ECLI:NL:RBROT:2022:931

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
10 februari 2022
Zaaknummer
10/690358-17 en 10/245117-16 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen de veroordeelde, die betrokken was bij de hennepteelt. De veroordeelde heeft geen verklaring afgelegd over het aantal hennepplanten bij eerdere oogsten, waardoor de rechtbank normen uit het BOOM-rapport heeft gehanteerd. De officier van justitie, mr. L.C. Visser, heeft een vordering ingediend tot vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 80.446,44, en heeft de rechtbank verzocht om de veroordeelde te verplichten dit bedrag aan de staat te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde medepleger was van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, met meerdere oogsten van hennep tussen 2016 en 2017.

De rechtbank heeft de opbrengsten van de hennepkwekerijen berekend op basis van de aangetroffen hennepplanten en de normen uit het BOOM-rapport. De totale opbrengst aan hennep voor beide kweekruimten is vastgesteld op 12,50 kilogram, met een geschatte bruto opbrengst van € 50.875,00 voor de kwekerij aan de [adres delict] en € 35.718,32 voor de kwekerij onder het Varkenoordse viaduct. Na aftrek van kosten is het netto wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 34.572,58.

De rechtbank heeft echter geconstateerd dat er sprake was van overschrijding van de redelijke termijn, wat heeft geleid tot een vermindering van de betalingsverplichting met € 5.000,00. Uiteindelijk is de betalingsverplichting vastgesteld op € 29.572,58. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en heeft de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in overweging genomen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. W.A.F. Damen als voorzitter.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/690358-17 en 10/245117-16 (
ontneming)
Datum uitspraak: 21 januari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:
[naam veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres veroordeelde] , [postcode veroordeelde] te [woonplaats veroordeelde] ,
raadsman mr. P.M. Rombouts, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2021.

2..Vordering

De vordering van de officier van justitie mr. L.C. Visser - zoals deze na wijziging ter terechtzitting is komen te luiden - strekt tot:
 het vaststellen van het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat op totaal € 80.446,44; [1]
 het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een bedrag van in totaal
€ 80.446,44 met bepaling dat de veroordeelde daarvoor hoofdelijk aansprakelijk is.
De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e, eerste en tweede lid, Sr. De vordering heeft betrekking op voordeel verkregen door middel van of uit de baten van de strafbare feiten waarvoor de veroordeelde is veroordeeld.

3..Strafbare feiten waarop de voordeelsberekening is gebaseerd

Bij vonnis van deze rechtbank van 21 januari 2022 is de veroordeelde onder andere veroordeeld voor:
 het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd (kort gezegd: het opzettelijk telen van hennep) in de periode 13 september 2016 tot en met 4 april 2017; [2]
 het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd (kort gezegd: het opzettelijk telen van hennep) in de periode 31 mei 2016 tot en met 20 september 2016. [3]

4..Beoordeling en berekening wederrechtelijk verkregen voordeel

De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de inhoud van de hierna in de voetnoten vermelde wettige bewijsmiddelen.
Bij beantwoording van de vraag naar de omvang van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt primair uitgegaan van de situatie, zoals die uit het onderzoek door de politie is gebleken. Bij onvoldoende informatie of in de situatie dat de veroordeelde een onaannemelijke verklaring heeft afgelegd, worden de normen gehanteerd die zijn vervat in het rapport ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie van april 2005 en de update daarvan van 1 juni 2016 (hierna: het BOOM-rapport).
Met betrekking tot de berekening van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel wordt het volgende overwogen.
Aangetroffen hennepkwekerijen
Op 20 september 2016 werd een hennepkwekerij aangetroffen in de woning aan de [adres delict] te Rotterdam.
De hennepkwekerij was als volgt ingericht:
  • in de slaapkamer (kweekruimte 1) stonden in totaal 145 hennepplanten. Per m2 stonden er ongeveer 16 planten;
  • in de woonkamer (kweekruimte 2) stonden in totaal 330 hennepplanten. Per m2 stonden er 20 planten.
Op 8 februari 2017 is door een medewerker van de gemeente Rotterdam een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen in een ruimte onder het Varkenoordse viaduct te Rotterdam.
De hennepkwekerij was als volgt ingericht:
  • ruimte 1: totaal 142 plantenpotten met daarin
  • ruimte 2: totaal 142 plantenpotten met daarin
  • ruimte 3: totaal 142 planten met een hoogte van ongeveer 120 cm;
  • ruimte 4: totaal 142 planten met een hoogte van ongeveer 120 cm.
Berekening bruto opbrengst
De veroordeelde heeft geen verklaring afgelegd over het aantal hennepplanten bij eerdere oogsten en/of het aantal eerdere oogsten. Er wordt van uitgegaan dat er bij de eerdere voltooide oogsten net zo veel hennepplanten waren als zijn aangetroffen.
Op basis van aangetroffen verkleuring van koolstoffilters, aangetroffen stof op apparatuur en aangetroffen kalkafzetting, wordt ervan uitgegaan dat de veroordeelde op beide locaties in ieder geval één eerdere geslaagde hennepoogst heeft gehad, waaruit hij voordeel heeft genoten. Daarbij wordt uitgegaan van een gemiddelde kweekcyclus van 10 weken.
Bij de ontmanteling van de hennepkwekerij in de woning aan de [adres delict] te Rotterdam stonden:
 in kweekruimte 1 > 16 hennepplanten per m2. Volgens de tabel in het BOOM-rapport is de daarbij behorende opbrengst 27,7 gram per plant. De opbrengst aan hennep per oogst bedraagt derhalve 145 planten x 27,7 gram = 4,02 kilogram;
 in kweekruimte 2 > 20 hennepplanten per m2. Volgens de tabel in het BOOM-rapport is de daarbij behorende opbrengst 25,7 gram per plant. De opbrengst aan hennep per oogst bedraagt derhalve 330 planten x 25,7 gram = 8,48 kilogram.
De totale opbrengst aan hennep voor beide kweekruimten bedraagt derhalve
12,50 kilogram(4,02 + 8,48).
Bij de ontmanteling van de hennepkwekerij onder het Varkenoordse viaduct te Rotterdam stonden er iets minder dan 9 (8,875) hennepplanten per m2. Volgens de tabel in het BOOM-rapport is de daarbij behorende opbrengst (in elk geval) 30,9 gram per plant.
De totale opbrengst aan hennep voor deze kwekerij bedraagt derhalve 284 hennepplanten x 30,9 gram =
8,776 kilogram.
De veroordeelde heeft geen verklaring afgelegd omtrent de totale opbrengst per oogst en/of de gerealiseerde kiloprijs per oogst. Daarom wordt op grond van het BOOM-rapport als
kiloprijsvoor hennep een bedrag van
€ 4.070,00aangenomen.
De rechtbank komt ten aanzien van de [adres delict] dan uit op een
brutoopbrengst van: 12,50 kilogram x € 4.070,00 =
€ 50.875,00.
De rechtbank komt ten aanzien van het Varkenoordse viaduct te Rotterdam dan uit op een
brutoopbrengst van: 8,776 kilogram x € 4.070,00 =
€ 35.718,32.
Kosten
In navolging van het BOOM-rapport zijn de in mindering te brengen kosten per oogst voor de in dit onderzoek betrokken hennepkwekerijen als volgt:
[adres delict]
Afschrijvingskosten : Bedrag volgens tabel € 300,00
Hennepstekken : 475 planten per oogst x € 3,81 € 1.809,75
Variabele kosten : 475 planten per oogst x € 3,88 € 1.843,00
Elektriciteitskosten : Niet betaald € 0,00
Kosten knippers : Niet aannemelijk € 0,00
Huisvestingskosten : Niet aannemelijk
€ 0,00 +
Totaal aan kosten:
€ 3.952,75
Varkenoordse viaduct
Afschrijvingskosten : Bedrag volgens tabel € 200,00
Hennepstekken : 284 planten per oogst x € 3,81 € 1.082,04
Variabele kosten : 284 planten per oogst x € 3,88 € 1.101,92
Elektriciteitskosten : Niet betaald € 0,00
Kosten knippers : Niet aannemelijk € 0,00
Huisvestingskosten : Niet extra betaald per oogst
€ 0,00 +
Totaal aan kosten:
€ 2.383,96
Netto opbrengst
Gezien het voorgaande, bedraagt het wederrechtelijk verkregen voordeel voor de
[adres delict]:
Bruto opbrengst € 50.875,00
Kosten
€ 3.952,75 -/-
Totaal € 46.922,25
Gezien het voorgaande, bedraagt het wederrechtelijk verkregen voordeel voor het
Varkenoordse viaduct:
Bruto opbrengst € 35.718,32
Kosten
€ 2.383,96 -/-
Totaal € 33.334,36
Pondspondsgewijze verdeling
De veroordeelde heeft samen met anderen van de strafbare feiten geprofiteerd. Aan het dossier en het onderzoek op de terechtzitting valt echter geen indicatie te ontlenen voor de verdeling van de opbrengst. De veroordeelde heeft geen inzicht gegeven in de (onderlinge) verdeling van het behaalde voordeel en ook overigens zijn er geen concrete aanknopingspunten voorhanden voor een afwijkende verdeelsleutel tussen de veroordeelde en zijn mededader(s) dan op basis van gelijke verdeling. Dit zou slechts anders zijn indien aannemelijk zou zijn geworden dat feitelijk van een andere verdeling moet worden uitgegaan. De veroordeelde en de mededaders hebben daartoe in elk geval geen (geloofwaardige) aanknopingspunten gegeven, en ook anderszins bevat het dossier geen bewijsmiddelen die tot een dergelijk oordeel aanleiding zouden moeten geven.
Omdat ten aanzien van de
[adres delict]in ieder geval sprake is geweest van één mededader, zal het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de hennepkwekerij op dit adres
voor de helftofwel voor een bedrag van
€ 23.461,13aan de veroordeelde worden toegerekend.
Ten aanzien van het
Varkenoordse viaductis in ieder geval sprake van twee medeveroordeelden. De veroordeelde heeft niets over een vierde mededader willen verklaren, zodat de rechtbank niet kan beoordelen of en zo ja, welk aandeel deze gestelde vierde mededader heeft gekregen. Om die reden wordt uitgegaan van twee medeveroordeelden en zal het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de hennepkwekerij op deze locatie dus
voor een derde deelofwel voor een bedrag van
€ 11.111,45aan de veroordeelde worden toegerekend.
Het totaal door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt derhalve
€ 34.572,58(€ 23.461,13 + € 11.111,45).

5..Vaststelling van de betalingsverplichting

Inleiding
Uitgangspunt is dat de betalingsverplichting wordt vastgesteld op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel.
In deze zaak geldt echter het volgende.
Overschrijding van de redelijke termijn
Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 17 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD2578, r.o. 3.12.2) is de rechtbank van oordeel dat de redelijke termijn is aangevangen op 12 april 2017. [6] De rechtbank doet vier jaar en ruim negen maanden na aanvang van genoemde datum uitspraak inzake de ontnemingsvordering. Daarmee is sprake van overschrijding van de redelijke termijn met twee jaar en ruim negen maanden. Dit betekent dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, redenen aanwezig acht om de betalingsverplichting te verminderen met een bedrag van
€ 5.000,00.
ConclusieHet bovenstaande brengt mee dat de rechtbank aan de veroordeelde de verplichting zal opleggen om een bedrag van
€ 29.572,58(€ 34.572,58 - € 5.000,00) aan de staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bij deze beslissing zijn de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen.

6..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

7..Beslissing

De rechtbank:
stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt
geschat, vast op
€ 34.572,58(zegge:
vierendertigduizend vijfhonderdtweeënzeventig euro en achtenvijftig cent);
legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van
€ 29.572,58(zegge:
negenentwintigduizend vijfhonderdtweeënzeventig euro en achtenvijftig cent);
bepaalt de duur van de
gijzelingdie met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van
Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op
270 (tweehonderdzeventig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en A. Bonder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 januari 2022.

Voetnoten

1.Een bedrag van € 33.534,36 ten aanzien van zaaksdossier Viaduct (10/690358-17) en een bedrag van
2.Parketnummer 10/690358-17.
3.Parketnummer 10/245117-16.
4.Proces-verbaal van politie nummer [nummer proces-verbaal 1] , pagina’s 9 en 10 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier Honeg.
5.Proces-verbaal van politie nummer [nummer proces-verbaal 2] , pagina’s 89, 94 en 95 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier Viaduct.
6.Datum waarop de veroordeelde in de zaak Honeggerstraat in verzekering is gesteld.