Op 4 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van doodslag op haar echtgenoot. De zaak betreft een steekincident dat plaatsvond op 23 oktober 2021, waarbij de verdachte haar man, het slachtoffer, in de borst heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het mes ter afschrikking heeft vastgehouden en dat het slachtoffer in het mes is gelopen. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is om te stellen dat de verdachte opzettelijk heeft gestoken of dat haar handelen roekeloos was. De verklaring van de verdachte dat zij het mes alleen voor zich hield en dat haar echtgenoot in het mes is gelopen, kan niet worden uitgesloten. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van zowel doodslag als dood door schuld.
De officier van justitie had vrijspraak gevorderd, en de verdediging heeft betoogd dat het dodelijk letsel niet aan de verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partijen op nihil begroot, aangezien er geen inhoudelijke beslissing is genomen over de gevorderde schadevergoeding.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak om te kunnen vaststellen dat een verdachte opzettelijk of roekeloos heeft gehandeld voordat er tot veroordeling kan worden overgegaan.