ECLI:NL:RBROT:2022:9307

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
10/750397-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen in drugshandel met vrijspraak voor omkoping

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet. De verdachte, werkzaam bij Uniport, had toegang tot het haventerrein en heeft informatie verschaft over een container waarin mogelijk verdovende middelen zaten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van niet-ambtelijke omkoping, omdat niet bewezen kon worden dat hij een geldbedrag heeft gevraagd of aangenomen. De rechtbank heeft de verdachte wel veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar en een taakstraf van 120 uren, waarbij rekening is gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn revalidatie na een verkeersongeluk en het feit dat hij zijn leven weer op de rit heeft gekregen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de bijdrage van de verdachte aan de internationale drugshandel zwaar laten wegen in de strafoplegging. De inbeslaggenomen telefoon van de verdachte is verbeurd verklaard, terwijl de beslissing over de oplader is uitgesteld omdat deze niet strafvorderlijk in beslag is genomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/750397-20
Datum uitspraak: 3 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsvrouw mr. S. Kegreisz, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 27 september 2022, 28 september 2022, 29 september 2022 en 3 november 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 28 september 2022 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Sondermeijer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, alsmede een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.

4..Motivering vrijspraak feit 2

Standpunt officier van justitie
De niet-ambtelijke omkoping kan wettig en overtuigend worden bewezen. Daartoe is aangevoerd dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte informatie heeft verschaft aan [naam01] en dat hem beloftes zijn gedaan. Voor een bewezenverklaring is niet nodig dat de verdachte daadwerkelijk geld heeft ontvangen.
Beoordeling
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op basis van het dossier niet met de wettelijk vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte een geldbedrag heeft gevraagd of aangenomen. Ook anderszins is niet gebleken dat de verdachte een gift of belofte heeft gevraagd of aangenomen. Dit betekent dat niet is bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan (niet-ambtelijke) omkoping. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van hetgeen onder 2 ten laste is gelegd.

5..Waardering van het bewijs feit 1

5.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering van feit 1
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 01 november 2019 tot en met 01 maart 2020 te Rotterdam en/of Stellendam, althans in Nederland,
meermalen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid (van een materiaal bevattende) cocaïne en/of heroïne en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, zijnde cocaïne en/of heroïne en/of een (ander) middel, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, mede te plegen, en
- een of meer anderen gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen hebbende verdachte , (telkens)
- met [naam01] een ontmoeting gehad en telefonisch en via berichten contact onderhouden en informatie gedeeld over de procedure met betrekking tot de douanescan binnen [bedrijf01] en locatie(s) en/of beweging(en) van (een) (specifiek) container(s) en over het invoeren en uithalen van verdovende middelen en
- aan [naam01] doorgegeven dat er op 27 november 2019 een douanescan was en doorgegeven op welke locatie koelcontainer(s) (specifiek container(s) met ananassen) neergezet worden en afgesproken dat hij, verdachte, op 28 november 2019 nagaat of er wat aan de hand is met een (nader door [naam01] aan te geven container en
- op basis van door [naam01] opgegeven laatste 4 cijfers van een containernummer nagekeken of deze container op de inspectieplaats stond en vervolgens (via Whatsapp en/of Signal) aan [naam01] doorgegeven dat die betreffende container op de inspectieplaats stond.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
1.
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen of mede te plegen, en een ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet.
De verdachte – die vanuit zijn functie bij [bedrijf01] toegang had tot het haventerrein – heeft onder meer informatie verschaft over een container waar mogelijk verdovende middelen in zaten.
Door zijn handelen heeft de verdachte een serieuze bijdrage geleverd aan de instandhouding van de internationale drugshandel. De invoer van grote partijen verdovende middelen en de voorbereidingshandelingen daarop dragen bij aan de verspreiding en het gebruik van harddrugs en vormen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en bevorderen de toename van vermogenscriminaliteit. Feiten als deze brengen bovendien onrust voor de samenleving met zich mee en zijn maatschappelijk gezien onaanvaardbaar.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een jaar.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte, nadat hij op 6 november 2020 weer in vrijheid werd gesteld, zijn leven (weer) op de rit heeft gekregen. Na de revalidatie van een ernstig verkeersongeluk heeft hij weer werk gevonden en is hij volledig afgekickt van zijn drugsverslaving.
Ook heeft de verdachte laten zien dat hij het laakbare inziet van zijn handelen.
Dit alles maakt dat de rechtbank zal afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In plaats daarvan wordt een taakstraf opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De taakstraf is lager dan door de officier van justitie geëist vanwege de vrijspraak van feit 2. Het voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

9..In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen GSM zaktelefoon, Smartphone (BuiM.01_629916) verbeurd te verklaren.
De raadsvrouw heeft verzocht tot teruggave van de inbeslaggenomen telefoon en de daarbij behorende oplader.
9.2.
Beoordeling
De inbeslaggenomen telefoon (BuiM.01_629916) zal worden verbeurd verklaard.
Deze telefoon behoort aan de verdachte toe en het bewezen feit is met behulp van dit voorwerp begaan.
Ten aanzien van de oplader overweegt de rechtbank dat uit het dossier niet blijkt dat deze strafvorderlijk in beslag is genomen. De rechtbank zal om die reden geen beslissing nemen over de oplader.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.

11.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) jaar;
bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
112 (honderdtwaalf) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
56 dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd (als bijkomende straf): een GSM zaktelefoon, Smartphone (BuiM.01_629916).
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. J. van Dort en W.M. Stolk, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst en mr. K. Dere, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2019
tot en met 01 maart 2020 te Rotterdam en/of Stellendam, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid (van een materiaal bevattende) cocaïne en/of heroïne en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, zijnde cocaïne en/of heroïne en/of een (ander) middel, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s), (telkens)
- met [naam01] en/of een of meer (andere) onbevoegde derde(n) een of meer ontmoetingen gehad en/of telefonisch en/of via berichten contact onderhouden en/of informatie gedeeld over de procedure met betrekking tot de douanescan binnen [bedrijf01] en/of locatie(s) en/of beweging(en) van (een) (specifiek) container(s) en/of over het invoeren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van verdovende middelen en/of
- aan [naam01] , althans een onbevoegd persoon, doorgegeven dat er op 27 november 2019 een douanescan was en/of doorgegeven op welke locatie(s) koelcontainer(s) (specifiek container(s) met ananassen) neergezet worden en/of afgesproken dat hij, verdachte, op 28 november 2019 nagaat of er wat aan de hand is met een (nader door [naam01] , althans een onbevoegd persoon, aan te geven container en/of
- op basis van door [naam01] , althans een onbevoegd persoon, opgegeven laatste 4 cijfers van een containernummer nagekeken of deze container op de inspectieplaats stond en/of (vervolgens) (via Whatsapp en/of Snapchat en/of Signal) aan [naam01] , althans een onbevoegd persoon, doorgegeven dat die betreffende container op de inspectieplaats stond;
art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet
art 10a lid 1 ahf/sub 2 alinea Opiumwet
art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2019 tot en met 01 maart 2020 te Rotterdam en,/of Stellendam, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) anders dan als ambtenaar, te weten als medewerker, werkzaam zijnde in dienstbetrekking bij [bedrijf01] [bedrijf02], naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, in strijd met zijn plicht in zijn betrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zou doen of nalaten, (telkens) een of meer giften en/of beloftes, te weten een of meer geldbedragen, heeft aangenomen en/of heeft gevraagd, (telkens) (al dan niet tegen betaling)
(op verzoek van een of meer perso(o)n(en) niet zijnde werkzaam bij voornoemd bedrijf) een
of meer container(s)/containernummer(s) heeft bevraagd en/of (vervolgens) informatie over die container(s), waaronder gegevens over de locatie van die container(s) en/of route(s) en/of informatie of een container wel of niet is gescand, althans een of meer gegevens, aan een of meer ander(e) perso(o)n(en) (niet zijnde werknemer(s) van voornoemd bedrijf) heeft verstrekt, terwijl hij, verdachte, dit aannemen en/of vragen (telkens) in strijd met de goede trouw heeft verzwegen tegenover zijn werkgever.
art 328ter lid 1 Wetboek van Strafrecht