ECLI:NL:RBROT:2022:9287

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
9900906
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verstrekking van NAW-gegevens in het kader van een vrijwaringsincident

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 oktober 2022 uitspraak gedaan in een incident dat voortvloeit uit een civiele procedure tussen Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. (hierna: NN) en een gedaagde partij, aangeduid als [gedaagde01]. NN vordert in de hoofdzaak betaling van een bedrag van € 7.197,22 aan hoofdsom en € 921,37 aan buitengerechtelijke kosten van [gedaagde01], die volgens NN wanprestatie heeft gepleegd door valse schadeclaims in te dienen. In het incident vordert [gedaagde01] dat NN de NAW-gegevens van een voormalige medewerker verstrekt, die betrokken zou zijn bij de fraude. De kantonrechter heeft vastgesteld dat aan de vereisten van artikel 843a Rv is voldaan, waardoor [gedaagde01] recht heeft op deze gegevens. NN heeft betoogd dat de verstrekking van deze gegevens in strijd is met de AVG, maar de kantonrechter oordeelt dat het rechtmatig belang van [gedaagde01] bij het verkrijgen van de NAW-gegevens prevaleert. De kantonrechter heeft NN opgedragen om binnen zeven dagen na het vonnis de gevraagde gegevens te verstrekken, en heeft de verdere beslissing in het incident aangehouden tot de gegevens zijn verstrekt. De beslissing in de hoofdzaak is eveneens aangehouden totdat het incident is afgewikkeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9900906 \ CV EXPL 22-16397
datum uitspraak: 7 oktober 2022
Vonnis in incident van de kantonrechter
in de zaak van
Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V.,
vestigingsplaats: Den Haag,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
gemachtigde: mr. M. Hamidy,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
gemachtigde: mr. A.K. Ramdas.
De partijen worden hierna ‘NN’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1 ..De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 9 mei 2022, met bijlagen;
  • de incidentele conclusie houdende een vordering ex artikel 210 Rv;
  • de conclusie van antwoord in het incident ex art. 210 Rv.

2 ..Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
NN eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen haar te betalen € 7.197,22 aan hoofdsom en € 921,37 (incl. btw) aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
NN baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] heeft een inboedelverzekering afgesloten bij NN. Onder deze verzekering heeft [gedaagde01] schadeclaims ingediend waaraan valse stukken ten grondslag liggen. [gedaagde01] heeft hiermee wanprestatie gepleegd jegens NN en onrechtmatig gehandeld, waardoor NN schade heeft geleden. Bovendien heeft NN de schadeclaims onverschuldigd betaald aan [gedaagde01] (artikel 7:941 lid 5 BW jo. artikel 6:203 BW), zodat het bedrag moet worden terugbetaald.
2.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en betwist dat hij een schademelding heeft gedaan en ook dat hij überhaupt een verzekering heeft afgesloten. Hij voert aan dat sprake is van identiteitsfraude door een voormalige medewerker van NN (hierna: de voormalige medewerker).

3 ..Het geschil in het incident

3.1.
[gedaagde01] eist samengevat:
  • NN te gebieden alle bij haar bekende NAW-gegevens van de voormalige medewerker, waaronder in ieder geval de naam, het adres en de woonplaats, aan [gedaagde01] te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat zij in gebreke blijft daaraan te voldoen;
  • dat hem wordt toegestaan om de voormalige medewerker in vrijwaring op te roepen.
3.2.
[gedaagde01] baseert zijn vorderingen op het volgende. Door fraude te plegen heeft de voormalige medewerker onrechtmatig gehandeld jegens [gedaagde01] . De voormalige medewerker heeft middels een constructie het door hemzelf uitgekeerde geld ontvangen, terwijl [gedaagde01] zelf nooit een schadeclaim heeft ingediend en er bovendien geen contractuele relatie bestaat tussen NN en [gedaagde01] . Indien [gedaagde01] tot betaling van enig bedrag zal worden veroordeeld, zal hij voor dat bedrag een vordering op de voormalige medewerker hebben. Hij meent er daarom belang bij te hebben om die persoon in vrijwaring op te roepen. Omdat hij de naam, het adres en de woonplaats van de voormalige medewerker niet kent, vordert [gedaagde01] dat NN wordt geboden deze gegevens te verstrekken.
3.3.
NN refereert zich ten aanzien van de vrijwaringsvordering aan het oordeel van de kantonrechter. Ten aanzien van de vordering strekkende tot afgifte van de NAW-gegevens heeft NN aangevoerd dat [gedaagde01] zijn belang bij het verzoek tot afgifte van de NAW-gegevens van de voormalige medewerker onvoldoende heeft onderbouwd. Daarnaast wordt niet voldaan aan het toetsingskader van artikel 6 lid 1 sub f AVG. Ten slotte dient de dwangsom als onvoldoende gesteld te worden afgewezen en betwist NN dat zij de adresgegevens dient te verschaffen omdat alleen de naam en woonplaats bekend hoeven te zijn bij [gedaagde01] om vervolgens via de Basisregistratie Personen het adres van de voormalige medewerker op te kunnen vragen.

4 ..De beoordeling

in het incident
NAW-gegevens
4.1.
[gedaagde01] heeft in het incident twee vorderingen geformuleerd, waarbij de vordering strekkende tot afgifte van de NAW-gegevens – naar de kantonrechter begrijpt – ten behoeve van de vrijwaring is ingesteld. Hoewel [gedaagde01] aan haar vordering die ziet op het verstrekken van de NAW-gegevens niet expliciet artikel 843a Rv ten grondslag heeft gelegd, dient deze vordering door de kantonrechter wel op die grondslag te worden beoordeeld. [gedaagde01] heeft immers wel de voor toepassing van deze bepaling relevante feiten aan zijn vordering ten grondslag gelegd en de rechter vult ingevolge artikel 25 Rv ambtshalve de rechtsgronden aan.
4.2.
Op grond van artikel 843a lid 1 Rv kan een partij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Op basis van dit artikel moet er dus aan vier cumulatieve vereisten worden voldaan, wil een vordering tot afgifte van stukken of inzage in stukken toewijsbaar zijn, namelijk:
er moet sprake zijn van een rechtmatig belang,
het moet gaan om bepaalde bescheiden,
er moet sprake zijn van een rechtsbetrekking, en
degene van wie de bescheiden worden gevorderd, dient deze bescheiden tot zijn beschikking of onder zijn berusting te hebben.
4.3.
Aan het eerste vereiste is voldaan. Het rechtmatig belang van [gedaagde01] is erin gelegen dat hij zonder de NAW-gegevens niet in staat is om de voormalige medewerker aansprakelijk te stellen voor de schade die het gevolg is van de door [gedaagde01] gestelde onrechtmatige daad. [gedaagde01] heeft dus een belang bij toewijzing van de vordering om de NAW-gegevens te verstrekken. Het is niet nodig dat [gedaagde01] aantoont dat zijn onderliggende vordering zal slagen. Voor het aannemen van een rechtmatig belang is voldoende dat [gedaagde01] mogelijk een onderliggende vordering heeft.
4.4.
Ook aan het tweede vereiste is voldaan. Het gaat om ‘bepaalde’ bescheiden, te weten de naam, het adres en de woonplaats van de voormalige medewerker zoals die wordt genoemd in randnummer 15 van de inleidende dagvaarding. NN heeft in haar conclusie van antwoord in het incident aangevoerd dat “niet valt uit te sluiten dat [gedaagde01] contact heeft gehad met een van de andere bij de fraude betrokken personen, niet zijnde de voormalig werknemer van NN”. Uit randnummer 15 van de inleidende dagvaarding blijkt echter dat NN op de hoogte is van de identiteit van de voormalige medewerker om wie het in deze zaak gaat. Zo voert NN aan dat “deze persoon” zonder intern overleg schadeclaims kon uitkeren tot een bedrag van € 2.500,00 en dat de uitbetaalde schadeclaims aan [gedaagde01] “eveneens door de frauderende medewerker zijn afgehandeld”. Zodoende geeft NN er blijk van dat het haar duidelijk is om wie het gaat en van welke gegevens verstrekking wordt gevorderd.
4.5.
Met betrekking tot het derde vereiste van een rechtsbetrekking wordt het volgende overwogen. Tussen [gedaagde01] en de voormalige medewerker is sprake van een rechtsbetrekking die voortvloeit uit de gestelde vordering van [gedaagde01] op de voormalige medewerker uit onrechtmatige daad. Hoewel NN geen partij is bij deze rechtsbetrekking, is toch aan het derde vereiste voldaan. Een vordering op de voet van artikel 843a lid 1 Rv kan immers worden ingesteld tegen wederpartijen bij de in deze bepaling bedoelde rechtsbetrekking, en tegen derden die bij die rechtsbetrekking geen partij zijn (ECLI:NL:HR:2015:1834, r.o. 3.6.4 t/m 3.6.6).
4.6.
Er is ten slotte geen reden om aan te nemen dat NN geen beschikking zou hebben over de NAW-gegevens van de voormalige medewerker, behalve voor zover NN heeft gesteld dat zij slechts de woonplaats kan melden zoals die laatstelijk bij haar bekend is. De theoretische mogelijkheid dat de gegevens van NN niet (meer) actueel zijn staat er echter niet aan in de weg dat aan het vierde vereiste is voldaan.
AVG
4.7.
NN heeft aangevoerd dat iedere verwerking van persoonsgegevens in beginsel onrechtmatig is, en dat in artikel 6 lid 1 t/m lid 3 AVG is geregeld in welke gevallen en onder welke voorwaarden de verwerking rechtmatig is. Volgens NN voldoet de vordering van [gedaagde01] niet aan het toetsingskader dat is af te leiden uit artikel 6 lid 1 sub f AVG.
4.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter staat het bepaalde in de AVG niet aan toewijzing van de vordering tot verstrekking van de NAW-gegevens in de weg. In rechtsoverweging 4.3 is reeds aan de orde gekomen dat [gedaagde01] een rechtmatig belang heeft zoals bedoeld in artikel 843a Rv bij het verkrijgen van de NAW-gegevens aangezien hij zonder deze NAW-gegevens niet in staat is om een rechtsvordering in te stellen tegen de voormalige medewerker. De verwerking van de persoonsgegevens is om die reden tevens noodzakelijk voor [gedaagde01] . Daarnaast betrekt de kantonrechter in haar oordeel hetgeen is bepaald in artikel 9 AVG over de verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens. Uit lid 1 in samenhang bezien met lid 2 aanhef en sub f van dit artikel volgt dat de verwerking van medische gegevens en persoonsgegevens waaruit – onder meer – ras, etnische afkomst of politieke opvattingen blijken, verboden is, tenzij de verwerking noodzakelijk is voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering of wanneer gerechten handelen in het kader van hun rechtsbevoegdheid. Deze bepaling is op de onderhavige casus niet expliciet van toepassing omdat het (slechts) gaat om NAW-gegevens. De kantonrechter leidt uit deze bepaling echter wel af dat, aangezien
zelfsde verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens niet verboden is wanneer deze verwerking noodzakelijk is voor het instellen van een rechtsvordering, verwerking van NAW-gegevens in deze zaak geoorloofd is nu [gedaagde01] deze gegevens nodig heeft voor het instellen van een rechtsvordering jegens de voormalige medewerker.
NAW-gegevens – conclusie
4.9.
Aangezien aan de vier vereisten van artikel 843a Rv is voldaan en toetsing aan de AVG niet tot het oordeel leidt dat de verwerking van de NAW-gegevens onrechtmatig dan wel verboden is, zal de kantonrechter de ten behoeve van het vrijwaringsincident ingestelde vordering tot afgifte van de NAW-gegevens van de voormalige medewerker toewijzen. De kantonrechter zal hierbij aansluiten bij de formulering in het petitum van [gedaagde01] , in die zin dat ter identificatie van de voormalige medewerker zal worden verwezen naar randnummer 15 bij inleidende dagvaarding en dat de termijn om de NAW-gegevens te verstrekken zal worden gesteld op zeven dagen na dit vonnis.
Dwangsom
4.10.
Gelet op de toezegging van NN om aan de veroordeling te voldoen, ziet de kantonrechter ervan af om aan die veroordeling een dwangsom te verbinden. [gedaagde01] heeft zijn belang bij een dwangsom bovendien onvoldoende onderbouwd.
Adresgegevens
4.11.
Niet kan worden uitgesloten dat de combinatie van naam en woonplaats zoals te verstrekken door NN in veelvoud voorkomt. Ter voorkoming van nodeloze complicaties bij de oproeping in vrijwaring zullen daarom ook de adresgegevens van de voormalige medewerker moeten worden verstrekt door NN, te meer ook daar NN onvoldoende heeft onderbouwd wat haar belang is bij het achterhouden van deze gegevens.
Vrijwaring
4.12.
Zoals NN terecht heeft opgemerkt, is het oordeel over de vordering ten aanzien van de verstrekking van NAW-gegevens van invloed op (het oordeel over) de vordering om de voormalige medewerker te mogen oproepen. Deze laatste vordering is immers in de huidige formulering – waarin essentiële personalia ontbreken – onvoldoende bepaalbaar en daarom kan hier nog niet op worden beslist. Wanneer NN de NAW-gegevens van de voormalige medewerker zal hebben verstrekt en deze in het geding zijn gebracht, kan een finaal oordeel in het incident tot oproeping in vrijwaring volgen.
4.13.
De kantonrechter stelt [gedaagde01] in de gelegenheid om op de rolzitting van
woensdag 2 november 2022 om 14:30 uurde kantonrechter schriftelijk te informeren over de gegevens met betrekking tot de persoon waarop zijn vordering tot oproeping in vrijwaring ziet. Met het oog op het voorgaande zal iedere verdere beslissing in het incident tot oproeping in vrijwaring worden aangehouden totdat [gedaagde01] de mogelijkheid heeft gehad om de benodigde gegevens in het geding te brengen.
Proceskosten
4.14.
De beslissing over de kosten in het incident wordt aangehouden tot de einduitspraak in het incident.
in de hoofdzaak
4.15.
Totdat wordt beslist in het incident tot oproeping in vrijwaring wordt iedere beslissing in de hoofdzaak ambtshalve aangehouden.

5 ..De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
gebiedt NN om binnen zeven dagen na dit vonnis de bij haar bekende NAW-gegevens van de voormalige medewerker zoals bedoeld in randnummer 15 bij inleidende dagvaarding, aan [gedaagde01] te verstrekken;
stelt [gedaagde01] in de gelegenheid om op de rolzitting van
woensdag 2 november 2022 om 14:30 uurde gegevens met betrekking tot de persoon waarop zijn vordering tot oproeping in vrijwaring ziet schriftelijk in het geding te brengen, waarbij deze gegevens uiterlijk de dag vóór genoemde rolzitting om 12:00 uur op de griffie ontvangen moeten zijn;
houdt iedere verdere beslissing aan;
in de hoofdzaak
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
48637