat (1 punt in tarief II).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
1.13.
De veroordelingen worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De vordering hiertoe is gegrond op de wet en is niet weersproken.

2..De beslissing

De rechtbank
2.1.
vernietigt het verstekvonnis, maar uitsluitend voor zover dat betrekking heeft op [gedaagde01] ;
2.2.
verklaart [eiser01] niet-ontvankelijk in vordering 1;
2.3.
veroordeelt [gedaagde01] tot betaling aan [eiser01] van € 20.000,00, te vermeerderen met wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag, vanaf 25 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
2.4.
verstaat dat betaling op de veroordeling onder 2.3 geldt als betaling van een hoofdelijk medeschuldenaar op de schuld van [naam02] onder het verstekvonnis en dat betaling van [naam02] onder het verstekvonnis geldt als betaling van een hoofdelijk medeschuldenaar op deze veroordeling;
2.5.
veroordeelt [gedaagde01] hoofdelijk met [naam02] in de proceskosten van [eiser01] tot een bedrag van € 1.993,83;
2.6.
veroordeelt [gedaagde01] daarnaast in de proceskosten van [eiser01] tot een bedrag van € 563,00;
2.7.
verklaart onderdelen 2.3, 2.5 en 2.6 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
2.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
EINDE VAN HET MONDELING VONNIS
De rechter sluit de mondelinge behandeling.
Waarvan proces-verbaal,
de rechter