In deze zaak heeft de rechter-commissaris op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan over een verzoek van de schuldenaar om de termijn van de schuldsaneringsregeling te verkorten van drie jaar naar twee jaar. De schuldenaar, die op 21 januari 2021 was toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, heeft in zijn verzoek aangegeven dat hij gedurende zeven jaar van de beslagvrije voet heeft moeten leven en dat hij in die periode meer dan € 130.000,- aan zijn schuldeisers heeft betaald. De bewindvoerder heeft echter aangegeven dat er geen aanleiding is voor verkorting, omdat de schuldenaar al met toepassing van de hardheidsclausule is toegelaten tot de regeling en er geen bijzondere omstandigheden zijn die een verkorting rechtvaardigen.
De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat de schuldenaar fulltime werkt en een aanzienlijke afloscapaciteit heeft, wat betekent dat de schuldeisers belang hebben bij de gebruikelijke termijn van drie jaar. De rechter-commissaris heeft ook opgemerkt dat de schuldenaar is toegelaten met een hoge schuldenlast van circa € 264.337,45, en dat het verzoek tot verkorting van de termijn niet kan worden toegewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die het belang van de schuldenaar zwaarder doen wegen dan dat van de schuldeisers. Daarom is het verzoek tot verkorting afgewezen.