ECLI:NL:RBROT:2022:9302

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
10/750354-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen voor de invoer van verdovende middelen uit de Rotterdamse haven

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 november 2022 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de invoer van verdovende middelen, zoals bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet. De verdachte heeft samen met anderen afspraken gemaakt over het invoeren en uithalen van verdovende middelen uit de Rotterdamse haven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 25 september 2019 tot 1 december 2019, meermalen telefonisch contact heeft onderhouden met een medeverdachte en informatie heeft uitgewisseld over het invoeren van verdovende middelen. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan. De verdachte heeft zich niet eerder schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten en heeft zijn zwijgrecht ingeroepen tijdens de verhoren. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen smartphone verbeurd verklaard, omdat deze is gebruikt bij het bewezen verklaarde feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/750354-20
Datum uitspraak: 3 november 2022
Tegenspraak (artikel 279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
gemachtigd raadsman mr. M.G. van Wijk, advocaat te Hoorn.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 26 september 2022, 28 september 2022, 29 september 2022 en 3 november 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Sondermeijer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daartoe is primair aangevoerd dat het dossier enkel tapgesprekken bevat die tussen de verdachte en [naam01] zijn gevoerd. Die tapgesprekken vormen de basis voor de verdenking. Uit het dossier blijkt echter niet dat er een machtiging is van de rechter-commissaris om die gesprekken op te nemen. Dit levert een onherstelbaar vormverzuim op in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De tapgesprekken dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
Subsidiair is vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Uit het dossier blijkt niet dat wat de verdachte in tapgesprekken zegt, ook daadwerkelijk is uitgevoerd dan wel op andere wijze te relateren is aan de invoer van verdovende middelen.
4.1.2.
Beoordeling
Vormverzuim ex artikel 359a Sv?
In het onderzoek “Kwikstaart” is door de officier van justitie bevolen om de telecomaansluiting van [naam01] op te nemen en uit te luisteren. Uit het dossier blijkt dat ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek “Veerhaven” op grond van artikel 126dd Sv toestemming is verleend tot het gebruik van de gegevens uit het strafrechtelijk onderzoek “Kwikstaart”. De zich in het dossier “Veerhaven- [verdachte01] ” bevindende tapgesprekken zijn dus onderzoeksbevindingen afkomstig uit het onderzoek “Kwikstaart” in de zaak tegen [naam01] .
De gegevens uit de tapgesprekken waarop de raadsman doelt, zijn dus verkregen uit de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden die jegens [naam01] zijn ingezet en niet jegens de verdachte. Anders dan waarvan de raadsman lijkt uit te gaan, zijn er tegen de verdachte geen bijzondere opsporingsbevoegdheden ingezet. Van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv in het voorbereidend onderzoek
jegens de verdachtekan alleen hierom al geen sprake zijn. De verdachte kwam eenvoudigweg in beeld bij het onderzoek naar [naam01] . De tapgesprekken zullen dan ook niet van het bewijs worden uitgesloten. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Voorbereidingshandelingen voor de invoer van verdovende middelen
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
De verdachte was tot 31 december 2019 werkzaam als stackerdraaier via het uitzendbureau [bedrijf01] B.V. Als stackerdraaier bevestigde de verdachte de stackers van een kraan aan de hoeken van de containers en kon hij zich vrijelijk begeven en bewegen op het haventerrein.
Uit onderzoeksbevindingen in onderzoek “Kwikstaart” is gebleken dat [naam01] telefonisch contact had met de gebruiker van de telecommunicatieaansluiting [nummer01] , die lopende het onderzoek werd geïdentificeerd als de verdachte, [verdachte01] . Ter terechtzitting heeft niet ter discussie gestaan dat het telefoonnummer aan de verdachte toebehoorde en door hem werd gebruikt.
Uit de afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat er meermalen wordt gesproken over de inzet van uithalers door de verdachte voor [naam01] om verdovende middelen uit containers te halen. Zo wordt er gesproken over containers, hoeveelheden en het regelen van mensen (soldaten) die naar binnen kunnen. De verdachte heeft zich bij zijn verhoren bij de politie ten aanzien van deze telefoongesprekken beroepen op zijn zwijgrecht. Hij heeft aldus geen inhoudelijke andersluidende verklaring afgelegd, waarmee de bewijskracht van de in de bewijsmiddelen opgenomen tapgesprekken is verminderd of genuanceerd. Het subsidiaire verweer van de raadsman dat niet is gebleken dat het besprokene in de tapgesprekken ook daadwerkelijk is uitgevoerd, lijkt uit te gaan van een eis die de wet niet stelt als het gaat om de ten laste gelegde
voorbereidingshandelingen. Het verweer wordt verworpen.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de voorbereidingshandelingen voor de invoer van verdovende middelen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
in de periode van 25 september 2019 tot 1 december 2019 te Rotterdam, althans in Nederland, meermalen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid (van een materiaal bevattende) cocaïne en/of heroïne en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, zijnde cocaïne en/of heroïne en/of een (ander) middel, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, mede te plegen, en inlichtingen te verschaffen en
- zich en een of meer anderen inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen
hebbende verdachte (telkens)
- met [naam01] telefonisch contact onderhouden en informatie uitgewisseld en afspraken gemaakt over het invoeren en/of uithalen en/of vervoeren van verdovende middelen en
- een of meer personen benaderd en geregeld voor [naam01] ten behoeve van het invoeren en/of uithalen en/of vervoeren van verdovende middelen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen of mede te plegen en een ander trachten te bewegen om daartoe inlichtingen te verschaffen, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet. De verdachte heeft samen met anderen afspraken gemaakt over het invoeren en uithalen van verdovende middelen uit de Rotterdamse haven.
Door zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de internationale drugshandel. De invoer van grote partijen verdovende middelen en de voorbereidingshandelingen daartoe dragen bij aan de verspreiding en het gebruik van harddrugs en vormen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en bevorderen tevens andere vormen van criminaliteit.
De rechtbank heeft in een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 augustus 2022 gezien dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De verdachte heeft zich bij zijn verhoren bij de politie beroepen op zijn zwijgrecht en hij is op de terechtzitting van de inhoudelijke behandeling van zijn zaak niet verschenen. Hierdoor heeft de rechtbank geen inzicht gekregen in de achtergrond van de verdachte. Evenmin is de rechtbank bekend met (huidige) persoonlijke omstandigheden die eventueel strafmatigend zouden kunnen worden meegewogen.
Gelet hierop en gezien de ernst van het feit kan dan ook niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. In het lange tijdsverloop van de totale berechting ziet de rechtbank aanleiding om in het voordeel van de verdachte van de eis van de officier van justitie af te wijken.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen GSM zaktelefoon, smartphone (629932-A) verbeurd te verklaren.
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
8.2.
Beoordeling
De in beslag genomen telefoon zal worden verbeurd verklaard, nu het bewezen feit met behulp van dit voorwerp is begaan.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf: GSM zaktelefoon, smartphone (629932-A).
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. J. van Dort en W.M. Stolk, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst en mr. K. Dere, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 september 2019 tot en met 31 december 2019 te Rotterdam, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid (van een materiaal bevattende) cocaïne en/of heroïne en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, zijnde cocaïne en/of heroïne en/of een (ander) middel, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat dat/die bestemd was/waren tot liet plegen van dat/die feit(en),
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s), (telkens)
- met [naam01] en/of een of meer (andere) onbevoegde derde(n) een of meer ontmoetingen gehad en/of telefonisch en/of via berichten contact onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van verdovende middelen en/of
- een of meer personen benaderd en/of geregeld voor [naam01] en/of een of meer(andere) perso(o)n(en) ten behoeve van het invoeren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren en/of verkopen en/of afnemen van verdovende middelen.
art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet
art 10a lid 1 ahf/sub 2 alinea Opiumwet
art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet