Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
ontneming)
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 november 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen een stichting, die eerder was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De vordering was ingesteld door de officieren van justitie, mr. H.C. Vermaseren en mr. A. Lodder, die een bedrag van € 67.554,32 aan wederrechtelijk verkregen voordeel wilden ontnemen. Tijdens de zitting op 26, 27 en 29 september 2022 werd het onderzoek verricht. De rechtbank oordeelde dat, gezien de vrijspraak van de stichting, er geen grondslag was voor de ontnemingsvordering. Dit is in lijn met artikel 511e, eerste lid, in verbinding met artikel 348 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat een vrijspraak de ontvankelijkheid van een ontnemingsvordering uitsluit. De rechtbank verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is geregistreerd onder parketnummer 10/996555-16.