4.2.1.Standpunt verdediging
Primair geldt dat de doorzoeking van de auto van de verdachte onrechtmatig was en dat dit een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is. De verdachte is door dit vormverzuim geschaad in zijn recht op een eerlijk proces zoals bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en zijn recht op privacy zoals bedoeld in artikel 8 EVRM. Het bewijs dat naar aanleiding van de doorzoeking is verkregen dient te worden uitgesloten van het bewijs, als gevolg waarvan de verdachte dient te worden vrijgesproken.
De doorzoeking van de auto van de verdachte was onrechtmatig, omdat er ten aanzien van de verdachte geen redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit bestond. Er was een niet-nader gespecificeerde ANPR-hit, het feit dat er twee schijnbaar gevulde tassen in de auto werden gezet en de verdachte een verklaring aflegde die niet overeen kwam met de bevindingen van de verbalisanten. Deze feiten en omstandigheden kunnen, op zichzelf maar ook in onderling verband en samenhang bezien, niet leiden tot een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit.
Subsidiair moet de verdachte vrijgesproken worden wegens het ontbreken van wetenschap en dus opzet op de aanwezigheid van het geld en de mogelijke herkomst daarvan. De verdachte heeft bij de politie direct een verklaring afgelegd die door nader onderzoek niet is ontkracht. Uit onderzoek is ook niet gebleken van concrete wetenschap van het geld in de tassen. Op geen enkele manier zichtbaar dat er geld in de tassen zat.
4.2.2.Beoordeling door de rechtbank
Onrechtmatig verkregen bewijs
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim en overweegt daartoe als volgt.
In aanvulling op de feiten en omstandigheden in paragraaf 4.1., acht de rechtbank het volgende van belang. De verbalisanten van de Landelijke Eenheid waren op 18 juli 2022 belast met het volgen van de auto van de verdachte naar aanleiding van een ANPR-hit. De auto was in het referentiebestand geplaatst in verband met ondermijnende criminaliteit.
De verbalisanten zien dat de verdachte na kort contact met de medeverdachte twee zwaar uitziende tassen in zijn auto plaatst en wegrijdt richting de [straatnaam02] te [plaats02] . Daar wordt tijdens het gesprek met de politie de verdachte steeds zenuwachtiger. Zijn handen begonnen te trillen en hij kneep zo hard in zijn portemonnee dat zijn vingers er wit van werden. Daarnaast waren de tassen die de verdachte op de [straatnaam01] in zijn auto had gezet niet zichtbaar omdat er een jas overheen was gelegd.
De voorgaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, leveren voldoende verdenking op voor een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat het voertuig van de verdachte, waarin het geldbedrag is aangetroffen, onrechtmatig is doorzocht. Er is geen vormverzuim, zodat ook geen bewijsuitsluiting op grond van artikel 359a Sv zou moeten volgen.
Bewijsoverweging witwassen
Wetenschap geld in de tassen
De verdachte heeft op 18 juli 2022 een aanzienlijk contant geldbedrag voorhanden gehad. Daarover heeft de verdachte – onder andere – verklaard dat hij niet wist dat er geld in de tassen zat.
Tijdens de aanhouding is bij verdachte een iPhone XS aangetroffen en in beslag genomen. De verdachte heeft gezegd dat dit zijn telefoon is. Uit onderzoek aan deze telefoon is gebleken dat er door de verdachte gebruik werd gemaakt van de berichtendienst Telegram. De verdachte heeft op Telegram de accountnaam ‘
[naam01]’, hetgeen hij ook heeft erkend ter terechtzitting. Deze gebruiker heeft op 18 juli 2022 om 10:01 uur een bericht gestuurd naar de gebruiker ‘
[naam02]’ met als inhoud “495”. Dit getal correspondeert met het geldbedrag dat in de tassen is aangetroffen. De verdachte heeft hierover verklaard dat de medeverdachte dit bericht heeft verstuurd. Deze verklaring is niet aannemelijk omdat het onwaarschijnlijk is dat de medeverdachte weet met wie verdachte gecommuniceerd heeft over de transactie. Ook overigens vindt die verklaring van de verdachte geen steun in het strafdossier.
Verder zijn er achter één van de inbeslaggenomen telefoons van de verdachte twee briefjes van € 5, - aangetroffen. De specifieke serienummers die op de twee aangetroffen biljetten van € 5, - staan, worden ook in chatgesprekken van 17 juli 2022 tussen de gebruiker ‘
[naam01]’ en de gebruiker ‘
[naam02]’ genoemd. In die gesprekken wordt eveneens gesproken over ‘
token’ en wordt het nummer [nummer01] genoemd. Dit laatste nummer wordt ook in chatgesprekken van 16 juli 2022 in de telefoon van de medeverdachte (accountnaam: [naam03] ) en de gebruiker ‘
[naam02]’ aangetroffen in combinatie met ‘
tokens’. Bekend is dat tokens worden gebruikt ter legitimatie van de ontvangende/verstrekkende partij bij de overdracht van (onder andere) contant geld.
De voorgaande feiten en omstandigheden maken volgens de rechtbank dat de verdachte wetenschap moet hebben gehad van het geld in de tassen.
Uit misdrijf afkomstig
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat wordt vastgesteld dat het geld van misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit wist. Hiervoor is niet per se vereist dat er op grond van de beschikbare bewijsmiddelen een rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald, concreet misdrijf. Is een concreet misdrijf niet vast te stellen, dan kan, volgens vaste rechtspraak, worden geconcludeerd dat het voorwerp uit “enig misdrijf” afkomstig is als de feiten en omstandigheden geen andere (legale) conclusie rechtvaardigen. Wanneer door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor een legale herkomst van het geld.
Een legale economische verklaring voor het geld ontbreekt in het strafdossier. Verder blijkt uit het dossier dat:
- het gaat om een groot contant geldbedrag van € 495.000 verpakt in stapels met coupures van € 50,
- het geldbedrag nooit is opgeëist door enige rechthebbende en
- het geldbedrag fysiek in een auto werd vervoerd, hetgeen grote veiligheidsrisico’s met zich brengt, op een ongebruikelijke wijze, te weten in boodschappentassen.
Uit het onderzoek naar berichten op de telefoons van verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] volgt verder dat er bij de overdracht van het geld gebruik is gemaakt van zogenaamde tokens, in dit geval serienummers van 5 euro biljetten, teneinde bij de overdracht te verzekeren dat de juiste persoon het geld ontvangt.
Op grond van deze feiten en omstandigheden is het vermoeden gerechtvaardigd dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is, wat betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
De verdachte heeft verklaard dat hij iets voor een bekende – waarvan hij verder geen concrete gegevens kan verstrekken – moest ophalen en daarna moest afgeven bij de McDonalds in Purmerend. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij door deze ‘goede bekende’ werd bedreigd en daarom geen verdere gegevens kan verstrekken. Deze verklaring is niet verifieerbaar omdat verdere gegevens van deze derde partij ontbreken en het dossier ook overigens geen aanknopingspunten biedt ter ondersteuning van deze verklaring. Omdat een legale herkomst niet aannemelijk is geworden concludeert de rechtbank op grond van de eerder genoemde feiten en omstandigheden dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van € 495.000,- onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit wist.