ECLI:NL:RBROT:2022:9376

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
10-288453-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van doodslag na steekincident tussen echtgenoten, waarbij niet kan worden vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gestoken

Op 4 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van doodslag op haar echtgenoot. De zaak betreft een steekincident dat plaatsvond op 23 oktober 2021, waarbij de verdachte haar man, het slachtoffer, in de borst heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het mes ter afschrikking heeft vastgehouden en dat het slachtoffer in het mes is gelopen. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is om te stellen dat de verdachte opzettelijk heeft gestoken of dat haar handelen roekeloos was. De verklaring van de verdachte dat zij het mes alleen voor zich hield en dat haar echtgenoot in het mes is gelopen, kan niet worden uitgesloten. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van zowel doodslag als dood door schuld.

De officier van justitie had vrijspraak gevorderd, en de verdediging heeft betoogd dat het dodelijk letsel niet aan de verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partijen op nihil begroot, aangezien er geen inhoudelijke beslissing is genomen over de gevorderde schadevergoeding.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak om te kunnen vaststellen dat een verdachte opzettelijk of roekeloos heeft gehandeld voordat er tot veroordeling kan worden overgegaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-288453-21
Datum uitspraak: 4 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum verdachte] 1984,
ingeschreven in de basisregistratie personen:
op het adres [adres verdachte] [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 oktober 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 23 augustus 2022 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit gevorderd.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit, nu het dodelijk letsel op geen enkele strafrechtelijke wijze aan de verdachte is toe te rekenen. De verdachte heeft het dodelijke steken niet bewust toegebracht en er was ook geen sprake van aanmerkelijk onvoorzichtig handelen door de verdachte.
4.1.2.
Beoordeling rechtbank
Op zaterdag 23 oktober 2021, omstreeks 21.33 uur, kwam er een 112-melding van de verdachte bij de meldkamer binnen over een steekpartij in haar woning aan de [adres] te [plaats] . De hulpdiensten gingen naar de woning en troffen in de keuken de verdachte met haar echtgenoot, het slachtoffer [naam slachtoffer] , in haar armen aan. De verdachte was emotioneel en in paniek en schreeuwde dat zij het per ongeluk had gedaan en dat de politie het slachtoffer moest helpen. Ter plaatse bleek echter dat het slachtoffer al was overleden.
Uit het sectierapport van de patholoog blijkt dat het overlijden is veroorzaakt door één steekletsel aan de borst aan de linkerzijde. In de keuken in de wasbak werd onder meer een bebloed vleesmes gevonden.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte het slachtoffer opzettelijk heeft gedood door hem te steken dan wel of zijn dood in strafrechtelijke zin aan haar schuld is te wijten.
Bij het steekincident waren alleen de verdachte en het slachtoffer betrokken. Er zijn geen getuigenverklaringen van derden hierover.
De verdachte heeft verklaard dat het slachtoffer haar op de avond van het steekincident had geprobeerd te wurgen, maar dat hij was gestopt toen hun zoon even beneden kwam. Toen hun zoon weer boven was, kwam het slachtoffer terug en betastte de verdachte. Het slachtoffer duwde een vinger in de vagina en daarna in de anus van de verdachte. Zij duwde het slachtoffer van zich af. De verdachte was erg bang door de agressie van het slachtoffer en heeft toen een mes van het aanrecht gepakt om hem af te schrikken. Het slachtoffer is echter op de verdachte af gekomen en riep: “Kutwijf, ik maak je morsdood.” Het volgende moment zag de verdachte het mes in het slachtoffer zitten. De verdachte weet niet hoe het mes daar terecht is gekomen. De verdachte heeft ontkend dat zij stekende bewegingen heeft gemaakt.
De verdachte is na haar aanhouding onderzocht door een forensisch arts. Deze arts heeft geconcludeerd dat de sporen die in de hals van de verdachte zijn aangetroffen, kunnen passen bij haar verklaring dat het slachtoffer haar bij de keel had gegrepen.
Op 2 maart 2022 heeft er een reconstructie onder leiding van de rechter-commissaris plaatsgevonden. De verdachte heeft daarbij uitgebeeld en verklaard hoe die bewuste avond was verlopen. De gemeten hoogte waarop de verdachte het mes zou hebben gehouden, bleek gelijk aan de hoogte van de steekwond.
Naar aanleiding van de verklaring van de verdachte en de reconstructie zijn er aanvullende vragen aan de patholoog gesteld. De patholoog heeft op 7 september 2022 een aanvullend rapport opgemaakt. Daarin heeft hij geconcludeerd dat het scenario, zoals door de verdachte tijdens de reconstructie is uitgebeeld, niet in tegenspraak is met de letselkenmerken. Het bij het slachtoffer geconstateerde steekletsel kan passen bij het door de verdachte geschetste en bij de reconstructie door haar uitgebeelde scenario.
Op de terechtzitting zijn aan de patholoog aanvullende vragen gesteld. De rechtbank heeft aan de patholoog onder meer twee hypotheses voorgelegd, te weten:
  • hypothese 1) het slachtoffer is door een actieve handeling van de verdachte met het mes gestoken;
  • hypothese 2) het slachtoffer is in het mes gelopen, de verdachte heeft geen actieve handeling(en) met het mes verricht en alleen voor zich gehouden.
Volgens de patholoog zijn op basis van het letsel beide hypotheses mogelijk en is het geschetste scenario van de verdachte dat zij het mes alleen heeft vastgehouden en geen bewegingen heeft gemaakt even waarschijnlijk is als het scenario van het actief steken.
Voor het aannemen van de opzet op de dood of de schuld daaraan is vereist dat komt vast te staan dat de verdachte heeft gestoken in het lichaam van het slachtoffer of in elk geval roekeloos dan wel zeer aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld. De rechtbank kan slechts vaststellen dat de verdachte het mes in haar hand heeft gehouden en dat het mes uiteindelijk in de borst van het slachtoffer terecht is gekomen. Het scenario van de verdachte, dat zij ter afschrikking met het mes voor haar borst heeft gestaan en het slachtoffer vervolgens in het mes is gelopen, kan niet worden uitgesloten door bewijsmiddelen.
Het voorgaande betekent dat niet is bewezen dat de verdachte het slachtoffer opzettelijk van het leven heeft beroofd. Ook is niet bewezen dat de verdachte roekeloos dan wel dermate aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld, waardoor haar een strafrechtelijk verwijt van de dood van het slachtoffer kan worden gemaakt.
4.1.3.
Conclusie
Het onder primair en subsidiair ten laste gelegde feit is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde feit:
  • [naam benadeelde 1] . Zij vordert een vergoeding van € 15.000,- aan immateriële schade, bestaande uit shockschade en een vergoeding van € 20.000,- aan affectieschade;
  • [naam benadeelde 2] . Zij vordert een vergoeding van € 17.500,- aan affectieschade;
  • [naam benadeelde 3] . Zij vordert een vergoeding van € 20.000,- aan affectieschade;
  • [naam benadeelde 4] . Hij vordert een vergoeding van € 20.000,- aan affectieschade.
5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partijen.
5.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partijen.
5.3.
Beoordeling
De benadeelde partijen zullen in de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vorderingen gemaakt, welke kosten tot nu toe worden begroot op nihil.
5.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

6..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] , [naam benadeelde 2] , [naam benadeelde 3] en [naam benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vorderingen;
veroordeelt de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] , [naam benadeelde 2] , [naam benadeelde 3] en [naam benadeelde 4] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. A. Boer en A. Bonder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Hoeff, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij, op of omstreeks 23 oktober 2021 te [plaats] , haar echtgenoot en/of de vader van haar/hun kinderen, te weten [naam slachtoffer] , opzettelijk van het leven heeft beroofd, door
voornoemde [naam slachtoffer] één of meerdere keren met een (keuken)mes, althans een
scherp en/of puntig voorwerp, met kracht in de borst, althans in het lichaam, te
steken;
(art 287 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair,
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of
onachtzaam en/of nalatig,
- tijdens een ruzie met haar echtgenoot [naam slachtoffer] , waarbij hij boos en agressief naar
haar toe rende/liep/kwam, een (keuken)mes heeft gepakt en/of
- dat mes (vervolgens) voor zich heeft gehouden met het lemmet in de richting van en/of
gericht naar het bovenlichaam van die [naam slachtoffer] en/of
- tegen die [naam slachtoffer] heeft gezegd: ‘ Nee, ik wil het niet, ik wil het niet meer, ik wil niet dat
je aan me komt.”, althans soortgelijke woorden,
waarna die [naam slachtoffer] in/tegen het mes is gelopen/gerend en/of waardoor die [naam slachtoffer] een
steekwond in het bovenlichaam heeft bekomen, waardoor fors bloedverlies en/of schade
aan één of meerdere vitale organen is veroorzaakt en waardoor het aan haar schuld te
wijten is dat die [naam slachtoffer] is overleden.
(artikel 307 Wetboek van Strafrecht)