In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 september 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van valsheid in geschrift. De verdachte, geboren in 1980 en werkzaam als locatiemanager, werd ervan beschuldigd valse facturen te hebben opgemaakt en/of vervalst. De officieren van justitie, mr. H.C. Vermaseren en mr. A. Lodder, eisten bewezenverklaring van de tenlastelegging, met uitzondering van enkele punten, en vroegen om een schuldigverklaring zonder oplegging van straf.
Tijdens de zitting op 26 en 27 september 2022 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De officier van justitie stelde dat de verdachte valse facturen had afgeleverd, terwijl zij wist dat de cliënten zich in detentie bevonden. De verdediging betwistte echter dat de verdachte ooit facturen had opgesteld of vervalst. De verdachte verklaarde dat haar rol beperkt was tot het doorsturen van facturen die zij ontving van een andere medewerker, zonder deze te controleren.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte opzet had op het gebruik van valse facturen. Er was geen bewijs dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij het opstellen van de facturen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Dit vonnis werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. I.M. Sinon, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.