ECLI:NL:RBROT:2022:9339

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
10/750053-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring voorbereidingshandelingen met betrekking tot de vervaardiging van harddrugs

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 oktober 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1963, die beschuldigd werd van voorbereidingshandelingen met betrekking tot de vervaardiging van harddrugs. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. Plas. De officier van justitie, mr. L.L. van Delft, eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling tot een taakstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 november 2018 betrokken was bij het vervoeren van 3000 liter azijnzuuranhydride, een stof die gebruikt wordt bij de productie van heroïne. De verdachte had verklaard dat hij dacht dat het om schoonmaakazijn ging, maar de rechtbank oordeelde dat hij zich bewust was van de illegale bestemming van de chemicaliën. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de voorbereidingshandelingen en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden op, samen met een taakstraf van 120 uur. De rechtbank hield rekening met een forse overschrijding van de redelijke termijn van de procedure, wat leidde tot een vermindering van de op te leggen straf. De uitspraak is gedaan in het kader van artikel 10a van de Opiumwet, waarbij de rechtbank de verdachte schuldig bevond aan het voorhanden hebben van een stof die bestemd was voor het plegen van een strafbaar feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/750053-19
Datum uitspraak: 28 oktober 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1963,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
raadsvrouw mr. S. Plas, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 oktober 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. L.L. van Delft, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde, met uitzondering van de ten laste gelegde 1025 kilo natriumcarbonaat en de handelingen vermeld in de laatste twee gedachtestreepjes van de tenlastelegging;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is - kort gezegd - het volgende aangevoerd.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte wist wat zich in de jerrycans bevond en evenmin dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de voorbereiding of bevordering van een feit als bedoeld in artikel 10, vierde of vijfde lid, van de Opiumwet. De verdachte was in de veronderstelling dat er in de jerrycans (geconcentreerd) schoonmaakazijn zat en wist dus niet dat het azijnzuuranhydride betrof. Voorts wist verdachte niet dat dit middel bestemd was voor de productie van heroïne en had dit ook niet redelijkerwijs moeten vermoeden.
4.2.
Beoordeling
Inleiding
In een container, die op een terrein in Zevenhuizen staat, zijn 100 jerrycans met in totaal 3.000 liter azijnzuuranhydride (en een straatwaarde van ongeveer
€ 900.000,-) in beslag genomen. In de bedrijfsruimte van medeverdachte [medeverdachte01] in Berkel en Rodenrijs zijn eveneens een aantal jerrycans azijnzuuranhydride in beslag genomen. Ook heeft de politie daar een functionerend camerasysteem aangetroffen. Met dit camerasysteem zijn gedurende een langere periode beelden van binnen en buiten Autobedrijf [naam autobedrijf01] gemaakt. De verdachte staat op die camerabeelden als de persoon die jerrycans uitlaadt en het autobedrijf binnenbrengt.
Vaststaande feiten
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, stelt de rechtbank vast dat de
verdachte op 22 november 2018 uit een bestelbus pallets met jerrycans azijnzuuranhydride heeft geladen en in de bedrijfsruimte van medeverdachte [medeverdachte01] te Berkel en Rodenrijs heeft neergezet. Dit blijkt om dezelfde lading te gaan als de lading die later is aangetroffen in voornoemde container in Zevenhuizen. De stof azijnzuuranhydride wordt gebruikt bij het vervaardigen van heroïne uit morfinepoeder.
Juridisch kader
Voor een veroordeling op grond van artikel 10a, eerste lid, aanhef en onder 3° van de
Opiumwet is vereist dat de verdachte daadwerkelijk wetenschap heeft gehad van de omstandigheid dat hij met zijn handelingen de productie van harddrugs bevorderde. Dit opzet, zo blijkt uit de wetsgeschiedenis en vaste rechtspraak van artikel 10a Opiumwet, omvat ook voorwaardelijk opzet, waarvan sprake is indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de genoemde omstandigheid zich zal voordoen.
Wetenschap van inhoud jerrycans en opzet op voorbereidingshandelingen?
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 22 november 2018 op verzoek van medeverdachte [medeverdachte02] 100 jerrycans met een busje van Barendrecht naar de bedrijfsruimte van het autobedrijf van medeverdachte [medeverdachte01] te Berkel en Rodenrijs heeft vervoerd en dat hij deze jerrycans in die bedrijfsruimte heeft uitgeladen. Tegen de verdachte is gezegd dat het om geconcentreerd schoonmaakazijn zou gaan, aldus de verdachte. De verdachte heeft hierop naar eigen zeggen gevraagd of dit niets illegaals betrof, omdat “je zo veel hoort over chemicaliën” en hij niet in de problemen wilde komen. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij voor deze specifieke rit een prepaid telefoon kreeg, zodat hij met betrekking tot deze rit telefonisch te bereiken zou zijn. De verdachte was naar zijn zeggen namelijk niet bereid om hiervoor zijn privé telefoon te gebruiken. Hij heeft vervolgens een door medeverdachte [medeverdachte01] geregeld busje opgehaald in de Spaanse Polder. Laatstgenoemde was hier ook bij aanwezig. De verdachte is vervolgens gebeld op de prepaid telefoon door een man die het adres heeft doorgegeven van de exacte locatie in Barendrecht waar de jerrycans moesten worden opgehaald. De verdachte heeft op laatstgenoemde locatie het busje afgegeven aan een Turkse man met grijs haar, waarvan hij aannam dat dat degene was die hij telefonisch had gesproken. De man nam het busje mee om de jerrycans in te laden. Verdachte mocht niet bij het inladen zelf aanwezig zijn en is een stuk gaan wandelen. De verdachte is tweemaal van Barendrecht naar de bedrijfsruimte in Berkel en Rodenrijs gereden, omdat de lading te groot was om in één keer te kunnen vervoeren.
Voorts blijkt uit onderzoek van de telefoon van de verdachte dat hij op 26 en 27 november 2018 heeft gezocht op termen met betrekking tot jerrycans en op 28 november 2018 naar de onderschepping van een grote lading heroïne in Antwerpen. Deze gegevens waren verwijderd van de telefoon van de verdachte, maar zijn door de digitale opsporing hersteld.
Tot slot blijkt uit het dossier dat zich op de jerrycans twee grote gevarenetiketten bevonden ter aanduiding van een brandbare en bijtend-corrosieve stof. Op een aantal van de jerrycans bevond zich een sticker met daarop het UN-nummer/stofidentificatienummer (dat een gevaarlijke stof identificeert tijdens transport) “UN1715”. Dit is het nummer voor azijnzuuranhydride.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte moet hebben geweten dat de jerrycans chemicaliën bevatten en dat hij door zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de jerrycans met deze chemicaliën bestemd waren voor het produceren van harddrugs. De verdachte heeft, hoewel hij zich ervan bewust was dat chemicaliën een illegale bestemming kunnen hebben, een grote hoeveelheid jerrycans met brandbare en bijtend-corrosieve inhoud en in sommige gevallen het stofidentificatienummer voor azijnzuuranhydride vervoerd en uitgeladen. Van die stof is bekend dat het gebruikt wordt bij het vervaardigen van heroïne uit morfinepoeder. De gang van zaken rondom het vervoer, onder meer het gebruik van een prepaid telefoon en het niet aanwezig mogen zijn bij het ophalen van de jerrycans duidt er eveneens op dat de chemicaliën een illegale bestemming hadden. De verklaring van de verdachte inhoudende dat hij dacht dat er geconcentreerd schoonmaakazijn in de jerrycans zat, acht de rechtbank gelet hierop ongeloofwaardig.
Het is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen met betrekking tot de vervaardiging van harddrugs.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 22 november 2018
te Berkel en Rodenrijstezamen en in vereniging met een ander,
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk, bereiden van hoeveelheden en/of een hoeveelheid van een materiaal en/of middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
een stof voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat dat bestemd wastot het plegen van dat feit
immers heeft hij verdachte
- een hoeveelheid van 3000 liter azijnzuuranhydridevervoerd naar een pand gelegen aan de [adres02] te Berkel en Rodenrijs en
- voornoemde hoeveelheid azijn
zuuranhydride opgeslagen in een pand gelegen aan de [adres02] te Berkel en Rodenrijs,
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een stof voorhanden hebben, waarvan hij weet dat dat bestemd is tot het plegen van dat feit, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen met betrekking tot de vervaardiging van heroïne door het voorhanden hebben van de daartoe benodigde stof azijnzuuranhydride. De verdachte heeft 3.000 liter van deze stof vervoerd naar een garagebedrijf en heeft deze stof daar uitgeladen. Op grond van de hoeveelheid aangetroffen stof moet worden aangenomen dat daarmee een aanzienlijke hoeveelheid heroïne geproduceerd kon worden. Heroïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. Door de verspreiding van heroïne en het gebruik ervan wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat dit dikwijls gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Dit varieert van lichte verwervingscriminaliteit tot zware criminaliteit zoals geweldsmisdrijven.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
27 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 4 maart 2019 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen. Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen 4 maart 2019 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim drie jaar en zeven maanden. Nu in deze zaak wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van één jaar en zeven maanden. Nu deze overschrijding niet (in het geheel) is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelet op de hiervoor vermelde forse overschrijding van de redelijke termijn. In plaats daarvan wordt - conform de eis van de officier van justitie - een taakstraf opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit voorwaardelijke strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Het voorgaande betekent dat de verdachte niet opnieuw naar de gevangenis hoeft.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
bepaalt dat tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
86 (zesentachtig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
43 (drieënveertig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Boer, voorzitter,
en mrs. F. Wegman en S. Kooij, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 november 2018
tot en met 14 januari 2019 te Berkel en Rodenrijs en/of Zevenhuizen en/of elders is Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van hoeveelheden en/ of een hoeveelheid van een materiaal en/of middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft gehad,waarvan hij,verdachte,wist of ernstige reden had te vermoeden dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en). immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededaders, althans een aantal van hen, althans een van hen
- een hoeveelheid van ongeveer 3000 liter azijnzuuranhydride en/of ongeveer 1025 kilo natriumcarbonaat vervoerd naar een pand gelegen aan de [adres02] te Berkel en Rodenrijs en/of
- voornoemde, althans een hoeveelheid, van ongeveer 3000 liter azijnuuranhydride en/of 1025 kilo natriumcarbonaat opgeslagen in een pand gelegen aan de [adres02] te Berkel en Rodenrijs en/of
- voornoemde, althans een hoeveelheid, van ongeveer 3000 liter azijnzuuranhydride en/of 1025 kilo natriumcarbonaat vervoerd naar een opslagcontainer gelegen aan de [adres03] te Zevenhuizen en/of
- voornoemde, althans een hoeveelheid, van ongeveer 3000 liter azijnzuuranhydride en/of 1025 kilo natriumcarbonaat opgeslagen in een container op het adres [adres03] te Zevenhuizen.