ECLI:NL:RBROT:2022:9309

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
ROT 22/561
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar wegens ontbreken procesbelang in bestuursrechtelijke zaak

In de uitspraak van 4 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam geoordeeld over de ontvankelijkheid van het bezwaar van eiser tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Schiedam. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van 30 juli 2020, waarbij hij ontheven werd van zijn arbeidsverplichtingen voor de periode van 9 juli 2020 tot en met 8 oktober 2020. Het college herroept deze beslissing op 2 november 2020, maar verklaart het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is. De rechtbank stelt vast dat eiser geen procesbelang meer heeft, aangezien de rechtmatigheid van het primaire besluit al eerder is getoetst in een andere procedure. Eiser had in een eerdere uitspraak al ontheffing van zijn arbeidsverplichtingen gekregen voor een opvolgende periode, waardoor er geen belang meer is in de huidige procedure. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. H. Bedee, rechter, en mr. H. Sabanovic, griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/561

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 november 2022 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [woonplaats eiser], eiser

(gemachtigde: mr. I. Car),
en

het college van burgemeester en wethouders van Schiedam, verweerder.

Procesverloop

Met de beslissing van 30 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser ontheven van zijn arbeidsverplichtingen over de periode van 9 juli 2020 tot en met 8 oktober 2020.
Met de beslissing op bezwaar I van 2 november 2020 heeft verweerder het primaire besluit herroepen en eisers bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
In de uitspraak van 26 juli 2021 (zaaknummer ROT 20/6566) heeft deze rechtbank de beslissing op bezwaar I vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
Met de beslissing op bezwaar II van 23 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld.

Overwegingen

1. Omdat het beroep kennelijk ongegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2. Eiser voert in beroep aan dat hij wel belang heeft, omdat verweerder de rechtmatigheid van het primaire besluit had moeten toetsen en omdat met het bestreden besluit de in bezwaar gevraagde vergoeding van de proceskosten is afgewezen.
3. Eiser heeft op 1 september 2020 opnieuw om ontheffing van zijn arbeidsverplichtingen verzocht. Daarop heeft verweerder een beslissing van 13 november 2020 genomen. Bij beslissing op bezwaar van 8 juli 2021 is eisers bezwaar gegrond verklaard en is na een inhoudelijke beoordeling eiser ontheven van zijn arbeidsverplichtingen over de periode van 13 november 2020 tot en met 13 november 2021. Het daartegen ingestelde beroep is bij uitspraak van de rechtbank van 23 november 2021 (zaaknummer 21/4470) ongegrond verklaard. De rechtmatigheid en de duur van de ontheffing zijn daarmee getoetst. Voorts is reeds geoordeeld over een opvolgende periode, zodat ook in eventuele toekomstige besluitvorming geen belang kan zijn gelegen. De kosten van bezwaar had verweerder reeds vergoed in beslissing op bezwaar I.
Andere proceskosten zijn niet gesteld noch anderszins aannemelijk geworden. Dit geldt evenzeer voor eventuele schade die zou hebben kunnen voortkomen uit het primaire besluit dan wel beslissing op bezwaar II.
Verweerder heeft terecht eisers bezwaar niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat eiser geen procesbelang meer heeft.
4. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Bedee, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 november 2022.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. In het verzetschrift dient ook te worden aangegeven of een partij wenst te worden gehoord op een zitting. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.