In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 oktober 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van witwassen van aanzienlijke geldbedragen en een woning. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging, omdat er onvoldoende bewijs was dat de voorwerpen, waaronder contante geldbedragen van € 139.000,-, € 70.000,- en € 51.836,62, afkomstig waren uit enig misdrijf. De officier van justitie had een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte een verifieerbare verklaring had gegeven voor de herkomst van de geldbedragen en de aankoop van de woning en de Range Rover. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een onherstelbaar vormverzuim en verwierp het verweer van de verdediging dat het bewijs uitgesloten moest worden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld, omdat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat de voorwerpen uit een misdrijf afkomstig waren. De in beslag genomen woning werd teruggegeven aan de rechthebbende, een medeverdachte, en de verdachte werd vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.