ECLI:NL:RBROT:2022:928

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
10 februari 2022
Zaaknummer
10/690346-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van telen aanzienlijke hoeveelheden hennep en diefstal van elektriciteit met bijkomende vernieling

Op 21 januari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het telen van aanzienlijke hoeveelheden hennep en diefstal van elektriciteit, alsook aan de vernieling van een auto. De feiten vonden plaats in de periode van 13 september 2016 tot en met 4 april 2017, waarbij de verdachte samen met anderen een hennepkwekerij onder het Varkenoordse viaduct in Rotterdam heeft onderhouden. Tijdens het onderzoek zijn er 284 hennepplanten aangetroffen, en de verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het illegaal aftappen van elektriciteit, wat gebruikelijk is bij hennepkwekerijen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 160 uur, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van twee jaar en vier maanden, en het feit dat er een aanzienlijk bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel zal worden ontnomen. Daarnaast is de verdachte ook veroordeeld voor de vernieling van een Fiat 500, waarbij hij de deurkruk heeft afgetrokken. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die materiële schade heeft geleden door de vernieling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/690346-17
Datum uitspraak: 21 januari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] .
raadsman mr. J.J.A.P. van Breukelen, advocaat te Arnhem.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 december 2021.

2..Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.C. Visser heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 4, 5 en 6 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uur met aftrek van voorarrest, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.

4..Vrijspraak zonder nadere motivering ten aanzien van feit 3

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

5..Waardering van het bewijs ten aanzien van de feiten 1, 2, 4, 5 en 6

Standpunt verdediging
De raadsman heeft - overeenkomstig de door hem aan de rechtbank overgelegde pleitaantekeningen - bepleit dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Daartoe is ten aanzien van de feiten 1 en 2, te weten de aangetroffen hennepkwekerij onder het Varkenoordse viaduct, - kort samengevat - aangevoerd dat de verdachte geen grotere rol heeft gehad dan die van medeplichtige en dat strafbare feit is niet tenlastegelegd. Evenmin kon de verdachte als heer en meester over de op 3 april 2017 aanwezige hennepplanten beschikken, want hij was niet in het bezit van een sleutel van de ruimte onder het viaduct. Bovendien is hij op 14 maart 2017 voor het laatst bij het viaduct gezien. Kortom, het bewijs ontbreekt voor
het medeplegen vanhet aanwezig hebben van de hennepplanten.
Ten aanzien van feit 4 is aangevoerd dat het wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen van diefstal van stroom ontbreekt. De verdachte heeft zelf geen wegnemingshandeling verricht.
Ten aanzien van feit 5 is betoogd dat de verdachte regelmatig hielp bij het opzetten van hennepkwekerijen en het aanvoeren van materialen. Daardoor is het mogelijk dat hij twee lampenkappen heeft aangeraakt op een moment dat deze nog niet in de hennepkwekerij onder de Cornelis van Beverenbrug waren geïnstalleerd. Voorts is de verdachte nooit bij deze hennepkwekerij geïdentificeerd en zijn geen DNA-sporen aangetroffen die wijzen op betrokkenheid van zijn kant.
Ten aanzien van feit 6 is aangevoerd dat de verdachte inderdaad betrokken is geweest bij een verkeersincident en dat hij daarbij tegen het raam van de auto van aangeefster heeft gespuugd. Maar hij heeft niet de deurgreep van de auto vernield. Het dossier bevat geen steunbewijs voor de verklaring van aangeefster. Uit de zich in het dossier bevindende foto’s blijkt niet dat de schade is ontstaan door het handelen van de verdachte dan wel is ontstaan op het moment en de plaats van het gebeuren.
Beoordeling
De rechtbank neemt bij haar beoordeling als uitgangspunt dat in zijn algemeenheid een verklaring aan geloofwaardigheid wint als deze vroeg in het opsporingsonderzoek wordt afgelegd en daarna bevestiging vindt in (technische) onderzoeksresultaten of in latere getuigenverklaringen van objectieve derden. Verder kunnen de algemene (on)waarschijnlijkheid, (on)verklaarbaarheid of mate van voorstelbaarheid van hetgeen door een verdachte als verklaring wordt gegeven voor zijn handelen een rol spelen bij het waarderen van een op die verklaring gebaseerd scenario.
Toegespitst op deze zaak stelt de rechtbank vast dat de verdachte pas circa vijf jaar later, na kennisname van het volledige dossier, een inhoudelijke verklaring heeft afgelegd. Bovendien heeft de verdachte geen namen willen noemen of anderszins enige substantiëring willen geven van perso(o)n(en) en/of de organisatie voor wiens rekening de hennepkwekerijen zijn opgezet waarvoor hij slechts hand- en spandiensten zou hebben verricht. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank de verklaring van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde stellen.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Op 8 februari 2017 is een hennepkwekerij aangetroffen onder het Varkenoordse viaduct te Rotterdam. De ruimte onder dit viaduct heeft twee ingangen met afgesloten deuren, waarvan één deur is gevestigd aan de [adres] . De ruimte onder het Varkenoordse viaduct is van de gemeente Rotterdam. Het slot op de deur aan de [adres] is identiek aan het slot op meerdere locaties bij andere bruggen en ruimten van de gemeente in Rotterdam. De sleutels zijn in het bezit van een beperkt aantal werknemers van de gemeente en ook van een (beperkt) aantal medewerkers van aannemers. Aan de deur aan de [adres] zijn geen braaksporen aangetroffen. Besloten is de hennepkwekerij onder het Varkenoordse viaduct niet te (laten) ruimen, maar onderzoek te doen naar de persoon/personen die de hennepkwekerij zouden blijken te onderhouden. Door de politie zijn camera’s en bewegingsmelders in het Varkenoordse viaduct geplaatst. Tevens is er een camera op de ingang van het Varkenoordse viaduct geplaatst. Door een observatieteam is ook geregeld toezicht op het pand gehouden. Hierbij kwamen een aantal personen, onder wie verdachten, en voertuigen in beeld.
De verdachte en de twee medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] zijn in de tenlastegelegde periode in wisselende samenstellingen, soms ook met andere -onbekend gebleven- personen, bij de hennepkwekerij geobserveerd. Ook zijn zij op camerabeelden en zgn. “mob-eye’s” binnen en buiten de hennepkwekerij waargenomen en door verbalisanten herkend. Hoewel niet alle camerabeelden - met name binnen - even licht en helder zijn, is wel waar te nemen dat personen die kort tevoren buiten gezien worden, op meerdere data binnen gezamenlijke uitvoering geven aan handelingen in en rondom de tenten met hennepplanten. Tevens zijn aan de verdachten te koppelen voertuigen (Volkswagen Polo, Ford Fusion en Ford Transit bus) verschillende malen in de directe omgeving van de hennepkwekerij gezien. Bovendien is tijdens een doorzoeking in een Ford Transit bus, waarmee de medeverdachte [naam medeverdachte 1] rijdt, een (loper)sleutel aangetroffen die past op de sloten van aan de gemeente Rotterdam toebehorende ruimten zoals het Varkenoordse viaduct. In deze bus zijn ook aankoopbonnen van de Gamma aangetroffen waaruit blijkt dat goederen zijn gekocht die (zeker in combinatie met elkaar) kunnen worden gebruikt voor hennepkwekerijen, zoals ventilatorkachels, stekkers, schakelklok, wandcontactdozen en kettingen. Daarnaast is in de telefoon van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] een notitie aangetroffen met daarop een lijst goederen die kunnen worden gebruikt voor aanleg en onderhoud van hennepkwekerijen. Tevens is uit onderzoek aan deze telefoon naar voren gekomen dat de verdachte en de medeverdachten telefonisch contact met elkaar hadden en dat op deze telefoon sms-berichten en notities staan uit 2014 tot begin 2017 over goederen die kunnen worden gebruikt voor hennepkwekerijen. Op 3 april 2017 werd in de hennepkwekerij de verdachte [naam medeverdachte 3] aangehouden, die op dat moment de hennepplanten verzorgde. Vlak vóór zijn aanhouding had [naam medeverdachte 3] telefonisch contact met [naam medeverdachte 4] , die de broer is van [naam persoon] . [naam persoon] is de partner van de verdachte. Voorts werd in de woning van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] een blok hasj aangetroffen alsmede goederen die worden gebruikt bij het opzetten van een hennepkwekerij, zoals een growtent, filterslangen, zwart zeil en een dompelvat. Ten slotte werd in de kofferbak van de Volkswagen Polo, in gebruik bij de medeverdachte [naam medeverdachte 2] , een tas aangetroffen met daarin een plakkende schaar die naar hennep rook én materialen zoals kettingen, stroomdraad en touw, die (sterk) gelijkend zijn op de materialen die in de hennepkwekerij onder het Varkenoordse viaduct zijn gebruikt.
Gelet op deze feiten en omstandigheden - in onderling verband en samenhang bezien - acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de drie verdachten gezamenlijk uitvoering hebben gegeven aan het telen van hennep en dat dus sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking.
Ten aanzien van feit 4
De verdachte moet hebben geweten dat er sprake was van diefstal van stroom. Als eerste aspect kent de rechtbank in dit verband waarde toe aan het feit van algemene bekendheid dat het kweken van hennep nagenoeg steeds samengaat met diefstal van stroom, ook al om ontdekking te voorkomen via een opvallend hoog elektriciteitsverbruik. Deze wetenschap aan de zijde van de verdachte geldt nog meer omdat op de locatie waar de hennepkwekerij is aangelegd, onder een viaduct, geen legale stroomaansluiting met meter aanwezig is. Uit de omstandigheid dat bij de drie verdachten sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering bij het telen van hennep (medeplegen), volgt dat zij alle drie ook bekend waren met de illegale aanpassingen in de elektriciteitsvoorziening. Daarom is niet relevant of de verdachte of één van de medeverdachten de verbrekings- of omleidingshandelingen aan de elektriciteitsvoorziening heeft verricht, zij hebben in vereniging gedurende de teeltperiode elektriciteit verbruikt bij het telen van de hennep. De omstandigheid dat mogelijk een verder onbekend gebleven derde de daadwerkelijke fysieke handelingen heeft verricht die de illegale afname van elektriciteit mogelijk maakte, maakt dat niet anders. Immers, vanaf dat moment kon er pas door die (verbrekings)handelingen daadwerkelijk illegaal elektriciteit worden verbruikt. De rechtbank acht dus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met de medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan gekwalificeerde diefstal van elektriciteit.
Ten aanzien van feit 5
Op twee lampenkappen, aangetroffen in de hennepkwekerij onder de Cornelis van Beverenbrug, zijn twee vingerafdrukken van de verdachte aangetroffen. Daarnaast zijn in dezelfde kwekerij ook een vingerafdruk en een handpalmafdruk aangetroffen van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] op twee lampenkappen. Ook komt het signalement van zowel de verdachte als de medeverdachte [naam medeverdachte 1] overeen met dat van twee van de drie mannen die op 25 maart 2016, omstreeks 23:05 uur, op de oprit/afrit van de Cornelis van Beverenbrug te Rotterdam liepen. Die twee personen hadden op dat moment twee bol staande vuilniszakken bij zich die sterk naar hennep roken en deze vuilniszakken werden vervolgens door hen geplaatst in de Ford Transit bus van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] . De werkgever en de echtgenote van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] hebben verklaard dat [naam medeverdachte 1] de enige gebruiker was van deze bus en dat hij niemand anders daarin mocht laten rijden.
Ten slotte was het ook de verdachte die met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] op 31 januari 2016 door de politie werd aangetroffen bij een melding van een verdachte situatie in een onderhoudsruimte onder de Willemsbrug te Rotterdam.
In dit verband is tevens relevant dat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] werkzaam was als servicemonteur bij een bedrijf dat met de Gemeente Rotterdam een contract heeft voor het onderhoud van bruggen. Hierdoor had die medeverdachte een exemplaar van de eerder bedoelde loper sleutel tot zijn beschikking, die ook toegang gaf tot de ruimte onder de Cornelis van Beverenbrug.
Gelet op deze feiten en omstandigheden - in onderling verband en samenhang bezien - acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan het onder 5 tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van feit 6
De rechtbank acht, met de officier van justitie, de vernieling van een Fiat 500 op 26 april 2016 in Rotterdam eveneens bewezen. Daartoe is redengevend dat de verklaring van aangeefster grotendeels wordt ondersteund door de verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij op genoemde datum dusdanig boos was dat hij uit zijn auto is gestapt, dat hij naar de Fiat 500 is gelopen en dat hij op de ruit van die Fiat heeft gespuugd. Op de zich in het dossier bevindende foto’s van het portier van de Fiat is zichtbaar dat de deurkruk eraf is getrokken en dat de schade (aan de buitenkant) vers is.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
(690346/17) Onderzoek Viaduct
hij
in de periode van 13 september 2016 tot en met 04 april 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in een ruimte gelegen onder het Varkenoordse viaduct
een
(groot
)aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij
op 04 april 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad in een ruimte gelegen onder het Varkenoordse viaduct
een hoeveelheid van in totaal 284 hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
hij
in de periode van 13 september 2016 tot en met 04 april 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen, in een ruimte gelegen onder het Varkenoordse viaduct
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Stedin Netbeheer BV,
zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader
(s
),die weg te nemen elektriciteit onder hun bereik had
(den
)gebracht door middel van verbreking;
5.
(692037/18) onderzoek Kauw
hij
in de periode van 01 januari 2016 tot en met 19 juli 2016 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
(in een ruimte onder onder de Cornelis van Beverenbrug
)een
(groot
)aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, .
6.
(114790/16)
hij
op 26 april 2016 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk een auto
(merk/type Fiat 500, kenteken [kentekennummer 1]
), toebehorende aan [naam slachtoffer] heeft vernield of beschadigd door een deurkruk van die auto af te trekken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
ten aanzien van de feiten 1 en 2:
de eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 4:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking;
ten aanzien van feit 5:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 6:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met (een) ander(en) schuldig gemaakt aan het telen van aanzienlijke hoeveelheden hennep. Op de data waarop de hennepkwekerijen werden ontmanteld, bleek dat er 290 (Cornelis van Beverenbrug) respectievelijk 284 (Varkenoordse viaduct) hennepplanten aanwezig waren. Gelet op deze hoeveelheden moet de hennep bestemd zijn geweest voor de handel en daarmee voor verdere verspreiding. Hennep bevat de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Daarbij komt dat dergelijke handel ook op andere plaatsen in de samenleving allerlei problemen veroorzaakt, vooral door de criminaliteit die met de teelt en verdere handel in hennep samenhangt, tot ernstige geweldsmisdrijven aan toe. De verdachte is hieraan voorbij gegaan en heeft louter met het oog op eigen financieel voordeel gehandeld.
Ook heeft de verdachte de voor de hennepkwekerij benodigde elektriciteit, onder het Varkenoordse viaduct, samen met anderen illegaal via een illegale aansluiting afgetapt. Als ongecontroleerde aanpassingen in de elektriciteitsvoorziening worden aangebracht, ontstaat gemakkelijk een brandgevaarlijke situatie waardoor anderen mogelijk gevaar lopen. Bovendien is door de diefstal van elektriciteit de energieleverancier benadeeld.
Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling/beschadiging van een auto door de deurkruk aan de bestuurderszijde er af te trekken. Dit is een hinderlijk en ergerlijk feit dat materiële schade heeft veroorzaakt. Daarnaast moet het agressieve optreden van de verdachte voor het slachtoffer, die zich op dat moment in de auto bevond, beangstigend zijn geweest.
Straf
De rechtbank heeft in ogenschouw genomen dat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) in het geval van één oogst van een hennepkwekerij met een omvang als bewezenverklaard, uitgaan van een taakstraf van 120 uur en een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk.
De rechtbank heeft het voorgaande als uitgangspunt genomen bij het bepalen van de hoogte van de aan de verdachte op te leggen straf. De rechtbank heeft vervolgens bij voornoemd uitgangspunt in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat sprake is geweest van twee hennepkwekerijen met elk één oogst, dat de verdachte ook elektriciteit heeft gestolen en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling/beschadiging.
De rechtbank heeft in strafmatigende zin rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte - blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie gedateerd 23 november 2021 - niet eerder voor Opiumwet delicten is veroordeeld en dat hij ook na het plegen van de onderhavige bewezen feiten niet opnieuw met justitie in aanraking is gekomen. Ook houdt de rechtbank in het voordeel van de verdachte rekening met het forse tijdsverloop tussen de gepleegde feiten en de uiteindelijke berechting. Immers, bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, geldt als uitgangspunt dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Tussen 5 september 2017 [1] en de datum van het eindvonnis ligt een periode van vier jaar en ruim vier maanden, zodat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van twee jaar en ruim vier maanden. Omdat deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden in de aard en de duur van de op te leggen straf.
Met betrekking tot de aard van de op te leggen straf heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het gegeven dat van de verdachte bij separaat vonnis van heden een aanzienlijk bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel zal worden ontnomen. Hoewel deze maatregel een rechtsherstellend karakter heeft en niet bedoeld is als vergelding voor de bewezen feiten, zal de verdachte daardoor niettemin financieel aanzienlijk geraakt worden.
Slotsom
Het voorgaande overwegende acht de rechtbank een taakstraf van hierna te noemen duur passend en geboden.

9..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer] ter zake van het onder 6 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 135,00 aan materiële schade (eigen risico), vermeerderd met wettelijke rente.
Beoordeling
Omdat is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 6 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 26 april 2016.
De vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen. Om die reden zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot nu toe begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel passend en geboden geacht.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
  • 9, 22c, 22d, 36f, 55, 57, 63, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 3 en 11 van de Opiumwet.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht (drie dagen), bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
154 (honderdvierenvijftig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
77 (zevenenzeventig) dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de
benadeelde partij [naam slachtoffer] ,te betalen een bedrag van
€ 135,00(zegge:
honderdvijfendertig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer] te betalen
€ 135,00(hoofdsom,
zegge: honderdvijfendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 april 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 135,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
2 (twee) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en A. Bonder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 januari 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
(690346/17) Onderzoek Viaduct
hij
op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 13
september 2016 tot en met 04 april 2017
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in een ruimte gelegen in/onder het Varkenoordse viaduct
een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens)
een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
2.
hij
op of omstreeks 04 april 2017
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
in een ruimte gelegen in/onder het Varkenoordse viaduct
een hoeveelheid van in totaal 284 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk
geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
3.
hij
in of omstreeks de periode van 13 september 2016 tot en met 04 september 2017,
althans op 04 september 2017,
te Rotterdam, in ieder geval in Nederland,
geld en/of een voorwerp, te weten een geldbedrag van 9060 euro of daaromtrent
en/of een auto (merk/type Skoda Octavia, kenteken [kentekennummer 2] ),
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet,
en/of
van geld en/of een voorwerp, te weten een geldbedrag van 9060 euro of
daaromtrent en/of een auto (merk/type Skoda Octavia, kenteken [kentekennummer 2] ),
gebruik heeft gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de
vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of
verhuld
en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit
geld en/of dit voorwerp voorhanden had,
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs had kunnen vermoeden, dat
dat dit geld en/of dit voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk
of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
4.
hij
op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 13
september 2016 tot en met 04 april 2017
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
in een ruimte gelegen in/onder het Varkenoordse viaduct
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer BV, in elk geval aan een ander
of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen
elektriciteit onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van braak
en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
5.
(692037/18) onderzoek Kauw
hij
op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 januari
2016 tot en met 19 juli 2016
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een ruimte gelegen in/onder de Cornelis
van Beverenbrug)
een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
6.
(114790/16)
hij
op of omstreeks 26 april 2016
te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk/type Fiat 500, kenteken
[kentekennummer 1] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer]
, in elk geval aan een ander of andoren dan aan verdachte, heeft
vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door een deurkruk van die
auto af te trekken/te rukken;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Datum waarop de verdachte voor de eerste keer werd verhoord en waarop zijn woning werd doorzocht.