ECLI:NL:RBROT:2022:9289

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
C/10/633281 / HA ZA 22-135
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in vrijwaringsincident tussen Stedin Netbeheer B.V. en meerdere gedaagden

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is op 19 oktober 2022 een vonnis gewezen in een vrijwaringsincident. Eiseres in de hoofdzaak is Stedin Netbeheer B.V., gevestigd te Rotterdam, die zich in het incident verweert tegen de gedaagden: Hornbach Bouwmarkt (Nederland) B.V., Hornbach Real Estate Alblasserdam B.V., Hak Kraanverhuur en Grondverzet B.V., en Boer B.V. De procedure is voortgevloeid uit een geschil over schade aan kabels en leidingen, waarbij Hak vorderde dat de andere gedaagden in vrijwaring zouden worden opgeroepen. Hak stelt dat zij zich heeft vrijgetekend voor schade die niet vooraf is aangegeven en dat zij op basis van artikel 6:102 BW regresrecht heeft op de gedaagden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring tijdig is ingediend en dat Hak voldoende heeft gesteld om de gedaagden op te roepen. De rechtbank heeft de vordering van Hak toegewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak zal verder worden behandeld met een kortere termijn voor het antwoord van [gedaagde sub 4].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/633281 / HA ZA 22-135
Vonnis in incident van 19 oktober 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEDIN NETBEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. P.P.J. Elshof te Delft,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HORNBACH BOUWMARKT (NEDERLAND) B.V.,
gevestigd te Driebergen-Rijsenburg,
gedaagde,
advocaat mr. R.S. Ariëns te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HORNBACH REAL ESTATE ALBLASSERDAM B.V.,
gevestigd te Alblasserdam,
gedaagde,
advocaat mr. R.S. Ariëns te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HAK KRAANVERHUUR EN GRONDVERZET B.V.,
gevestigd te Alblasserdam,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. E.J. Eijsberg te Rotterdam,
4.
[gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.Th. de Haan te Alblasserdam,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOER B.V.,
gevestigd te Meerkerk,
gedaagde,
advocaat mr. A.M. Klunne te Breda.
Partijen zullen hierna Stedin, Hornbach Nederland, Hornbach Alblasserdam, Hak, [gedaagde sub 4] en Boer worden genoemd. Hornbach Nederland, Hornbach Alblasserdam, Hak, [gedaagde sub 4] en Boer zullen hierna gezamenlijk gedaagden genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incidenten van 13 juli 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de conclusie van antwoord tevens incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring ex art. 210 Rv van de zijde van Hak;
  • de antwoordconclusie in het incident tot oproeping in vrijwaring ter zake het door Hak opgeworpen incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..Het geschil in het incident

2.1.
Hak vordert dat haar wordt toegestaan Hornbach Nederland, Hornbach Alblasserdam, [gedaagde sub 4] en Boer in vrijwaring op te roepen. Kort gezegd heeft Hak daartoe het volgende gesteld.
2.1.1.
Ten aanzien van Hornbach Nederland en Hornbach Alblasserdam heeft Hak zich vrijgetekend voor schade aan kabels en leidingen die niet vooraf zijn aangegeven. Dit blijkt ook uit de offerte van Hak. Bovendien heeft Hak op de voet van artikel 6:102 BW een regresrecht op Hornbach Nederland en Hornbach Alblasserdam indien de stelling van Stedin juist is dat gedaagden hoofdelijk zijn verbonden. De onderlinge draagplicht dient op de voet van artikel 6:101 BW te worden ingevuld aan de hand van de wederzijdse causaliteit en eventueel gecorrigeerd door de billijkheid. Hornbach Nederland en Hornbach Alblasserdam hebben samen met hun deskundig adviseur Van Vugt Hak onjuist geïnformeerd over de (afwezigheid van) kabels.
2.1.2.
Ten aanzien van [gedaagde sub 4] en Boer geldt eveneens dat zij, uitgaande van de door Stedin gestelde hoofdelijkheid, Hak moeten vrijwaren althans dat Hak op hen een regresrecht heeft op de voet van artikel 6:102 BW. Indien de stellingen van Stedin juist zijn, was [gedaagde sub 4] immers gehouden om een KLIC-melding te doen en het ontbreken van die melding heeft geleid tot schade. Daarnaast is Boer de partij die de schade daadwerkelijk heeft veroorzaakt, zodat zij die schade in de onderlinge verhouding moet dragen.
2.2.
Stedin refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

3..De beoordeling in het incident

3.1.
De incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring is tijdig en vóór alle weren genomen. Ingevolge artikel 210 lid 1 Rv kan een gedaagde iemand in vrijwaring oproepen indien hij meent hiertoe gronden te hebben. Voldoende is dat gedaagde in de hoofdzaak genoegzaam stelt, dat tussen hem en de derde een rechtsverhouding bestaat krachtens welke de derde verplicht is de nadelige gevolgen van een veroordeling van gedaagde in de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk te dragen.
3.2.
Indien hetgeen Hak heeft gesteld juist is, zal zij de nadelige gevolgen van het eventuele verlies in de hoofdzaak geheel of ten dele kunnen afwentelen op Hornbach Nederland, Hornbach Alblasserdam, [gedaagde sub 4] en/of Boer. Daarmee is aan de onder 3.1 genoemde voorwaarde voldaan. Nu Stedin zich daarnaast heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, zal de door Hak ingediende incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring worden toegewezen.
3.3.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in dit vrijwaringsincident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4..Ambtshalve beoordeling in de hoofdzaak

4.1.
Op [gedaagde sub 4] na, hebben alle partijen geantwoord in de hoofdzaak. [gedaagde sub 4] heeft eerst een vrijwaringsverlof verzocht en verkregen. Op de datum waarop de zaak vervolgens op de rol kwam voor antwoord, is uitstel gevraagd en verkregen, maar de zaak is nu eerst voor vonnis in incident komen te staan. Dat vonnis wordt thans gewezen, zodat de volgende stap het antwoord van [gedaagde sub 4] moet zijn. Er is inmiddels meer dan genoeg tijd geweest dat antwoord voor te bereiden, reden waarom (tegen de achtergrond van artikel 20 Rv) er nu een kortere termijn dan zes weken wordt gegeven. Over deze termijn valt niet meer te onderhandelen en zij zal niet worden verlengd.
4.2.
Hierna zal de zaak op een termijn van twee weken op de rol worden gezet voor beraad van de rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.

5..De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
staat toe dat Hornbach Nederland, Hornbach Alblasserdam, [gedaagde sub 4] en Boer door Hak worden gedagvaard tegen de terechtzitting van
16 november 2022;
5.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
2 november 2022voor antwoord aan de zijde van [gedaagde sub 4] .
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J. van den Bos. Het is ondertekend door de rolrechter en door deze in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2022.
3533/1407