ECLI:NL:RBROT:2022:9378

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
FT EA 20/1761
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verkorting van de termijn van de schuldsaneringsregeling op basis van de Faillissementswet

In deze zaak heeft de rechter-commissaris op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan over een verzoek van de schuldenaar om de termijn van de schuldsaneringsregeling te verkorten van drie jaar naar twee jaar. De schuldenaar, die op 21 januari 2021 was toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, heeft in zijn verzoek aangegeven dat hij gedurende zeven jaar van de beslagvrije voet heeft moeten leven en dat hij in die periode meer dan € 130.000,- aan zijn schuldeisers heeft betaald. De bewindvoerder heeft echter aangegeven dat er geen aanleiding is voor verkorting, omdat de schuldenaar al met toepassing van de hardheidsclausule is toegelaten tot de regeling en er geen bijzondere omstandigheden zijn die een verkorting rechtvaardigen.

De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat de schuldenaar fulltime werkt en een aanzienlijke afloscapaciteit heeft, wat betekent dat de schuldeisers belang hebben bij de gebruikelijke termijn van drie jaar. De rechter-commissaris heeft ook opgemerkt dat de schuldenaar is toegelaten met een hoge schuldenlast van circa € 264.337,45, en dat het verzoek tot verkorting van de termijn niet kan worden toegewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die het belang van de schuldenaar zwaarder doen wegen dan dat van de schuldeisers. Daarom is het verzoek tot verkorting afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
afwijzing verzoek wijziging termijn schuldsaneringsregeling
insolventienummer : [nummer]
uitspraakdatum: 12 oktober 2022
In de schuldsaneringsregeling van:
[naam] ,
[adres] ,
[woonplaats] ,
schuldenaar,
bewindvoerder: J.M. Hoogland.

1.De procedure

De rechter-commissaris heeft kennisgenomen van de brief van schuldenaar van 23 augustus 2022 (ingediend door zijn beschermingsbewindvoerder), waarin hij verzoekt om verkorting van de termijn van de schuldsaneringsregeling met één jaar, en de reactie van de bewindvoerder van 22 september 2022 op deze brief.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

De standpunten voor zover van belang kunnen als volgt worden weergegeven.
Schuldenaar heeft zich in zijn brief van 23 augustus 2022 op het standpunt gesteld dat er reden is om de looptijd van de schuldsaneringsregeling te verkorten van drie jaar naar twee jaar, omdat hij voorafgaand aan de toelating ruim zeven jaar van de beslagvrije voet heeft moeten leven. Hij geeft aan dat hij in die periode via loonbeslag ruim € 130.000,- aan zijn schuldeisers heeft betaald en dat hij naast zijn beslagvrije voet geen bonussen en vakantiegeld heeft ontvangen.
De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris in haar brief van 22 september 2022 bericht dat zij in de door schuldenaar aangedragen omstandigheden geen aanleiding ziet tot verkorting van de schuldsaneringsregeling, omdat die in beginsel alleen kan plaatsvinden indien er geen vooruitzicht is tot het sparen voor de schuldeisers, zoals blijkt uit de ‘Notitie verkorte looptijd schuldsaneringsregeling’ van Recofa. Daarnaast is schuldenaar toegelaten met inachtneming van de hardheidsclausule. Schuldenaar heeft door toelating tot de schuldsaneringsregeling met toepassing van deze clausule al voordeel genoten, zodat vervolgens dezelfde omstandigheden als bij de toelating geen rol meer kunnen spelen bij de vraag of een verkorting op grond van artikel 349a Fw mogelijk is.

3.De beoordeling

De rechter-commissaris stelt vast schuldenaar op 21 januari 2021 door de rechtbank is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling en dat de termijn daarvan nog loopt tot en met 21 januari 2024.
De wet bepaalt dat de termijn voor de schuldsaneringsregeling in beginsel drie jaar is. Artikel 349a van de Faillissementswet biedt de rechter-commissaris de mogelijkheid om de termijn te verkorten op verzoek van de bewindvoerder, van de schuldenaar, dan wel ambtshalve. Blijkens de wetsgeschiedenis dient van deze mogelijkheid met terughoudendheid gebruik gemaakt te worden (
Kamerstukken II2004/05, 29 942, p. 33). Dat betekent dat van verkorting alleen sprake kan zijn, indien sprake is van bijzondere omstandigheden van het geval, die meebrengen dat de belangen van schuldenaar bij een kortere schuldsaneringsregeling zwaarder moeten wegen dan de belangen van schuldeisers bij het doorlopen van de verlengde saneringstermijn.
Uit artikel 1.2 van de Recofa-richtlijnen voor schuldsaneringsregelingen volgt verder dat een langere tijd in een minnelijk traject of het aflossen van schulden voorafgaand aan de schuldsaneringsregeling in beginsel geen reden tot verkorting van de wettelijke termijn hoeft te betekenen.
De rechter-commissaris overweegt dat de schuldeisers belang hebben bij de gebruikelijke termijn van de schuldsaneringsregeling van drie jaar, aangezien schuldenaar fulltime werkzaam is en een aanzienlijke afloscapaciteit heeft. Als de schuldsaneringsregeling drie jaar duurt, krijgen de schuldeisers dus aanzienlijk meer op hun vorderingen betaald dan wanneer de schuldsaneringsregeling twee jaar zou duren.
Daartegenover staat het belang van schuldenaar bij een zo kort mogelijk durende schuldsaneringsregeling opdat hij eerder een schone lei krijgt. Van bijzondere omstandigheden die dit belang zwaarder doen wegen dan het belang van de schuldeisers, is echter niet gebleken. Daarbij merkt de rechter-commissaris op dat schuldenaar op grond van de hardheidsclausule is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, omdat er sprake was van het ontstaan van schulden binnen vijf jaar voor de toelating tot de schuldsaneringsregeling. Daarnaast verdraagt de hoogte van de totale schuldenlast zich niet met een verkorting van de schuldsaneringsregeling, temeer nu niet is gebleken dat alle schuldeisers in de periode voorafgaand aan de schuldsaneringsregeling van de door schuldenaar gedane aflossingen hebben kunnen profiteren. Schuldenaar is in 2021 toegelaten met een schuldenlast van circa € 264.337,45, met toepassing van de hardheidsclausule, juist om hem uitzicht te bieden op een schone lei na verloop van drie jaar met een concreet zicht op een schuldenvrij bestaan.
Van andere omstandigheden die tot verkorting zouden moeten leiden, is niet gebleken.
Gelet op het bovenstaande zal het verzoek tot verkorting worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechter-commissaris:
- wijst het verzoek tot verkorting van de termijn van de schuldsaneringsregeling af.
Deze beschikking is op 12 oktober 2022 gegeven door mr. J.C.A.T. Frima, rechter-commissaris. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende vijf dagen na de dag van deze beschikking, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van de rechtbank die van deze zaak kennis moet nemen.