ECLI:NL:RBROT:2022:930

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
10 februari 2022
Zaaknummer
10/690358-17 en 10/245117-16 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van telen aanzienlijke hoeveelheden hennep en diefstal van elektriciteit

Op 21 januari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van het telen van aanzienlijke hoeveelheden hennep en diefstal van elektriciteit. De zaak betreft twee verschillende dagvaardingen, waarbij de verdachte in de periode van 13 september 2016 tot en met 4 april 2017 betrokken was bij een hennepkwekerij onder het Varkenoordse viaduct in Rotterdam, waar 284 hennepplanten werden aangetroffen. Daarnaast was de verdachte ook betrokken bij een hennepkwekerij aan de Honeggerstraat, waar 475 hennepplanten werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen handelde en dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld, maar ook dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 160 uur, met aftrek van voorarrest, en de vordering van de benadeelde partij, Stedin Netbeheer B.V., werd toegewezen, waarbij de verdachte €3.674,80 aan schadevergoeding moest betalen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, de impact op de volksgezondheid en de criminaliteit die samenhangt met de teelt en handel in hennep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/690358-17 en 10/245117-16 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 21 januari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. P.M. Rombouts, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 december 2021.

2..Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de tenlasteleggingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.C. Visser heeft gevorderd:
  • vrijspraak ter zake van het bij dagvaarding met parketnummer 10/690358-17 (hierna te noemen dagvaarding I) onder 3 tenlastegelegde;
  • bewezenverklaring van het bij dagvaarding I onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde;
  • bewezenverklaring van het bij dagvaarding met parketnummer 10/245117-16 (hierna te noemen dagvaarding II) onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uur met aftrek van voorarrest, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.

4..Vrijspraak zonder nadere motivering ten aanzien van dagvaarding I feit 3

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het bij dagvaarding I onder 3 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

5..Waardering van het bewijs

Ten aanzien van dagvaarding I feiten 1, 2 en 4

Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Daartoe is ten aanzien van de feiten 1 en 2, te weten de aangetroffen hennepkwekerij onder het Varkenoordse viaduct, aangevoerd dat de aanwezigheid van de verdachte bij deze hennepkwekerij niet kan worden vastgesteld. Het voornaamste bewijsmiddel is het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [naam verbalisant] , over de camera’s en bewegingsmelders geplaatst in en buiten het viaduct. Er is een aanvullend proces-verbaal gekomen over hoe genoemde verbalisant tot de herkenning van de verdachte is gekomen, maar hij heeft de verdachte nooit echt gezien; uitsluitend een foto, dus de houding en de manier van bewegen van de verdachte kent hij niet. De kwaliteit van de beelden is ronduit slecht. Op de beelden van de binnenkant van het pand is niemand te herkennen. Ook wordt steeds het woord ‘vermoedelijk’ gebruikt, maar in het aanvullende proces-verbaal is dat woord ineens verdwenen. De verbalisant wist dat er een kenteken op naam van de verdachte was gesignaleerd bij het viaduct en daar is de ‘bias’ van de verbalisant door ontstaan dat het de verdachte is die op de beelden staat, maar op die beelden is niemand te herkennen. Het is niet verifieerbaar dat de verdachte daadwerkelijk op die locatie is geweest. Indien wel gewicht aan dat proces-verbaal wordt toegekend, dan is de rol van de verdachte bij die hennepkwekerij nog niet duidelijk.
Ten aanzien van feit 4 is aangevoerd dat het wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen van diefstal van stroom ontbreekt. De verdachte heeft zelf geen wegnemingshandeling verricht.
Beoordeling
De rechtbank neemt bij haar beoordeling als uitgangspunt dat in zijn algemeenheid een verklaring aan geloofwaardigheid wint als deze vroeg in het opsporingsonderzoek wordt afgelegd en daarna bevestiging vindt in (technische) onderzoeksresultaten of in latere getuigenverklaringen van objectieve derden. Verder kunnen de algemene (on)waarschijnlijkheid, (on)verklaarbaarheid of mate van voorstelbaarheid van hetgeen door een verdachte als verklaring wordt gegeven voor zijn handelen een rol spelen bij het waarderen van een op die verklaring gebaseerd scenario.
Toegespitst op deze zaak stelt de rechtbank vast dat de verdachte pas circa vijf jaar later, na kennisname van het volledige dossier, een inhoudelijke verklaring heeft afgelegd. De verdachte verklaart thans dat hij nooit ter plaatse van de hennepkwekerij onder het Varkenoordse viaduct is geweest en dat het voertuig met kenteken [kentekennummer] , waarvan hij de kentekenhouder is, in de tenlastegelegde periode door één of meer ander(en) is gebruikt. De verdachte heeft geen naam/namen willen noemen of anderszins enige onderbouwing/concretisering gegeven om wie het dan zou gaan. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank de verklaring van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde stellen. De rechtbank gaat er dus van uit dat de verdachte zelf op die momenten zijn auto heeft gebruikt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam verbalisant] blijkt dat hij de verdachte in ieder geval op de beelden van de buitencamera’s zonder voorbehoud heeft herkend. Die herkenningen vinden steun in de bevindingen van het observatieteam, die immers het voertuig van de verdachte herhaaldelijk in de nabijheid van het Varkenoordse viaduct hebben geobserveerd op tijdstippen die overeenstemmen met de bevindingen van verbalisant [naam verbalisant] . Dat daarbij bij deze verbalisant een vooringenomenheid ten opzichte van de verdachte (bias) een rol heeft gespeeld, is niet aannemelijk geworden. Wel kan uit de bevindingen van het observatieteam afgeleid worden dat in die periode geen anderen dan de verdachte als bestuurder van het voertuig zijn waargenomen. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank de herkenningen van verbalisant [naam verbalisant] betrouwbaar en (dus) bruikbaar als bewijsmiddel.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Op 8 februari 2017 is een hennepkwekerij aangetroffen onder het Varkenoordse viaduct te Rotterdam. De ruimte onder dit viaduct heeft twee ingangen met afgesloten deuren, waarvan één deur is gevestigd aan de [adres] . De ruimte onder het Varkenoordse viaduct is van de gemeente Rotterdam. Het slot op de deur aan de [adres] is identiek aan het slot op meerdere locaties bij andere bruggen en ruimten van de gemeente in Rotterdam. De sleutels zijn in het bezit van een beperkt aantal werknemers van de gemeente en ook van een (beperkt) aantal medewerkers van aannemers. Aan de deur aan de [adres] zijn geen braaksporen aangetroffen. Besloten is de hennepkwekerij in het Varkenoordse viaduct niet te (laten) ruimen, maar onderzoek te doen naar de persoon/personen die de hennepkwekerij zouden blijken te onderhouden. Door de politie zijn camera’s en bewegingsmelders in het Varkenoordse viaduct geplaatst. Tevens is er een camera op de ingang van het Varkenoordse viaduct geplaatst. Door een observatieteam is ook geregeld toezicht op het pand gehouden. Hierbij kwamen een aantal personen, onder wie de verdachten, en voertuigen in beeld.
De verdachte en de twee medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] zijn in de tenlastegelegde periode in wisselende samenstellingen, soms ook met andere -onbekend gebleven- personen, bij de hennepkwekerij geobserveerd. Ook zijn zij op camerabeelden en mob-eye’s binnen en buiten de hennepkwekerij waargenomen en door verbalisanten herkend. Hoewel niet alle camerabeelden - met name binnen - even licht en helder zijn, is wel waar te nemen dat personen die kort tevoren buiten gezien worden, op meerdere data binnen gezamenlijke uitvoering geven aan handelingen in en rondom de tenten met hennepplanten. Tevens zijn aan de verdachten te koppelen voertuigen (Volkswagen Polo, Ford Fusion en Ford Transit bus) verschillende malen in de directe omgeving van de hennepkwekerij gezien. Bovendien is tijdens een doorzoeking in een Ford Transit bus, waarmee de medeverdachte [naam medeverdachte 1] rijdt, een (loper)sleutel aangetroffen die past op de sloten van aan de gemeente Rotterdam toebehorende ruimten zoals het Varkenoordse viaduct. In deze bus zijn ook aankoopbonnen van de Gamma aangetroffen waaruit blijkt dat goederen zijn gekocht die (zeker in combinatie met elkaar) kunnen worden gebruikt voor hennepkwekerijen, zoals ventilatorkachels, stekkers, schakelklok, wandcontactdozen en kettingen. Daarnaast is in de telefoon van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] een notitie aangetroffen met daarop een lijst goederen die kunnen worden gebruikt voor aanleg en onderhoud van hennepkwekerijen. Tevens is uit onderzoek aan deze telefoon naar voren gekomen dat de verdachte en de medeverdachten telefonisch contact met elkaar hadden en dat op deze telefoon sms-berichten en notities staan uit 2014 tot begin 2017 over goederen die kunnen worden gebruikt voor hennepkwekerijen. Op 3 april 2017 werd in de hennepkwekerij de verdachte [naam medeverdachte 3] aangehouden, die op dat moment de hennepplanten verzorgde. Vlak vóór zijn aanhouding had [naam medeverdachte 3] telefonisch contact met [naam medeverdachte 4] , die de broer is van [naam persoon] . [naam persoon] is de partner van een medeverdachte. Voorts werd in de woning van de verdachte een blok hasj aangetroffen alsmede goederen die worden gebruikt bij het opzetten van een hennepkwekerij, zoals een growtent, filterslangen, zwart zeil en een dompelvat. Ten slotte werd in de kofferbak van de Volkswagen Polo, in gebruik bij de verdachte, een tas aangetroffen met daarin een plakkende schaar die naar hennep rook én materialen zoals kettingen, stroomdraad en touw, die (sterk) gelijkend zijn op de materialen die in de hennepkwekerij onder het Varkenoordse viaduct zijn gebruikt.
Gelet op deze feiten en omstandigheden - in onderling verband en samenhang bezien - acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de drie verdachten gezamenlijk uitvoering hebben gegeven aan het telen van hennep en dat dus sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking.
Ten aanzien van feit 4
De verdachte moet hebben geweten dat er sprake was van diefstal van stroom. Als eerste aspect kent de rechtbank in dit verband waarde toe aan het feit van algemene bekendheid dat het kweken van hennep nagenoeg steeds samengaat met diefstal van stroom, ook al om ontdekking te voorkomen via een opvallend hoog elektriciteitsverbruik. Deze wetenschap aan de zijde van de verdachte geldt nog meer omdat op de locatie waar de hennepkwekerij is aangelegd, onder een viaduct, geen legale stroomaansluiting met meter aanwezig is. Uit de omstandigheid dat bij de drie verdachten sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering bij het telen van hennep (medeplegen), volgt dat zij alle drie ook bekend waren met de illegale aanpassingen in de elektriciteitsvoorziening. Daarom is niet relevant of de verdachte of één van de medeverdachten de verbrekings- of omleidingshandelingen aan de elektriciteitsvoorziening heeft verricht, zij hebben in vereniging gedurende de teeltperiode elektriciteit verbruikt bij het telen van de hennep. De omstandigheid dat mogelijk een verder onbekend gebleven derde de daadwerkelijke fysieke handelingen heeft verricht die de illegale afname van elektriciteit mogelijk maakten, maakt dat niet anders. Immers, vanaf dat moment kon er pas door die (verbrekings)handelingen daadwerkelijk illegaal elektriciteit worden verbruikt. De rechtbank acht dus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met de medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan gekwalificeerde diefstal van elektriciteit.
Ten aanzien van dagvaarding II feiten 1, 2 en 3
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte ook van deze dagvaarding integraal dient te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat het dossier geen voor de verdachte belastende verklaringen bevat. Dat er dactyloscopische sporen van de verdachte op een lampenkap zijn aangetroffen, zegt niets want die sporen zijn vluchtig. De verdachte heeft daarover verklaard dat hij weleens iemand heeft verhuisd met dergelijke assimilatielampen. De verdachte zegt dat hij nooit in een hennepkwekerij aan de Honeggerstraat in Rotterdam is geweest en als hij daar wel zou zijn geweest, levert dit nog geen bewijs op voor het medeplegen van het telen en aanwezig hebben van hennep.
Ook ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs voor (het medeplegen van) diefstal van stroom.
Beoordeling
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Ook ten aanzien van deze feiten is het vertrekpunt van de rechtbank dat in zijn algemeenheid een verklaring aan geloofwaardigheid wint als deze vroeg in het opsporingsonderzoek wordt afgelegd en daarna bevestiging vindt in (technische) onderzoeksresultaten of in latere getuigenverklaringen van objectieve derden. Verder kunnen daarbij de algemene (on)waarschijnlijkheid, (on)verklaarbaarheid of mate van voorstelbaarheid van hetgeen door een verdachte als verklaring wordt gegeven voor zijn handelen een rol spelen bij het waarderen van een op die verklaring gebaseerd scenario. Toegespitst op deze zaak stelt de rechtbank vast dat de verdachte pas circa vijf jaar later, na kennisname van het volledige dossier, een korte verklaring over het aantreffen van zijn vingerafdruk heeft afgelegd. De woning aan de [adres delict] was enkel ingericht voor het telen van hennep. Behalve een aangetroffen vingerafdruk van de verdachte op een lampenkap, zijn ook twee DNA-sporen, waarvan het profiel overeenkomt met dat van de verdachte, aangetroffen op een sigarettenpeuk en op een flesje bier, beide afkomstig uit de badkamer. De verdachte heeft geen geloofwaardige verklaring gegeven over hoe die sporen daar zijn terechtgekomen. Ook zijn in diezelfde woning de vingerafdrukken van [naam medeverdachte 5] op twee lampenkappen aangetroffen en ook deze andere verdachte heeft daarover niet willen verklaren.
Gelet op deze omstandigheden - in onderling verband en samenhang bezien - acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat tussen de verdachte en tenminste één ander sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering bij het telen van hennep en dus van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Hetzelfde geldt voor het medeplegen van diefstal van elektriciteit. Immers, alleen al uit de aangetroffen situatie in de woning volgt dat de telers bekend waren met de illegale aanpassingen in de elektriciteitsvoorziening. Daarbij is niet relevant of de verdachte of [naam medeverdachte 5] de verbrekings- of omleidingshandelingen aan de elektriciteitsvoorziening heeft verricht, ook al omdat de diefstal van elektriciteit pas daarna kon beginnen en voortduren tot de ontdekking van de illegale situatie in de woning.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
Onderzoek Viaduct
hij
in de periode van 13 september 2016 tot en met 04 april 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in een ruimte gelegen onder het Varkenoordse viaduct
een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
2.
hij
op 04 april 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad in een ruimte gelegen onder het Varkenoordse viaduct
een hoeveelheid van in totaal 284 hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
4.
hij
in de periode van 13 september 2016 tot en met 04 april 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen, in een ruimte gelegen onder het Varkenoordse viaduct
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Stedin Netbeheer BV,
zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen elektriciteit onder hun bereik had(den) gebracht door middel van verbreking;
en dat de verdachte het bij dagvaarding II onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
Onderzoek Honeg
hij
in de periode van 31 mei 2016 tot en met 20 september 2016 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander meerdere malen, (telkens)
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in een woning gelegen aan de [adres delict]
een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II ;
2.
hij
op 20 september 2016 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad in een woning gelegen aan de [adres delict] een hoeveelheid van in totaal 475 hennepplanten zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
3.
hij
in de periode van 31 mei 2016 tot en met 20 september 2016 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander
in een woning gelegen aan de [adres delict] met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Stedin Netbeheer BV, zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader, die weg te nemen elektriciteit onder hun bereik had(den) gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van dagvaarding I

1 en 2:

de eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
4.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking.
Ten aanzien van dagvaarding II

1 en 2:

de eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
3:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met (een) ander(en) schuldig gemaakt aan het telen van aanzienlijke hoeveelheden hennep. Op de data waarop de hennepkwekerijen werden ontmanteld, bleek dat er 475 (Arthur Honeggerstraat) respectievelijk 284 (Varkenoordse viaduct) hennepplanten aanwezig waren. Gelet op deze hoeveelheden moet de hennep bestemd zijn geweest voor de handel en daarmee voor verdere verspreiding. Hennep bevat de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Daarbij komt dat dergelijke handel ook op andere plaatsen in de samenleving allerlei problemen veroorzaakt, vooral door de criminaliteit die met de teelt en verdere handel in hennep samenhangt, tot ernstige geweldsmisdrijven aan toe. De verdachte is hieraan voorbij gegaan en heeft louter met het oog op eigen financieel voordeel gehandeld.
Ook heeft de verdachte de voor de hennepkwekerijen benodigde elektriciteit illegaal via een aansluiting voor de meter afgetapt. Als ongecontroleerde aanpassingen in de elektriciteitsvoorziening worden aangebracht, ontstaat gemakkelijk een brandgevaarlijke situatie waardoor anderen mogelijk gevaar lopen. Bovendien is door de diefstal van elektriciteit de energieleverancier benadeeld.
Straf
De rechtbank heeft in ogenschouw genomen dat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) in het geval van één oogst van een hennepkwekerij met een omvang als bewezenverklaard uitgaan van een taakstraf van 120 uur en een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk.
De rechtbank heeft het voorgaande als uitgangspunt genomen bij het bepalen van de hoogte van de aan de verdachte op te leggen straf. De rechtbank heeft vervolgens bij voornoemd uitgangspunt in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat sprake is geweest van twee hennepkwekerijen met elk één oogst en dat de verdachte ook elektriciteit heeft gestolen. Ook houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de verdachte - blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie gedateerd 23 november 2021 - eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld en dat hij desondanks in 2016 opnieuw tweemaal in strijd met de Opiumwet heeft gehandeld.
In het voordeel van de verdachte wordt rekening gehouden met het forse tijdsverloop tussen de gepleegde feiten en de uiteindelijke berechting. Immers, bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, geldt als uitgangspunt dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Tussen 12 april 2017 [1] en de datum van het eindvonnis ligt een periode van vier jaar en ruim negen maanden, zodat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van twee jaar en ruim negen maanden. Omdat deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden in de aard en de duur van de op te leggen straf.
Met betrekking tot de aard van de op te leggen straf heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het gegeven dat van de verdachte bij separaat vonnis van heden een aanzienlijk bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel zal worden ontnomen. Hoewel deze maatregel een rechtsherstellend karakter heeft en niet bedoeld is als vergelding voor de bewezen feiten, zal de verdachte daardoor niettemin financieel aanzienlijk geraakt worden.
Slotsom
Het voorgaande overwegende acht de rechtbank een taakstraf van hierna te noemen duur passend en geboden.

9..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd Stedin Netbeheer B.V. ter zake van het op dagvaarding II onder 3 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.674,80 aan materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het op dagvaarding II onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal de vordering worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 31 mei 2016.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot nu toe begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel passend en geboden geacht.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
  • 9, 22c, 22d, 36f, 55, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 3 en 11 van de Opiumwet.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding I onder 3 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding II onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht (in totaal vier dagen), bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
152 (honderdtweeënvijftig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
76 (zesenzeventig) dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
Stedin Netbeheer B.V., te betalen een bedrag van
€ 3.674,80(zegge:
drieduizendzeshonderdvierenzeventig euro en tachtig eurocent) aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 31 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van Stedin Netbeheer B.V. te betalen
€ 3.674,80(hoofdsom,
zegge: drieduizendzeshonderdvierenzeventig euro en tachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.674,80 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
46 (zesenveertig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en A. Bonder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 januari 2022.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt bij dagvaarding I ten laste gelegd dat
1.
Onderzoek Viaduct
hij
op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 13
september 2016 tot en met 04 april 2017
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in een ruimte gelegen in/onder het Varkenoordse viaduct
een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens)
een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
2.
hij
op of omstreeks 04 april 2017
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
in een ruimte gelegen in/onder het Varkenoordse viaduct
een hoeveelheid van in totaal 284 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk
geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
3.
hij
in of omstreeks de periode van 13 september 2016 tot en met 05 september 2017,
althans op 05 september 2017,
te Rotterdam, in ieder geval in Nederland,
een voorwerp, te weten een auto (merk/type VW Polo, kenteken [kentekennummer] ),
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet,
en/of
van een voorwerp, te weten een auto (merk/type VW Polo, kenteken [kentekennummer] ,
gebruik heeft gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de
vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of
verhuld
en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit
geld en/of dit voorwerp voorhanden had,
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs had kunnen vermoeden, dat
dat dit voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - (mede)
afkomstig was uit enig misdrijf;
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
4.
hij
op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 13
september 2016 tot en met 04 april 2017
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
in een ruimte gelegen onder het Varkenoordse viaduct
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer BV, in elk geval aan een ander
of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen
elektriciteit onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van braak
en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Aan de verdachte wordt bij dagvaarding II ten laste gelegd dat
1.
Onderzoek Honeg
hij
op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 31 mei
2016 tot en met 20 september 2016
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meerdere malen, althans eenmaal, (telkens)
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in een woning/pand gelegen aan de [adres delict]
een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
2.
hij
op of omstreeks 20 september 2016
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
in een woning/pand gelegen aan de [adres delict]
een hoeveelheid van in totaal 475 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk
geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
3.
hij
op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 31 mei
2016 tot en met 20 september 2016
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
in een woning/pand gelegen aan de [adres delict]
met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een
hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan Stedin Netbeheer BV, in elk geval aan een ander of anderen
dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen
elektriciteit onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van braak
en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Datum waarop de verdachte in de zaak Honeggerstraat in verzekering is gesteld.