ECLI:NL:RBROT:2022:926

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
10 februari 2022
Zaaknummer
10/690063-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van telen aanzienlijke hoeveelheden hennep en diefstal van elektriciteit met verduistering in dienstbetrekking

Op 21 januari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van het telen van aanzienlijke hoeveelheden hennep en diefstal van elektriciteit, alsook verduistering in dienstbetrekking. De feiten vonden plaats tussen 13 september 2016 en 4 april 2017, waarbij de verdachte samen met anderen een hennepkwekerij onder het Varkenoordse viaduct in Rotterdam heeft onderhouden. Tijdens het onderzoek zijn er 284 hennepplanten aangetroffen. De verdachte had ook een sleutel van de gemeente Rotterdam, die hij na beëindiging van zijn dienstverband niet had ingeleverd, wat leidde tot de beschuldiging van verduistering.

De officier van justitie eiste een taakstraf van 240 uur, maar de rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van twee jaar en vier maanden, wat in het voordeel van de verdachte werd meegewogen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 160 uur, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van enkele punten waar hij vrijgesproken werd. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de impact van de hennepteelt op de volksgezondheid en de criminaliteit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/690063-17
Datum uitspraak: 21 januari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 december 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.C. Visser heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 en 4 primair tenlastegelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 4 subsidiair, 5 en 6 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uur met aftrek van voorarrest, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.

4..Vrijspraak zonder nadere motivering ten aanzien van de feiten 3 en 4 primair

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 en 4 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

5..Waardering van het bewijs ten aanzien van de feiten 1, 2, 4 subsidiair, 5 en 6

Standpunt verdediging
De raadsman heeft - overeenkomstig de door hem aan de rechtbank overgelegde pleitaantekeningen - bepleit dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Daartoe is ten aanzien van de feiten 1 en 2, te weten de aangetroffen hennepkwekerij onder het Varkenoordse viaduct, - kort samengevat - aangevoerd dat een vriend van de verdachte begin januari 2017 onder dit viaduct een paar growtenten had opgezet. De verdachte is daar een paar keer gaan kijken waardoor hij op camerabeelden
buitenhet viaduct is waargenomen, maar hij heeft geen enkele betrokkenheid gehad bij het telen en/of verwerken van de aangetroffen hennepplanten. Weliswaar kent de verdachte de personen die de politie op de camerabeelden heeft gezien en hij heeft ook vaker met hen afgesproken, maar in verband met zijn eigen veiligheid wil hij geen concrete namen noemen. Het dossier bevat geen bewijsmiddelen die de (ontkennende) verklaring van de verdachte weerspreken.
Ten aanzien van feit 4 subsidiair is betoogd dat door de werkgever van de verdachte ( [naam werkgever] ) geen aangifte is gedaan van verduistering van een sleutel door de verdachte. Bovendien heeft de verdachte nooit van [naam werkgever] een verzoek gekregen dat hij de sleutel moest retourneren.
Ten aanzien van feit 5 is aangevoerd dat de verdachte enkel wetenschap had van de hennepkwekerij onder het Varkenoordse viaduct, maar dat hij daarbij geen enkele bemoeienis heeft gehad en dat hij dus evenmin opzet had op het stelen van stroom.
Ten aanzien van feit 6, te weten de aangetroffen hennepkwekerij onder de Cornelis van Beverenbrug te Rotterdam, is aangevoerd dat een direct bewijsmiddel om de verdachte op de plaats delict te kunnen vastleggen ontbreekt. Weliswaar zijn twee dactysporen van de verdachte aangetroffen op twee lampenkappen afkomstig uit de hennepkwekerij, maar dit zijn losse, verplaatsbare, objecten. De verdachte heeft in zijn schriftelijke verklaring van heden uiteengezet dat hij regelmatig naar growshops ging en daar assimilatielampen in zijn handen heeft gehad, maar dat hij die uiteindelijk niet heeft gekocht. Iemand anders moet die assimilatielampen, die de verdachte heeft vastgehad, voor de aangetroffen hennepkwekerij hebben gekocht en gebruikt. Dit door de verdachte geschetste alternatieve scenario kan niet zonder meer als onaannemelijk worden uitgesloten. Ten slotte bevat het dossier geen enkel aanknopingspunt voor de tenlastegelegde kweekperiode.
Beoordeling
De rechtbank neemt bij haar beoordeling als uitgangspunt dat in zijn algemeenheid een verklaring aan geloofwaardigheid wint als deze vroeg in het opsporingsonderzoek wordt afgelegd en daarna bevestiging vindt in (technische) onderzoeksresultaten of in latere getuigenverklaringen van objectieve derden. Verder kunnen de algemene (on)waarschijnlijkheid, (on)verklaarbaarheid of mate van voorstelbaarheid van hetgeen door een verdachte als verklaring wordt gegeven voor zijn handelen een rol spelen bij het waarderen van een op die verklaring gebaseerd scenario.
Toegespitst op deze zaak stelt de rechtbank vast dat de verdachte pas circa vijf jaar later, na kennisname van het volledige dossier, een inhoudelijke (schriftelijke) verklaring heeft afgelegd. Bovendien heeft de verdachte geen namen willen noemen of anderszins enige substantiëring willen geven van perso(o)n(en) die - volgens de verdachte - de hennepkwekerij zou(den) hebben opgezet en geëxploiteerd. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank de verklaring van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde stellen.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Op 8 februari 2017 is een hennepkwekerij aangetroffen onder het Varkenoordse viaduct te Rotterdam. De ruimte onder dit viaduct heeft twee ingangen met afgesloten deuren, waarvan één deur is gevestigd aan de [adres] . De ruimte onder het Varkenoordse viaduct is van de gemeente Rotterdam. Het slot op de deur aan de [adres] is identiek aan het slot op meerdere locaties bij andere bruggen en ruimten van de gemeente in Rotterdam. De sleutels zijn in het bezit van een beperkt aantal werknemers van de gemeente en ook van een (beperkt) aantal medewerkers van aannemers. Aan de deur aan de [adres] zijn geen braaksporen aangetroffen. Besloten is de hennepkwekerij in het Varkenoordse viaduct niet te (laten) ruimen, maar onderzoek te doen naar de persoon/personen die de hennepkwekerij zouden blijken te onderhouden. Door de politie zijn camera’s en bewegingsmelders in het Varkenoordse viaduct geplaatst. Tevens is er een camera op de ingang van het Varkenoordse viaduct geplaatst. Door een observatieteam is ook geregeld toezicht op het pand gehouden. Hierbij kwamen een aantal personen, onder wie de verdachten, en voertuigen in beeld.
De verdachte en de twee medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] zijn in de tenlastegelegde periode in wisselende samenstellingen, soms ook met andere - onbekend gebleven - personen, bij de hennepkwekerij geobserveerd. Ook zijn zij op camerabeelden en mob-eye’s binnen en buiten de hennepkwekerij waargenomen en door verbalisanten herkend. Hoewel niet alle camerabeelden - met name binnen - even licht en helder zijn, is wel waar te nemen dat personen die kort tevoren buiten gezien worden, op meerdere data binnen gezamenlijke uitvoering geven aan handelingen in en rondom de tenten met hennepplanten. Tevens zijn aan de verdachten te koppelen voertuigen (Volkswagen Polo, Ford Fusion en Ford Transit bus) verschillende malen in de directe omgeving van de hennepkwekerij gezien. Bovendien is tijdens een doorzoeking in een Ford Transit bus, waarmee verdachte rijdt, een (loper)sleutel aangetroffen die past op de sloten van aan de gemeente Rotterdam toebehorende ruimten zoals het Varkenoordse viaduct. In deze bus zijn ook aankoopbonnen van de Gamma aangetroffen waaruit blijkt dat goederen zijn gekocht die (zeker in combinatie met elkaar) kunnen worden gebruikt voor hennepkwekerijen, zoals ventilatorkachels, stekkers, schakelklok, wandcontactdozen en kettingen. Daarnaast is in de telefoon van de verdachte een notitie aangetroffen met daarop een lijst goederen die kunnen worden gebruikt voor aanleg en onderhoud van hennepkwekerijen. Tevens is uit onderzoek aan deze telefoon naar voren gekomen dat de verdachte en de medeverdachten telefonisch contact met elkaar hadden en dat op deze telefoon sms-berichten en notities staan uit 2014 tot begin 2017 over goederen die kunnen worden gebruikt voor hennepkwekerijen. Op 3 april 2017 werd in de hennepkwekerij de verdachte [naam medeverdachte 3] aangehouden, die op dat moment de hennepplanten verzorgde. Vlak vóór zijn aanhouding had [naam medeverdachte 3] telefonisch contact met [naam medeverdachte 4] , die de broer is van [naam persoon] . [naam persoon] is de partner van een medeverdachte. Voorts werd in de woning van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] een blok hasj aangetroffen alsmede goederen die worden gebruikt bij het opzetten van een hennepkwekerij, zoals een growtent, filterslangen, zwart zeil en een dompelvat. Ten slotte werd in de kofferbak van de Volkswagen Polo, in gebruik bij de medeverdachte [naam medeverdachte 2] , een tas aangetroffen met daarin een plakkende schaar die naar hennep rook én materialen zoals kettingen, stroomdraad en touw, die (sterk) gelijkend zijn op de materialen die in de hennepkwekerij onder het Varkenoordse viaduct zijn gebruikt.
Gelet op deze feiten en omstandigheden - in onderling verband en samenhang bezien - acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de drie verdachten gezamenlijk uitvoering hebben gegeven aan het telen van hennep en dat dus sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking.
Ten aanzien van feit 4 subsidiair
Vanuit zijn functie beschikte de verdachte in eerste instantie rechtmatig via zijn werkgever over een sleutel van de ruimten toebehorende aan de gemeente Rotterdam. Echter, nadat het onderhoudscontract met betrekking tot - kort gezegd - een aantal bruggen en/of viaducten in Rotterdam tussen de werkgever van de verdachte en de gemeente Rotterdam eind 2015 was geëindigd, had de verdachte die sleutel nog steeds in zijn bezit terwijl hij deze volgens zijn werkgever toen al had moeten inleveren. Dat de verdachte de sleutel had moeten inleveren is ook evident, omdat hij daarmee na beëindiging van het onderhoudscontract onbevoegd de betreffende gebouwen zou betreden indien en zolang hij de sleutel achterhield.
Dit betekent dat verduistering in dienstbetrekking wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 5
De verdachte moet hebben geweten dat er sprake was van diefstal van stroom. Als eerste aspect kent de rechtbank in dit verband waarde toe aan het feit van algemene bekendheid dat het kweken van hennep nagenoeg steeds samengaat met diefstal van stroom, ook al om ontdekking te voorkomen via een opvallend hoog elektriciteitsverbruik. Deze wetenschap aan de zijde van de verdachte geldt nog meer omdat op de locatie waar de hennepkwekerij is aangelegd, onder een viaduct, geen legale stroomaansluiting met meter aanwezig is. Uit de omstandigheid dat bij de drie verdachten sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering bij het telen van hennep (medeplegen), volgt dat zij alle drie ook bekend waren met de illegale aanpassingen in de elektriciteitsvoorziening. Daarom is niet relevant of de verdachte of één van de medeverdachten de verbrekings- of omleidingshandelingen aan de elektriciteitsvoorziening heeft verricht, zij hebben in vereniging gedurende de teeltperiode elektriciteit verbruikt bij het telen van de hennep. De omstandigheid dat mogelijk een verder onbekend gebleven derde de daadwerkelijke fysieke handelingen heeft verricht die de illegale afname van elektriciteit mogelijk maakten, maakt dat niet anders. Immers, vanaf dat moment kon er pas door die (verbrekings)handelingen daadwerkelijk illegaal elektriciteit worden verbruikt. De rechtbank acht dus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met de medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan gekwalificeerde diefstal van elektriciteit.
Ten aanzien van feit 6
Op twee lampenkappen, aangetroffen in de hennepkwekerij onder de Cornelis van Beverenbrug, zijn twee vingerafdrukken van de medeverdachte aangetroffen. Daarnaast zijn in dezelfde kwekerij ook een vingerafdruk en een handpalmafdruk van de verdachte aangetroffen, eveneens op twee lampenkappen. Ook komt het signalement van zowel de verdachte als de medeverdachte overeen met dat van twee van de drie mannen die op 25 maart 2016, omstreeks 23:05 uur, op de oprit/afrit van de Cornelis van Beverenbrug te Rotterdam liepen. Die twee personen hadden op dat moment twee bol staande vuilniszakken bij zich, die sterk naar hennep roken en deze vuilniszakken werden vervolgens door hen geplaatst in de Ford Transit bus van de verdachte. De werkgever en de echtgenote van de verdachte hebben verklaard dat de verdachte de enige gebruiker was van deze bus en dat hij niemand anders daarin mocht laten rijden. Ten slotte was het ook de verdachte die met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] op 31 januari 2016 door de politie werd aangetroffen bij een melding van een verdachte situatie in een onderhoudsruimte onder de Willemsbrug te Rotterdam.
In dit verband is tevens relevant dat de verdachte werkzaam was als servicemonteur bij een bedrijf dat met de Gemeente Rotterdam een contract heeft voor het onderhoud van bruggen. Hierdoor had hij een exemplaar van de eerder bedoelde loper sleutel tot zijn beschikking, die ook toegang gaf tot de ruimte onder de Cornelis van Beverenbrug.
Gelet op deze omstandigheden - in onderling verband en samenhang bezien - acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan het onder 6 tenlastegelegde feit.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 4 subsidiair, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
(690063/17) Onderzoek Viaduct
hij
in de periode van 13 september 2016 tot en met 04 april 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in een ruimte gelegen onder het Varkenoordse viaduct
een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij
op 04 april 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad in een ruimte gelegen onder het Varkenoordse viaduct
een hoeveelheid van in totaal 284 hennepplanten en/of delen daarvan,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4 subsidiair.
hij
in de periode van 01 februari 2016 tot en met 04 september 2017 te Rotterdam opzettelijk een sleutel, die toebehoorde aan de Gemeente Rotterdam, welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als servicemonteur in dienst van [naam werkgever] en als zodanig werkzaam voor de Gemeente Rotterdam, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
5.
hij
in de periode van 13 september 2016 tot en met 04 april 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen,
in een ruimte gelegen onder het Varkenoordse viaduct
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Stedin Netbeheer BV,
zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen elektriciteit onder hun bereik had(den) gebracht door middel van verbreking;
6.
(692038/18) onderzoek Kauw
hij
in de periode van 01 januari 2016 tot en met 19 juli 2016 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, (in een ruimte gelegen onder de Cornelis van Beverenbrug) een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
ten aanzien van de feiten 1 en 2:
de eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 4 subsidiair:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft;
ten aanzien van feit 5:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking;
ten aanzien van feit 6:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met (een) ander(en) schuldig gemaakt aan het telen van aanzienlijke hoeveelheden hennep. Op de data waarop de hennepkwekerijen werden ontmanteld, bleek dat er 290 (Cornelis van Beverenbrug) respectievelijk 284 (Varkenoordse viaduct) hennepplanten aanwezig waren. Gelet op deze hoeveelheden moet de hennep bestemd zijn geweest voor de handel en daarmee voor verdere verspreiding. Hennep bevat de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Daarbij komt dat dergelijke handel ook op andere plaatsen in de samenleving allerlei problemen veroorzaakt, vooral door de criminaliteit die met de teelt en verdere handel in hennep samenhangt, tot ernstige geweldsmisdrijven aan toe. De verdachte is hieraan voorbij gegaan en heeft louter met het oog op eigen financieel voordeel gehandeld.
Ook heeft de verdachte de voor de hennepkwekerij benodigde elektriciteit, onder het Varkenoordse viaduct, samen met anderen illegaal via een illegale aansluiting afgetapt. Als ongecontroleerde aanpassingen in de elektriciteitsvoorziening worden aangebracht, ontstaat gemakkelijk een brandgevaarlijke situatie waardoor anderen mogelijk gevaar lopen. Bovendien is door de diefstal van elektriciteit de energieleverancier benadeeld.
Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering van een sleutel die hij uit hoofde van zijn dienstbetrekking onder zich had. Door zo te handelen heeft de verdachte het vertrouwen geschonden dat zijn werkgever in hem mocht stellen.
Straf
De rechtbank heeft in ogenschouw genomen dat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) in het geval van één oogst van een hennepkwekerij met een omvang als bewezenverklaard uitgaan van een taakstraf van 120 uur en een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk.
De rechtbank heeft het voorgaande als uitgangspunt genomen bij het bepalen van de hoogte van de aan de verdachte op te leggen straf. De rechtbank heeft vervolgens bij voornoemd uitgangspunt in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat sprake is geweest van twee hennepkwekerijen met elk één oogst, dat de verdachte ook elektriciteit heeft gestolen en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking.
De rechtbank heeft in strafmatigende zin rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte - blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie gedateerd 23 november 2021 - niet eerder is veroordeeld en dat hij ook na het plegen van de onderhavige bewezen feiten niet opnieuw met justitie in aanraking is gekomen. Ook houdt de rechtbank in het voordeel van de verdachte rekening met het forse tijdsverloop tussen de gepleegde feiten en de uiteindelijke berechting. Immers, bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, geldt als uitgangspunt dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Tussen 5 september 2017 [1] en de datum van het eindvonnis ligt een periode van vier jaar en ruim vier maanden, zodat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van twee jaar en ruim vier maanden. Omdat deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden in de aard en de duur van de op te leggen straf.
Met betrekking tot de aard van de op te leggen straf heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het gegeven dat van de verdachte bij separaat vonnis van heden een aanzienlijk bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel zal worden ontnomen. Hoewel deze maatregel een rechtsherstellend karakter heeft en niet bedoeld is als vergelding voor de bewezen feiten, zal de verdachte daardoor niettemin financieel aanzienlijk geraakt worden.
Slotsom
Het voorgaande overwegende acht de rechtbank een taakstraf van hierna te noemen duur passend en geboden.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
  • 9, 22c, 22d, 55, 57, 311 en 322 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 3 en 11 van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 4 subsidiair, 5 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht (drie dagen), bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
154 (honderdvierenvijftig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
77 (zevenenzeventig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en A. Bonder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 januari 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
(690063/17) Onderzoek Viaduct
hij
op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 13
september 2016 tot en met 04 april 2017
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens),
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in een ruimte gelegen in/onder het Varkenoordse viaduct
een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens)
een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
2.
hij
op of omstreeks 04 april 2017
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
in een ruimte gelegen in/onder het Varkenoordse viaduct
een hoeveelheid van in totaal 284 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk
geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
3.
hij
in of omstreeks de periode van 13 september 2016 tot en met 04 september 2017,
althans op 04 september 2017,
te Rotterdam, in ieder geval in Nederland,
geld en/of een of meer voorwerp(en), te weten een geldbedrag van 870 euro of
daaromtrent en/of een aantal sieraden, waaronder (een) horloge(s) en/of (een)
armband(en) en/of (een) ring(en) en/of (een) ketting(en) en/of een of meer
mobiele telefoon(s) en/of een of meer Ipad(s) en/of een auto (merk/type Ford
Focus, kenteken [kentekennummer] ),
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet,
en/of
van geld en/of een of meer voorwerp(en), te weten een geldbedrag van 870 euro
of daaromtrent en/of een aantal sieraden, waaronder (een) horloge(s) en/of
(een) armband(en) en/of (een) ring(en) en/of (een) ketting(en) en/of een of
meer mobiele telefoon(s) en/of een of meer Ipad(s) en/of een auto (merk/type
Ford Focus, kenteken [kentekennummer] ),
gebruik heeft gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de
vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of
verhuld
en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was- en/of wie dit
geld en/of dit/deze voorwerp(en) voorhanden had,
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs had kunnen vermoeden, dat
dat dit geld en/of dit/deze voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk
of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
4.
hij
in of omstreeks de periode van 01 februari 2016 tot en met 04 september 2017
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een sleutel, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Gemeente Rotterdam, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
in of omstreeks de periode van 01 februari 2016 tot en met 04 september 2017
te Rotterdam
opzettelijk
een sleutel, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehoorde aan de Gemeente Rotterdam, in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te
weten als servicemonteur in dienst van [naam werkgever] en als zodanig werkzaam voor
de Gemeente Rotterdam, elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 322 Wetboek van Strafrecht
5.
hij
op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 13
september 2016 tot en met 04 april 2017
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
in een ruimte gelegen in/onder het Varkenoordse viaduct
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer BV, in elk geval aan een ander
of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen
elektriciteit onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van braak
en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
6.
(692038/18) onderzoek Kauw
hij
op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 januari
2016 tot en met 19 juli 2016
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een ruimte gelegen in/onder de Cornelis
van Beverenbrug)
een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet

Voetnoten

1.Datum waarop de verdachte voor de eerste keer werd verhoord en waarop zijn woning werd doorzocht.