ECLI:NL:RBROT:2022:925

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
10 februari 2022
Zaaknummer
10-283854-21 vordering TUL VV: 10-167304-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak met bijzondere voorwaarden en gevangenisstraf

Op 9 februari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan woninginbraak. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, werd beschuldigd van het stelen van sieraden en geld uit een woning in [plaatsnaam] op 18 oktober 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de toegang tot de woning heeft verkregen door middel van inklimming. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht van de reclassering, ambulante behandeling voor verslaving, begeleid wonen en een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en heeft de bijzondere voorwaarden opgelegd zoals door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de ernst van het feit, waarbij de impact op de slachtoffers en de samenleving is meegewogen. De verdachte heeft aangegeven bereid te zijn om de voorwaarden na te leven en de rechtbank heeft de reclassering de opdracht gegeven om toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarden. Daarnaast is er een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte tijdens de proeftijd een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd. De rechtbank heeft de beslissing genomen om de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde straf te gelasten, wat resulteert in een totale gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-283854-21
Parketnummer vordering TUL VV: 10-167304-18
Datum uitspraak: 9 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. M.R. de Kok, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 januari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. van Damme heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met de slachtoffers en meewerken aan middelencontrole;
  • bewaring van de onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen;
  • gedeeltelijke tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-167308-18, te weten van een gevangenisstraf van eenentwintig dagen.

4..Waardering van het bewijs

Bewezenverklaring
Het tenlastegelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 18 oktober 2021 te [plaatsnaam]
in een woning, gelegen aan de [adres]
sieraden (onder meer ringen en kettingen en
oorbellen en armbanden en een broche) en geld,
toebehorend aan [naam slachtoffer 1] of [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Hij heeft een stoel uit de tuin op een kist gezet, waarna de verdachte op het balkon van de woning is geklommen en via een openstaande deur naar binnen is gegaan. In de woning werd de verdachte betrapt door een van de bewoners waarop hij vluchtte. Later bleek dat het de verdachte was gelukt sieraden en geld weg te nemen. De verdachte heeft hiermee getoond geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander. De bewoners hebben hierdoor niet alleen schade geleden, maar een van hen heeft de schrik van zijn leven gehad toen hij de verdachte aantrof in de woning. Een woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Door zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid bij de bewoners. Daarbij komt dat woninginbraken in het algemeen voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij zorgen. Dit wordt de verdachte aangerekend.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
30 december 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 januari 2022. Dit rapport houdt onder meer in dat de verdachte al gedurende lange tijd met justitie in aanraking komt voor diverse delicten en de afgelopen jaren is er een patroon zichtbaar van vermogensdelicten, welke in ernst toenemen. Criminogene risicofactoren zijn de psychiatrische aandoening en in relatie hiermee de cannabisverslaving. Daarnaast is er sprake van een procriminele houding. De verdachte heeft een uitkering, welke onvoldoende is om zijn cannabisverslaving te bekostigen. Tot op heden heeft hij niets aan zijn verslaving willen doen, maar onlangs liet hij voor het eerst een ander geluid horen. Beschermende factoren zijn de stabiele huisvestingssituatie, de bewindvoerder waardoor de verdachte schuldenvrij is, een ondersteunend familienetwerk, de ambulante behandeling en het medicatiegebruik voor de schizofrenie. De mate van onmacht is hoog, evenals het risico op recidive. Om het risico te verlagen zou een detox en een behandeling gericht op het middelengebruik noodzakelijk zijn.
De reclassering heeft geadviseerd een aantal bijzondere voorwaarden te verbinden aan een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf, met opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte daarbij te begeleiden.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in de regel in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Nu de rechtbank, overeenkomstig het advies van de reclassering, begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk worden opgelegd, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet deze straf tevens als een steun in de rug van de verdachte in zijn voornemen om aan zijn verslaving te gaan werken en een andere weg in te slaan in zijn leven. De verdachte heeft ter zitting verklaard bereid te zijn de door de reclassering genoemde voorwaarden na te leven.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en toegezegd contact op te nemen met de officier van justitie met betrekking tot de afdoening van de onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen zal de bewaring worden gelast ten behoeve van de rechthebbende, omdat geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9..Vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 20 maart 2019 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van poging tot zware mishandeling veroordeeld tot een gevangenisstraf van achtenveertig dagen, waarvan tweeënveertig dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 4 april 2019.
Bij vonnis van 6 januari 2021 van de politierechter in deze rechtbank is de gedeeltelijke tenuitvoerlegging gelast van het voorwaardelijk strafdeel, te weten een gevangenisstraf van eenentwintig dagen.
De verdediging heeft bepleit dusdanig te beslissen dat de verdachte bij de uitspraak van dit vonnis, dan wel kort erna in vrijheid wordt gesteld.
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van het vonnis van 20 maart 2019 en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan dat vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Dit is geheel aan hemzelf te wijten.
Hierin ziet de rechtbank aanleiding om de tenuitvoerlegging te gelasten van het resterende gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde strafdeel, te weten een gevangenisstraf van eenentwintig dagen.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de genoemde artikelen 14a, 14b, 14c en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden;
bepaalt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich na uitnodiging melden bij Reclassering Nederland. Hij blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde laat zich behandelen door Antes GGZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De toezichthouder meldt de veroordeelde aan. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling of detoxificatie of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
3. de veroordeelde werkt mee aan ambulante woonbegeleiding door Mozaik of een andere instelling voor ambulante woonbegeleiding, te bepalen door de reclassering. De toezichthouder meldt de veroordeelde aan. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de regels en afspraken die de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik bespreekbaar te maken en te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
5. de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de slachtoffers [naam slachtoffer 1] , [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de voorwerpen, genummerd 1 tot en met 20 op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (als bijlage gehecht aan dit vonnis);
gelast de
tenuitvoerleggingvan een deel van het voorwaardelijk gedeelte van de bij vonnis van 20 maart 2019 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde straf, te weten
21 (eenentwintig) dagengevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. D. van Dooren en R. van der Hoeven, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 18 oktober 2021 te [plaatsnaam]
in/uit een woning/pand, gelegen aan de [adres]
een of meer sieraden (onder meer (een) ring(en) en/of ketting(en) en/of
oorbel(len) en/of armband(en) en/of een broche) en/of geld en/of een verrekijker
en/of e-reader en/of tablet, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten
dele aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan
(een) ander(en) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft verschaft en/of voornoemde weg te nemen goed(eren) onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van inklimming.