ECLI:NL:RBROT:2022:9239

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
C/10/642764 / JE RK 22-1868
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 14 oktober 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam kind01]. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, de vader, de stiefvader en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind01] door de moeder wordt uitgeoefend en dat [naam kind01] momenteel verblijft bij [naam instelling01].

De ondertoezichtstelling van [naam kind01] is oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 7 oktober 2021 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De kinderrechter heeft in eerdere beschikkingen de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] verlengd, met de laatste verlenging tot 7 november 2022. De gecertificeerde instelling heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling met een jaar en een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de inzet van een jeugdbeschermer noodzakelijk blijft om de communicatie tussen de ouders te verbeteren en de ontwikkeling van [naam kind01] te volgen.

De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling van [naam kind01] te verlengen tot 7 oktober 2023 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 7 mei 2023. De kinderrechter heeft ook bepaald dat de behandeling van de overige verzoeken wordt aangehouden tot 1 april 2023, waarbij de GI uiterlijk twee weken voor deze datum moet rapporteren over de stand van zaken. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/642764 / JE RK 22-1868
Datum uitspraak: 14 oktober 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam , hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum1] 2010 te [geboorteplaats1] , hierna te noemen: [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam1] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.M.J. Bos, te Dordrecht,

[naam2] ,

hierna te noemen: de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. K. van Doorn, te Gilze,

[naam3] ,

hierna te noemen: de stiefvader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van deze rechtbank van 4 oktober 2022 en de daarin genoemde stukken.
Op 14 oktober 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door mr. G. Demir , waarnemer van mr. Van Doorn;
  • de stiefvader;
  • een vertegenwoordigster van de GI, [naam4] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind01] verblijft bij [naam instelling01] .
Bij beschikking van 7 oktober 2021 is [naam kind01] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 7 oktober 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 30 maart 2022 de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 27 oktober 2022 (de kinderrechter leest: 7 oktober 2022).
Bij beschikking van 4 oktober 2022 is de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing met één maand verlengd tot 7 november 2022. De beslissing is voor het overig verzochte aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind01] te verlengen met een jaar.
Daarnaast wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Nu resteert de periode tot 7 oktober 2023.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De afgelopen periode heeft [naam kind01] een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Het gaat goed op school en hij heeft positief contact met beide ouders. De komende tijd wordt de omgangsregeling geëvalueerd en mogelijk uitgebreid. Het is de bedoeling dat [naam kind01] een overstap maakt naar De Hondsberg . Het is nog niet duidelijk wanneer hij daar terecht kan. [naam kind01] heeft veel last van de onrust hieromheen, waardoor hij terugvalt in zijn gedrag en er incidenten op de huidige groep plaatsvinden. Daarnaast heeft de GI zorgen over het alcoholgebruik van de vader. De vader heeft onlangs aangegeven open te staan voor hulpverlening. Een ondertoezichtstelling is noodzakelijk, omdat de ouders niet met elkaar communiceren. Ook staat de vader niet achter de plaatsing van [naam kind01] op een groep, waardoor een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is.

De standpunten

De vader heeft ter zitting ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar heeft verweer gevoerd tegen de verlenging machtiging tot uithuisplaatsing. De vader maakt zich zorgen over het gedrag van [naam kind01] . De vader is van mening dat een uithuisplaatsing niet de oplossing is. Sinds het contact tussen [naam kind01] en de vader enerzijds en [naam kind01] en de moeder anderzijds is genormaliseerd, is [naam kind01] rustiger geworden. De vader stelt dat het gedrag van [naam kind01] te wijten is aan het beperkte contact met de ouders. In het verleden heeft [naam kind01] bij de vader thuis nooit zorgelijk gedrag laten zien. In tegenstelling tot wat de GI zegt, is er bij de vader geen sprake van alcoholgebruik. Hij is bereid om dit aan de GI te bewijzen. De vader is het niet eens met de overplaatsing van [naam kind01] naar De Hondsberg , omdat [naam kind01] dan nog meer in zijn ontwikkeling achteruit zal gaan. Het is het beste voor [naam kind01] om bij één van de ouders op te groeien. Primair wordt verzocht om de verlenging machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen en subsidiair om de GI opdracht te geven de komende periode het contact tussen [naam kind01] en de vader enerzijds en [naam kind01] en de moeder anderzijds uit te breiden. Ook verzoekt de vader om een nieuw beoordelingsmoment bij de kinderrechter, omdat [naam kind01] bijna twaalf jaar wordt en dan ook een stem heeft in deze procedure.
De moeder is het eens met het verzoek van de GI. Er zijn nog steeds veel zorgen over het gedrag van [naam kind01] . Dankzij de een-op-een begeleiding bij het [belanghebbende1] gaat het beter met [naam kind01] . Het is belangrijk dat [naam kind01] naar De Hondsberg gaat voor behandeling. De moeder betreurt dat het lang duurt voordat [naam kind01] daarheen kan. Nadat [naam kind01] een intensieve behandeling heeft afgerond, kan pas worden gekeken bij wie van de ouders [naam kind01] kan worden teruggeplaatst. Zolang de ouders niet met elkaar communiceren en van mening verschillen over [naam kind01] , is een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ter zitting is er door de ouders geen verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. De inzet van een jeugdbeschermer is nog noodzakelijk om de communicatie tussen de ouders te verbeteren, de benodigde hulpverlening in te zetten en de ontwikkeling van [naam kind01] te volgen. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind01] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
[naam kind01] verblijft sinds oktober 2021 op een behandelgroep bij het [belanghebbende1] . De afgelopen maanden heeft [naam kind01] daar een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Met behulp van een-op-een begeleiding en medicatie zijn de escalaties fors afgenomen. Het [belanghebbende1] kan [naam kind01] echter niet de passende hulp bieden die hij nodig heeft. Het is de bedoeling dat [naam kind01] naar De Hondsberg gaat voor een intensief behandeltraject. Er wordt al langere tijd over deze overplaatsing gesproken, maar het is nog steeds onduidelijk wanneer [naam kind01] daar terecht kan. [naam kind01] heeft veel last van de onrust rondom deze overplaatsing, waardoor hij een terugval heeft laten zien op de huidige groep. Desondanks verloopt de omgang met de ouders positief en maakt hij ook veel positieve stappen in zijn ontwikkeling.
Gezien de ernst van de gedragsproblemen is de kinderrechter, met de GI en de moeder, van oordeel dat [naam kind01] intensieve behandeling op een behandelgroep bij De Hondsberg nodig heeft. Vervolgens kan pas worden bekeken of een thuisplaatsing bij één van de ouders tot de mogelijkheden behoort. Het is wel van belang dat [naam kind01] de komende periode contact houdt met beide ouders. Ook zal de vader de komende periode een verwijzing bij de huisarts moeten regelen, zodat hij hulpverlening voor zichzelf kan aanvragen. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden verlengen en het overig verzochte pro forma aanhouden, zodat tegen die tijd kan worden bezien of [naam kind01] bij de Hondsberg is geplaatst, hoe de behandeling verloopt en wat de vervolgstappen zijn.
De kinderrechter verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum te rapporteren over de stand van zaken (met afschrift aan de belanghebbenden, mr. M.M.J. Bos en mr. K. van Doorn) en daarbij aan te geven of het resterende deel van het verzoek al dan niet gehandhaafd wordt.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind01] tot 7 oktober 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 7 mei 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te bepalen:

bepaalt dat de behandeling van de zaak voor het overig verzochte wordt aangehouden tot
1 april 2023 pro forma;
bepaalt dat de GI, de ouders en de advocaten op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de GI
uiterlijk twee wekenvoor de genoemde datum aan de kinderrechter te rapporteren over de laatste stand van zaken en daarbij aan te geven of het verzoek al dan niet gehandhaafd wordt.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2022 door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 1 november 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.