ECLI:NL:RBROT:2022:9337

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 september 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
9663885 \ CV EXPL 22-3197
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke vernietiging van verstekvonnis inzake huurachterstand en ontruiming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Waterweg Wonen en [persoon01] over huurachterstand en de ontbinding van de huurovereenkomst. De zaak betreft een gedeeltelijke vernietiging van een eerder verstekvonnis van 13 juli 2012, waarbij [persoon01] en [persoon02] waren veroordeeld tot betaling van huurachterstand en ontruiming van het gehuurde. Waterweg Wonen vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en betaling van achterstallige huur, terwijl [persoon01] in verzet ging tegen het verstekvonnis en stelde dat hij de huur had opgezegd en voldaan tot december 2013.

De kantonrechter oordeelde dat [persoon01] ontvankelijk was in zijn verzet, omdat het verstekvonnis niet in persoon was betekend. De rechter concludeerde dat [persoon01] sinds november 2012 niet meer hoofdhuurder was en dus geen huur verschuldigd was voor die periode. De huurachterstand tot en met juni 2012 werd vastgesteld op € 1.413,80, maar na verrekening met betalingen door [persoon02] kwam de totale huurachterstand uit op € 1.774,97. De rechter vernietigde het eerdere vonnis voor zover het de veroordeling tot betaling van de huurachterstand en toekomstige huur betreft, maar bekrachtigde de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming.

De kantonrechter heeft [persoon01] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de kosten van de verzetprocedure. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. E.I. Mentink.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9663885 \ CV EXPL 22-3197
datum uitspraak: 2 september 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Waterweg Wonen,
vestigingsplaats: Vlaardingen,
oorspronkelijk eiseres, gedaagde in verzet,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[persoon01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
oorspronkelijk gedaagde, eiser in verzet,
gemachtigde: mr. N. Claassen.
De partijen worden hierna ‘Waterweg Wonen’ en ‘ [persoon01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het inleidend exploot van dagvaarding van 14 juni 2012, met bijlage;
  • het verstekvonnis van 13 juli 2012;
  • het verzetexploot van 5 januari 2022, met bijlage;
  • het tussenvonnis van 21 februari 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de namens Waterweg Wonen separaat ingediende bijlagen;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 5 april 2022;
  • de rolbeslissing van 8 juli 2022;
  • de akte van Waterweg Wonen.
1.2.
Op 5 april 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigden besproken. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting van 11 mei 2022 voor uitlaten zijdens [persoon01] , inhoudende het overleggen van betalingsbewijzen. Ondanks verleend uitstel is geen reactie ontvangen van [persoon01] . Bij rolbeslissing van 8 juli 2022 is Waterweg Wonen in de gelegenheid gesteld haar vordering nader te specificeren, hetgeen zij heeft gedaan bij akte.

2..De feiten

2.1.
[persoon01] heeft vanaf 23 februari 1998 van Waterweg Wonen de woning gelegen aan de [adres01] te Vlaardingen gehuurd (hierna: ‘het gehuurde’). De maandelijkse huurprijs bedroeg laatstelijk € 353,45 en moest bij vooruitbetaling worden voldaan. Sinds januari 2012 is in de betaling hiervan een achterstand ontstaan.
2.2.
Bij onder zaaknummer 1357256 \ CV EXPL 12-31364 gewezen verstekvonnis van 13 juli 2012 zijn [persoon01] en mevrouw [persoon02] (hierna: ‘ [persoon02] ’) hoofdelijk veroordeeld om aan Waterweg Wonen aan huurachterstand tot en met de maand juni 2012, buitengerechtelijke kosten en vervallen rente € 1.800,03 te betalen, is de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en zijn [persoon01] en [persoon02] veroordeeld het gehuurde te ontruimen en € 353,45 per maand te betalen aan Waterweg Wonen vanaf juli 2012 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, met veroordeling van [persoon01] en [persoon02] in de proceskosten.
2.3.
Namens Waterweg Wonen is op 27 september 2012 per brief aan [persoon02] medegedeeld dat zij met ingang van de maand november 2012 als hoofdhuurder van het gehuurde zal worden aangemerkt. In deze brief is tevens vermeld dat er geen medebewoners zijn. [persoon01] heeft op enig moment het gehuurde verlaten.
2.4.
Op 30 november 2021 heeft Waterweg Wonen executoriaal beslag laten leggen op een voertuig dat op naam van [persoon01] stond. Het proces-verbaal houdende dit beslag is aan [persoon01] - niet in persoon - betekend op 1 december 2021.

3 ..Het geschil

3.1.
Waterweg Wonen heeft bij (oorspronkelijke) dagvaarding gevorderd:
  • de huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde te ontbinden en [persoon01] en [persoon02] te veroordelen om het gehuurde te ontruimen, met machtiging om deze ontruiming zo nodig te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
  • [persoon01] en [persoon02] hoofdelijk te veroordelen om aan Waterweg Wonen te betalen:
o een bedrag van € 1.413,80 aan achterstallige huur berekend tot 1 juli 2012, vermeerderd met een bedrag van € 357,00 buitengerechtelijke kosten inclusief btw en € 29,23 aan vervallen rente;
o de wettelijke rente over een bedrag van € 1.413,80 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
o een bedrag van € 353,45 per maand dat [persoon01] en [persoon02] het gehuurde vanaf 1 juli 2012 in bezit zullen houden;
o de proceskosten.
3.2.
Waterweg Wonen baseert de eis op het volgende. [persoon01] en [persoon02] hebben een huurachterstand laten ontstaan. Deze huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst.
3.3.
[persoon01] is het niet eens met de eis, en dus ook niet met het verstekvonnis. Hij voert aan dat hij de huurovereenkomst heeft opgezegd en de huur tot december 2013 heeft voldaan waardoor Waterweg Wonen geen vordering op hem heeft.

4 ..De beoordeling

Ontvankelijkheid

4.1.
Ingevolge artikel 143 lid 1 en 2 Rv kan de gedaagde die bij verstek is veroordeeld daartegen verzet doen bij exploot van dagvaarding binnen vier weken na de betekening van het vonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte in persoon of na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijkerwijs voortvloeit dat het vonnis aan hem bekend was.
4.2.
Het verstekvonnis en het proces-verbaal houdende het beslag zijn niet in persoon betekend en aangezien gesteld noch gebleken dat [persoon01] een daad van bekendheid heeft gepleegd, kan niet worden vastgesteld dat de verzettermijn van vier weken reeds was verlopen toen [persoon01] op 5 januari 2022 de verzetdagvaarding liet betekenen. [persoon01] is gelet hierop ontvankelijk in zijn verzet.
Huurachterstand4.3. Tussen partijen is niet in geschil dat vanaf november 2012 niet langer [persoon01] maar [persoon02] hoofdhuurder van het gehuurde was. Uit de in dat kader door Waterweg Wonen op 27 september 2012 verzonden brief blijkt tevens dat er vanaf november 2012 geen medebewoners in het gehuurde waren. Dit betekent dat [persoon01] in ieder geval sinds november 2012 niet meer in het gehuurde zijn hoofdverblijf had en ook anderszins niet langer contractueel of wettelijk medehuurder was, zodat hij over de periode vanaf november 2012 geen huur verschuldigd is aan Waterweg Wonen.
4.4.
De huurachterstand tot en met juni 2012 bedroeg € 1.413,80. Over de nadien verstreken maanden juli 2012 tot en met oktober 2012 was volgens de specificatie van Waterweg Wonen een huurbedrag verschuldigd van € 1.445,68 waarvan volgens dezelfde specificatie (ter zake van huur) door [persoon02] op 2 juli 2012, 4 oktober 2012 en 24 oktober 2012 bedragen zijn voldaan van in totaal € 1.084,51. Dit strekt in mindering op de huurachterstand tot en met oktober 2012. Het saldo van de door Waterweg Wonen berekende huurachterstand bedraagt derhalve (€ 1.413,80 + € 1.445,68 minus € 1.084,51)
€ 1.774,97.
[persoon01] betwist de huurachterstand en voert aan dat hij de huur tot en met december 2013 heeft voldaan. De stelplicht en bewijslast van dit bevrijdende verweer rusten op [persoon01] . Hij heeft ter zitting aangeboden de bankafschriften over te leggen waaruit de betalingen van de huurtermijnen zouden blijken. Hoewel hij hiertoe uitdrukkelijk in de gelegenheid is gesteld heeft hij nagelaten deze stukken alsnog te overleggen of anderszins de gestelde betalingen te onderbouwen. Het verweer van [persoon01] wordt derhalve gepasseerd. Dit betekent dat – in afwijking van het verstekvonnis – ter zake van huurachterstand tot en met de maand oktober 2012 een bedrag van € 1.774,97 worden toegewezen.
Ontbinding en ontruiming
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat het verstekvonnis wat betreft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde in stand kan blijven. Gezien de huurachterstand van meer dan drie maanden is in het verstekvonnis de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en de veroordeling tot ontruiming op goede gronden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.6.
De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 357,00 en de gevorderde wettelijke rente die, berekend tot de dag van dagvaarding, € 29,23 bedraagt, zijn als onbetwist en op de wet gegrond toewijsbaar.
Kosten in specificatie
4.7.
Uit de door Waterweg Wonen overgelegde specificatie en de toelichting daarop is tevens op te maken dat zij aanspraak maakt op een bedrag van € 291,49 aan executiekosten en een bedrag van € 307,31 aan rente berekend vanaf de datum van het verstekvonnis.
4.8.
Waterweg Wonen heeft niet onderbouwd op welke grondslag de executiekosten voor rekening van [persoon01] komen. Zij heeft tevens niet inzichtelijk gemaakt waar deze kosten uit bestaan, anders dan te stellen dat deze kosten onder andere zien op informatiekosten. Het bedrag aan executiekosten zal bij gebrek aan een gestelde grondslag niet worden toegewezen.
4.9.
Ten aanzien van de gevorderde rente overweegt de kantonrechter dat het door Waterweg Wonen berekende bedrag (vermoedelijk, een toelichting ontbreekt) mede is gebaseerd op de vanaf november 2012 door [persoon02] verschuldigde huurtermijnen, die [persoon01] – zoals reeds eerder overwogen – niet verschuldigd is. [persoon01] is slechts wettelijke rente verschuldigd over de huurachterstand tot en met oktober 2012, en zal daartoe worden veroordeeld.
Gedeeltelijke vernietiging verstekvonnis
4.10.
Het bovenstaande leidt ertoe dat het verstekvonnis, voor zover het de veroordeling tot betaling van de huurachterstand en de toekomstige huurtermijnen betreft, niet in stand kan blijven. Voor zover het deze veroordelingen betreft zal het verstekvonnis dan ook worden vernietigd. Voor het overige zal het verstekvonnis worden bekrachtigd.
Proceskosten verzetprocedure
4.11.
[persoon01] wordt veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure, tot vandaag aan de zijde van Waterweg Wonen vastgesteld op € 187,00 aan salaris voor de gemachtigde (één punt x € 187,00 tarief).

5 ..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
vernietigt het op 13 juli 2012 onder zaaknummer 1357256 \ CV EXPL 12-31364 gewezen verstekvonnis:
  • voor zover [persoon01] daarbij is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.800,03 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand juni 2012, rente en buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 1.413,80 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, en
  • voor zover [persoon01] daarbij is veroordeeld tot betaling van € 353,45 per maand met ingang van de maand juli 2012 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, ook die laatste maand voor een gehele te rekenen;
en opnieuw rechtdoende:
5.2.
veroordeelt [persoon01] om aan Waterweg Wonen te betalen € 2.161,20 aan huurachterstand berekend tot en met de maand oktober 2012, rente en buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over de huurachterstand van € 1.774,97 die na elke debetmutatie heeft uitgestaan en berekend vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt [persoon01] in de kosten van de verzetprocedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Waterweg Wonen vastgesteld op € 187,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
5.6.
bekrachtigt het verstekvonnis voor het overige.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
48637