ECLI:NL:RBROT:2022:9304

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
10/750378-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen voor de invoer van verdovende middelen en niet-ambtelijke omkoping door een intermodal coördinator

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 november 2022 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die als intermodal coördinator bij Maersk Line Netherlands werkzaam was. De verdachte is beschuldigd van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet en niet-ambtelijke omkoping. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte informatie heeft verschaft over containers waarin mogelijk verdovende middelen zaten, in ruil voor geldbedragen. De verdachte heeft in de periode van 1 juni 2019 tot en met 18 december 2019 meermalen informatie verstrekt aan derden, waarbij hij zijn toegang tot het bedrijfsprocessensysteem van zijn werkgever misbruikte. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 258 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 240 uren.

Tijdens de zittingen op 26, 28 en 29 september en 3 november 2022 is het bewijs tegen de verdachte besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan niet-ambtelijke omkoping, wat hij heeft bekend. Echter, het tweede feit, witwassen, kon niet wettig en overtuigend bewezen worden, waardoor de verdachte daarvan is vrijgesproken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de invoer van verdovende middelen, wat een ernstige bedreiging vormt voor de volksgezondheid en de samenleving.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering. De verdachte heeft een gokverslaving en gebruikt alcohol en cocaïne. De rechtbank heeft besloten om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn verslaving. De verdachte hoeft niet opnieuw de gevangenis in, mits hij zich aan de voorwaarden houdt. De rechtbank heeft ook beslist over de in beslag genomen voorwerpen, waarbij de telefoon aan de verdachte wordt teruggegeven, maar geen beslissing is genomen over de laptop.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/750378-20
Datum uitspraak: 3 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsman mr. E.N.J. Molendijk, advocaat te Spijkenisse.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 26 september 2022, 28 september 2022, 29 september 2022 en van 3 november 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Sondermeijer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde (
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 258 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, alsmede een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 2 (witwassen)
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Het witwassen van het geldbedrag van € 10.000,- kan wettig en overtuigend worden bewezen. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte heeft verklaard dat hij een bedrag van € 10.000,- contant heeft ontvangen in ruil voor zijn ‘diensten’. Het kan niet anders dan dat dit geldbedrag van misdrijf afkomstig is.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft ter terechtzitting en bij de politieverhoren verklaard dat hij in delen een geldbedrag van in totaal € 10.000,- heeft ontvangen en dat hij in ruil daarvoor informatie heeft gegeven over containers, bijvoorbeeld of deze zouden worden gescand. Uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting is echter gebleken dat de verdachte wist dat dit geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig was. Het had op de weg van het openbaar ministerie gelegen om onderzoek te doen naar (de herkomst van) het geldbedrag. Dergelijk onderzoek is niet verricht, althans niet in het dossier aangetroffen. Zo is niet inzichtelijk geworden op welke wijze het (totaal)bedrag van € 10.000,- is opgebouwd. Evenmin is duidelijk geworden wanneer de betalingen zijn gedaan en door wie, waar en op welke wijze er zou zijn betaald.
Gelet op al deze onduidelijkheden over de betalingen aan de verdachte is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat niet met wettelijk vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat het door de verdachte ontvangen geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Het enkele feit dat in de wereld waarmee de verdachte zich bevonden wist weinig legaal vermogen omgaat, is, mede gelet op de genoemde onduidelijkheden, onvoldoende om witwassen te kunnen bewijzen.
4.1.3.
Conclusie
Hieruit volgt dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring feit 1 (niet-ambtelijke omkoping)
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering feit 4 (voorbereidingshandelingen invoer verdovende middelen)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat uit het proces-verbaal niet blijkt dat de verdachte
opzet heeft gehadop de invoer van verdovende middelen noch dat de
informatiedie hij
heeft verstrekt zou worden gebruikt voor de invoer van verdovende middelen. Het verschaffen van informatie was slechts gericht op het ontvangen van een geldbedrag om schulden mee af te kunnen lossen. De verdachte wist niet dat er verdovende middelen in de containers zaten.
4.3.2.
Beoordeling
Vaststaat dat de verdachte in de periode van 1 juni 2019 tot en met 18 december 2019 werkzaam is geweest bij [bedrijf01] in de functie van Intermodal Coördinator en dat hij toegang had tot cruciale informatie voor een criminele organisatie die zich bezig houdt met de invoer van verdovende middelen.
Uit de verklaringen van de verdachte bij de politie blijkt dat hij vanuit het computersysteem van zijn werkgever aan onbevoegde derden onder meer informatie verschafte over de route en locatie van containers, of de containers wel of niet zouden worden gescand door de Douane en informatie verschafte over hoe groot de (geschatte) pakkans was. Ook had de verdachte zelf een systeem bedacht binnen [bedrijf01] waaruit volgde wat voor de criminele invoer “de goede lijnen” waren. Ook deze informatie heeft hij gedeeld. Verder verklaart de verdachte dat hij via Encro-chat verzoeken binnenkreeg en dat als er over stuks en pakketjes werd gesproken, het dan over cocaïne ging.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte ten tijde van het verschaffen van informatie wist dat deze informatie werd gebruikt bij de illegale invoer van partijen (hard)drugs zoals cocaïne.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen en vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen.
4.3.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de invoer van verdovende middelen. Dit betekent dat het onder 4 ten laste gelegde kan worden bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij in de periode van 01 juni 2019 tot en met 18 december 2019 te Rotterdam en/of Vlaardingen, althans (elders) in Nederland,
meermalen,
(telkens) anders dan als ambtenaar, te weten als transportplanner/leider, werkzaam zijnde in dienstbetrekking bij [bedrijf01] , naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, in strijd met zijn plicht in zijn betrekking heeft gedaan ,
een gift, te weten contantegeldbedragen heeft aangenomen , te weten
(telkens) (al dan niet tegen betaling) (op verzoek van een of meer perso(o)n(en) niet zijnde werkzaam bij voornoemd bedrijf) containers/containernummers heeft bevraagd en/of (vervolgens) informatie over die containers, waaronder gegevens over de locatie van die containers en/of route's en informatie of een container wel of niet is gescand en op welke boot een container het beste geplaatst kan worden, , aan een of meer ander(e) perso(o)n(en) (niet zijnde werknemer(s) van voornoemd bedrijf) heeft verstrekt,
terwijl hij, verdachte, dit aannemen (telkens) in strijd met de goede trouw heeft verzwegen tegenover zijn werkgever ;
4.
hij in de periode van 01 juni 2019 tot en met 18 december 2019 te Rotterdam en/of Vlaardingen, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne een middel zoals genoemd in lijst 1 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en
- zich en (een) ander(en) inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s), meermalen,
- met één of meer andere (criminele) contact(en) (telefonisch) contact gelegd en onderhouden ten behoeve het verstrekken van informatie en ten behoeve van de invoer van verdovende middelen en
- een of meer (computer)systemen bevraagd (naar containers/containernummers) en (vervolgens) aan een of meer anderen gegevens/informatie verschaft omtrent de route(s) en de locaties van containers en informatie of een container wel of niet is/wordt gescand en op welke boot een container het beste geplaatst kon worden en
- betalingen ontvangen ten behoeve van het verstrekken van informatie en de invoer van hoeveelheden verdovende middelen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
het anders dan als ambtenaar, werkzaam zijnde in dienstbetrekking, naar aanleiding van hetgeen hij in strijd met zijn plicht in zijn dienstbetrekking heeft gedaan, aannemen van een gift en dit aannemen in strijd met de goeder trouw verzwijgen tegenover zijn werkgever, meermalen gepleegd;
4.
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen of daarbij behulpzaam te zijn en zich of een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet en niet-ambtelijke omkoping. De verdachte – die vanuit zijn functie als intermodal coördinator bij [bedrijf01] toegang had tot het bedrijfsprocessensysteem – heeft informatie verschaft over containers waar mogelijk verdovende middelen in zaten. In ruil voor zijn (verboden) ‘diensten’ heeft hij geldbedragen ontvangen.
Door zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de internationale drugshandel. Corrupte medewerkers in de haven, zoals de verdachte, zijn een onmisbare schakel in het smokkelen van drugs via de Rotterdamse haven. De invoer van grote partijen verdovende middelen en de voorbereidingshandelingen daarop dragen bij aan de verspreiding en het gebruik van harddrugs en vormen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en bevorderen de toename van vermogenscriminaliteit. Feiten als deze brengen bovendien onrust voor de samenleving met zich mee en zijn maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen oog gehad en was uitsluitend uit op eigen financieel gewin.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
31 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Bouman GGZ, afdeling reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 september 2022. Dit rapport houdt – kort gezegd – het volgende in.
De verdachte geeft geen inzicht en openheid in het ten laste gelegde, zodat de reclassering geen directe verbanden kan leggen tussen delict en criminogene factoren. Diverse factoren kunnen wel als risicovol bestempeld worden en mogelijk leiden tot delictgedrag. De verdachte kampt met een gokverslaving, hij gebruikt alcohol en cocaïne en er is sprake van een negatief sociaal netwerk.
Gezien de risicofactoren die de reclassering heeft geconstateerd zijn er voldoende aanwijzingen om een hulpverleningstraject op te starten. Daarnaast zou er tijdens een reclasseringstoezicht meer duidelijkheid verkregen kunnen worden omtrent zijn motieven om deze delicten te plegen. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld.
Ter terechtzitting heeft de verdachte zijn aandeel deels bekend en openheid van zaken gegeven. Ook heeft hij verklaard momenteel te verblijven in een beschermde woonvorm van Antes en gezegd mee te zullen werken aan eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering is geadviseerd.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank is van oordeel dat de door de reclassering geadviseerde begeleiding en bijzondere voorwaarden, gelet op de persoonlijke situatie van de verdachte, aangewezen zijn. Daarom zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk worden opgelegd, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De uiteindelijk op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf is gelijk aan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft vastgezeten. Daartoe is relevant dat de verdachte zich volgens de reclassering gedurende de gehele schorsing goed heeft gehouden aan de aan hem opgelegde schorsingsvoorwaarden. Positief is ook dat hij zijn schulden inmiddels heeft afgelost. De verdachte hoeft dus, indien hij zich aan de op te leggen voorwaarden houdt, niet opnieuw de gevangenis in. Het geschorste bevel voorlopige hechtenis kan daarom worden opgeheven.
De verdediging heeft verzocht de proeftijd te beperken tot een jaar. De rechtbank ziet daartoe echter geen aanleiding. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat de verdachte zijn leven nog niet geheel op de rit heeft en daarbij nog voor een langere periode hulp en steun van de reclassering nodig heeft.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen GSM zaktelefoon, Samsung (693506) verbeurd te verklaren.
De raadsman heeft verzocht tot teruggave van de inbeslaggenomen telefoon en laptop.
8.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen telefoon geretourneerd kan worden aan de verdachte, omdat niet is gebleken dat de bewezen feiten met behulp van deze telefoon zijn begaan.
Ten aanzien van de laptop overweegt de rechtbank dat uit het dossier niet blijkt dat deze strafvorderlijk in beslag is genomen. De rechtbank zal om die reden geen beslissing nemen over de laptop.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 328ter van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 360 (driehonderdzestig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
258 (tweehonderdachtenvijftig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich na uitnodiging melden bij Antes Reclassering op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Binnen dit toezicht werkt de veroordeelde aan bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek. Hiertoe volgt de veroordeelde de begeleidingsmodule Stap voor Stap;
2. de veroordeelde zal meewerken aan diagnostisch onderzoek en laat zich behandelen door Antes of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Ook als het inhoudt nadere diagnostiek naar persoonlijkheid, achtergrond verslaving en overige psychische problematiek. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde zal verblijven bij Antes of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
5. de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
6. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd inspannen om legale inkomsten en een betaalde baan of een andere, door de toezichthouder goedgekeurde vorm van dagbesteding te verkrijgen en/of te behouden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde dient ter verificatie bewijs aan te leveren in de vorm van een loonstrook en/of een arbeidsovereenkomst;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van: GSM zaktelefoon, Samsung (693506);
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. J. van Dort en W.M. Stolk, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst en mr. K. Dere, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juni 2019 tot en met 18 december 2019 te Rotterdam en/of Vlaardingen, althans (elders) in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) anders dan als ambtenaar, te weten als transportplanner/leider, althans medewerker, werkzaam zijnde in dienstbetrekking bij [bedrijf01] , naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, in strijd met zijn plicht in zijn betrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zou doen of nalaten,
een gift, belofte en/of dienst, te weten een of meer (contante) geldbedrag(en) en/of het verstrekken van informatie, heeft aangenomen en/of heeft gevraagd, te weten
(telkens) (al dan niet tegen betaling) (op verzoek van een of meer perso(o)n(en) niet zijnde werkzaam bij voornoemd bedrijf) een of meer container(s)/containernummer(s) heeft bevraagd en/of (vervolgens) informatie over die container(s), waaronder gegevens over de locatie van die container(s) en/of route('s) en/of pincode(s) en/of informatie of een container wel of niet is gescand en/of op welke boot een container het beste geplaatst kan worden, althans een of meer gegevens, aan een of meer ander(e) perso(o)n(en) (niet zijnde werknemer(s) van voornoemd bedrijf) heeft verstrekt,
terwijl hij, verdachte, dit aannemen en/of vragen (telkens) in strijd met de goede trouw heeft verzwegen tegenover zijn werkgever en/of lastgever;
art 328ter lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juni 2019 tot en met 18 december 2019 te Rotterdam en/of Vlaardingen, althans (elders) in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
een voorwerp, te weten een of meer (contante) geldbedrag(en) (van ongeveer 10.000 euro), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een of meer (contante) geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij (telkens) wist dat dat/die geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juni 2019 tot en met 18 december 2019 te Rotterdam en/of Vlaardingen, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne en/of heroïne en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, zijnde cocaïne en/of heroïne en/of een (ander) middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans een hoeveelheid van een middel zoals genoemd in lijst 1 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s), meermalen,
althans eenmaal,
- met één of meer andere (criminele) contact(en) (telefonisch) contact gelegd en/of onderhouden ten behoeve het verstrekken van informatie en/of ten behoeve van de invoer van verdovende middelen en/of
- een of meer (computer)systemen bevraagd (naar container(s)/containernummer(s)) en/of (vervolgens) aan een of meer anderen gegevens/informatie verschaft omtrent de route(s) en/of de locatie(s) van een of meer container(s) en/of informatie of een container wel of niet is/wordt gescand en/of op welke boot een container het beste geplaatst kon worden en/of
pincode(s) en/of
- informatie verstrekt en/of ontvangen over de beloning voor het verstrekking van informatie en/of de invoer van (een) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- een of meer betaling(en) ontvangen ten behoeve van het verstrekken van informatie en/of de invoer van (een) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen.
art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet
art 10a lid 1 ahf/sub 2 alinea Opiumwet
art 10a lid 1 ahf/sub 2 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10a lid 1 ahf/sub 2 alinea Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet