ECLI:NL:RBROT:2022:9231

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
C/10/635315 / FA RK 22-1904 en C/10/639926 / FA RK 22-4157
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voogdij over minderjarigen na overlijden van moeder en complexe familieverhoudingen

In deze beschikking van 1 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam beslist over de voogdij van de minderjarigen [kind01] en [kind02] na het overlijden van hun moeder. De moeder is op [datum01] overleden, en de vader van [kind02] is veroordeeld voor haar moord. De Raad voor de Kinderbescherming heeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond belast met de voorlopige voogdij. De rechtbank heeft de verzoeken van de oma moederszijde en andere familieleden om de voogdij te verkrijgen, afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de GI als neutrale derde moet optreden, gezien de complexe familieverhoudingen en de spanningen die daaruit voortvloeien. De rechtbank benadrukt het belang van stabiliteit en continuïteit voor de minderjarigen, die een traumatische gebeurtenis hebben meegemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de GI de voogdij over de minderjarigen zal behouden, om ervoor te zorgen dat de belangen van de kinderen gewaarborgd blijven. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en de proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummers / rekestnummers : C/10/635315 / FA RK 22-1904 (verzoek raad)
C/10/639926 / FA RK 22-4157 (verzoek oma mz)
Beschikking van 1 november 2022 betreffende voogdij
in de zaak van:
De raad voor de kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
hierna: de raad,
gevestigd te Rotterdam.
en in de zaak van:
[naam01], hierna: oma moederszijde,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat mr. E.A. van Nimwegen te Rotterdam.
In deze zaken zijn belanghebbenden:
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
[naam02], hierna te noemen: opa moederszijde,
wonende te [woonplaats02] ,
advocaat mr. E.A. Hoogendijk te Rotterdam,
[naam03], hierna te noemen: stiefoma moederszijde,
wonende te [woonplaats03] ,
advocaat mr. E.A. Hoogendijk te Rotterdam,
[naam04], hierna te noemen: vader van [kind01] ,
wonende te [woonplaats04] ,
[naam05], hierna te noemen: vader van [kind02] ,
wonende te [woonplaats05] ,
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting te [detentieadres01] ,
advocaat mr. E. Manders te Rotterdam.
De rechtbank merkt als informanten aan:
[naam06], hierna te noemen: oom moederszijde,
zonder bekende woon- en/of verblijfplaats,
[naam07], hierna te noemen: overgrootmoeder moederszijde,
wonende te [woonplaats06] ,
[naam08], hierna te noemen: oma vaderszijde,
wonende te [woonplaats07] .
In deze procedure treedt op als bijzondere curator:
mr. [naam09] ,advocaat te [plaats01] , hierna: de bijzondere curator.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
in de zaak van de raad (zaaknummer C/10/635315 / FA RK 22-1904):
  • het verzoekschrift met bijlagen van de raad, ingekomen op 17 maart 2022;
  • de raadsrapporten van 14 april 2022;
  • het verslag van de bijzondere curator van 16 juni 2022;
  • het bericht met bijlage van de zijde van oma moederszijde van 12 oktober 2022;
  • de berichten met bijlagen van de zijde van de GI van 14 juli en 14 oktober 2022.
in de zaak van oma moederszijde (zaaknummer C/10/639926 / FA RK 22-4157):
  • het verzoekschrift met bijlage van oma moederszijde, ingekomen op 16 juni 2022;
  • het verweerschrift met bijlagen van opa moederszijde en stiefoma moederszijde, ingekomen op 12 oktober 2022;
  • het bericht met bijlage van de zijde van oma moederszijde van 12 oktober 2022;
  • de berichten met bijlagen van de zijde van de GI van 14 juli en 14 oktober 2022.
1.2.
De gelijktijdige mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2022. Daarbij zijn verschenen:
  • oma moederszijde, bijgestaan door haar advocaat;
  • opa moederszijde, bijgestaan door zijn advocaat;
  • stiefoma moederszijde, bijgestaan door haar advocaat;
  • vader van [kind01] ;
  • overgrootmoeder moederszijde;
  • oma vaderszijde;
  • de heer [naam10] , ambulante begeleider Enver;
  • de heer [naam11] , partner van oma moederszijde;
  • de GI, vertegenwoordigd door [naam12] , [naam13] en [naam14] ;
  • de bijzondere curator;
  • de raad, vertegenwoordigd door [naam15] .
De vader van [kind02] en de oom moederszijde zijn, hoewel daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, tijdens de mondelinge behandeling niet verschenen.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is door de advocaat van oma moederszijde een pleitnotitie overgelegd.
1.4.
De oudste minderjarige is, gelet op zijn leeftijd, in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. De minderjarige heeft hier gebruik van gemaakt.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Uit [naam16] (hierna: de vrouw) zijn geboren de minderjarigen:
[kind01] , geboren op [geboortedatum01] 2008 te [geboorteplaats01] ;
[kind02] , geboren op [geboortedatum02] 2018 te [geboorteplaats02] .
2.2.
De vader van [kind01] heeft hem erkend. De man en de vrouw zijn niet met elkaar gehuwd geweest.
2.3.
De vader van [kind02] heeft haar erkend. De man en de vrouw zijn niet met elkaar gehuwd geweest.
2.4.
De vrouw is op [datum01] te [plaats02] overleden. Het ouderlijk gezag berustte alleen bij de vrouw.
2.5.
De vader van [kind02] is veroordeeld voor moord op de vrouw en verblijft in de Penitentiaire Inrichting te [detentieadres01] .
2.6.
Bij beschikking van deze rechtbank van 19 januari 2022 heeft de rechtbank de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond belast met de voorlopige voogdij over de minderjarigen voor de duur van drie maanden. Deze maatregel vervalt van rechtswege na expiratie van voormelde termijn, tenzij voor het einde van die termijn aan de rechter een voorziening in het gezag over de minderjarigen is verzocht. Voor afloop van die termijn is door de raad verzocht om een voorziening in het gezag.
2.7.
De GI heeft zich bereid verklaard de voogdij over de minderjarigen te aanvaarden.

3.De beoordeling

3.1.
Voogdij
3.1.1.
De raad verzoekt de GI te belasten met de voogdij over de minderjarigen.
3.1.2.
Oma moederszijde verzoekt uiteindelijk primair haar te belasten met de voogdij over de minderjarigen en subsidiair haar zoon, oom moederszijde, te belasten met de voogdij over de minderjarigen. Meer subsidiair verzoekt ze om de voogdij bij de GI te laten maar de minderjarigen bij haar te plaatsen.
3.1.3.
Gelet op de nauwe samenhang van de verzoeken zullen deze gezamenlijk worden behandeld.
3.1.4.
Ter zitting is besproken dat het verzoek om een voorlopige voorziening op grond van artikel 223 Rv te treffen als ingetrokken kan worden beschouwd aangezien de bodemzaak inmiddels is behandeld. De rechtbank zal de verzochte voorlopige voorziening om die reden afwijzen.
3.1.5.
De rechtbank zal het meer subsidiaire verzoek van oma moederszijde om de minderjarigen bij haar te plaatsen als niet op de wet gegrond afwijzen. De beslissing waar de minderjarigen worden geplaatst is immers een beslissing van de voogd.
3.1.6.
Op grond van artikel 1:253g BW moet, indien van de ouders diegene overlijdt die het gezag over hun minderjarige kinderen alleen uitoefent, de overlevende ouder of een derde met het gezag over deze minderjarigen worden belast. Het verzoek om de overlevende ouder met het gezag te belasten wordt slechts afgewezen indien de rechter oordeelt dat het belang van de minderjarige zich tegen inwilliging van dat verzoek verzet. Op grond van artikel 1:302 BW kan de rechter de voogdij opdragen aan een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet. Verder bevatten artikelen 1:328, aanhef en onder a en 1:329, eerste lid, BW beëindigingsgronden voor voogdij door een GI.
3.1.7.
De raad geeft in de rapporten van 14 april 2022 over [kind01] en [kind02] aan dat de GI moet worden belast met de voogdij over de minderjarigen. Er is sprake van een complex familiesysteem, waarbinnen de visie over de plaatsing en het hebben van contact met de minderjarigen uiteenlopen. Het is daarom belangrijk dat de GI als voogd langere tijd betrokken blijft, om als neutrale derde beslissingen in het belang van de minderjarigen te nemen. Met betrekking tot de vader van [kind01] geeft de raad aan dat hij op dit moment nog geen gezag kan dragen. [kind01] laat namelijk zien dat hij een intensievere opvoedingsbehoefte heeft gezien zijn problematiek. Daarbij is het contact tussen [kind01] en zijn vader pas na het overlijden van de vrouw hersteld. De vader van [kind02] is niet in staat om gezaghebbende taken uit te voeren, aangezien hij in detentie zit wegens de moord op de vrouw.
3.1.8.
Oma moederszijde stelt dat de voorlopige voogdij niet goed wordt uitgeoefend door de GI en vindt dat zij moet worden belast met de voogdij over de minderjarigen. Het is voor haar niet te begrijpen dat de minderjarigen bij opa moederszijde en stiefoma moederszijde zijn geplaatst. Voor het overlijden van de vrouw kwamen de minderjarigen elk weekend en elke woensdag naar oma moederszijde, overgrootmoeder moederszijde en oom moederszijde. Ook brachten zij vakanties en uitjes samen door. Opa moederszijde speelde voorheen geen rol. De minderjarigen zagen opa moederszijde slechts sporadisch op verjaardagen. Daarbij benadrukt oma moederszijde dat plaatsing van de minderjarigen bij opa moederszijde niet de wens van de vrouw zou zijn geweest.
3.1.9.
Opa moederszijde en stiefoma moederszijde verzoeken de verzoeken van oma moederszijde af te wijzen. Opa moederszijde stelt het belangrijk te vinden dat de minderjarigen contact hebben met de overige familieleden en daarom heeft hij dit aangemoedigd en waar mogelijk (mede) gefaciliteerd. Na het overlijden van de vrouw hadden de minderjarigen omgang met oma moederszijde, overgrootmoeder moederszijde en oom moederszijde, maar deze omgang is in mei eenzijdig stopgezet door oma moederszijde. De vrees bestaat dat oma moederszijde niet bereid en ook niet in staat is om het contact tussen de minderjarigen en de overige familieleden in stand te houden. Dit geldt ook voor oom moederszijde. Bovendien woont oom moederszijde in bij overgrootmoeder moederszijde en is deze woning niet geschikt voor de minderjarigen.
3.1.10.
De GI heeft in haar brief van 14 oktober 2022 aangegeven zich te kunnen vinden in het verzoek van de raad. Gezien de verstoorde onderlinge verhoudingen binnen de familie is het niet in het belang van de minderjaren om oma moederszijde of oom moederszijde te belasten met de voogdij.
3.1.11.
De bijzondere curator heeft in haar verslag van 16 juni 2022 aangegeven dat het in het belang van de minderjarigen is dat de GI tot voogd zal worden benoemd. De benoeming van de GI tot voogd zorgt er namelijk voor dat expertise beschikbaar blijft ten aanzien van de complexe problematiek, deskundige begeleiding kan worden geboden die gericht is op het emotionele proces van de minderjarigen maar ook dat de contacten van de minderjarigen met alle betrokkenen begeleid worden. De bijzondere curator geeft aan dat het essentieel is dat gestreefd moet worden naar een goed contact met alle betrokkenen, zodat in de loop van de tijd een betere samenwerking mogelijk is dan thans het geval is.
3.1.12.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op 18 januari 2022 is de vrouw in haar woning vermoord in het bijzijn van de minderjarigen. De vader van [kind02] is op 5 oktober 2022 door deze rechtbank veroordeeld voor moord op de vrouw en heeft een gevangenisstraf van achttien jaren met TBS en dwangverpleging opgelegd gekregen. Op 19 januari 2022 is de GI belast met de voorlopige voogdij over [kind02] en [kind01] en zijn zij in een crisispleeggezin geplaatst. Op 25 februari 2022 zijn zij vervolgens bij opa moederszijde en stiefoma moederszijde geplaatst. De afgelopen periode is voor de minderjarigen ingrijpend geweest. Zij hebben een zeer traumatische gebeurtenis meegemaakt. Niet alleen hebben zij hun moeder verloren, ook zijn ze plotseling in een andere woonomgeving terechtgekomen. Het is van belang dat er nu zoveel mogelijk stabiliteit en rust wordt geboden zodat zij de verschillende gebeurtenissen op een goede manier kunnen verwerken.
Het is voor de ontwikkeling van [kind02] en van [kind01] van belang dat zij op een positieve manier in contact kunnen blijven met de verschillende betrokken familieleden. Juist in deze periode hebben de minderjarigen er belang bij dat de gehele familie er voor hen is. De omgang kan namelijk een positief effect hebben op het verwerkingsproces van de minderjarigen. Het familiesysteem is echter complex en er spelen verschillende onderlinge conflicten en onenigheden over de vraag wie van hen het beste voor de minderjarigen kan zorgen. Om die reden is het nodig dat er een onafhankelijke voogd komt die voor langere tijd betrokken blijft en als neutrale derde beslissingen in het belang van minderjarigen kan nemen. Spanningen binnen de familie kunnen zodoende bij de minderjarigen worden weghouden zodat zij onbelast met de verschillende familieleden contact kunnen houden. Onder begeleiding van de GI kan daarnaast het contact tussen [kind01] en zijn vader beter worden gewaarborgd. Bovendien is het, zoals ook de bijzondere curator heeft benadrukt, van belang dat de expertise van de GI de komende tijd beschikbaar blijft om de minderjarigen te begeleiden onder meer bij het emotionele proces.
3.1.13.
De rechtbank kan zich voorstellen dat de beslissing van de GI om de minderjarigen bij opa moederszijde te plaatsen als een verrassing kwam voor oma moederszijde. Vóór het overlijden van de vrouw waren oma, overgrootmoeder en oom moederszijde immers nauw betrokken bij de minderjarigen en brachten zij veel tijd met hen door. Dat uit deze beslissing zou volgen dat de GI onvoldoende in staat is de belangen van de minderjarigen te behartigen, zoals oma moederszijde naar voren lijkt te brengen, is echter niet gebleken. Ook is niet gebleken dat er omstandigheden zoals omschreven in de wettelijke beëindigingsgronden voor voogdij aanwezig zijn. De plaatsing bij opa moederszijde en stiefoma is in ieder geval niet zo’n omstandigheid, omdat uit de rapportages van de raad, de GI en de bijzondere curator blijkt dat zij daar goed worden verzorgd. Het wordt in het belang van de minderjarigen geacht dat zij daar verblijven. Dat er punten van zorg worden gesignaleerd in het gedrag van de oudste minderjarige kan niet herleid worden tot het verblijf in dit netwerkpleeggezin.
De GI schrijft in het briefrapport van 14 oktober 2022 dat opa zich sinds het overlijden van de vrouw meewerkend heeft opgesteld en de kinderen samen met stiefoma een veilige opvoedplek biedt. Er is aansluiting bij de behoeften van de kinderen en opa bespreekt zijn zorgen en dilemma’s met de GI en de hulpverlening en komt gemaakte afspraken na.
3.1.14.
Oma moederszijde heeft verder aangevoerd dat zij niet is gehoord in het onderzoek van de raad. In de raadsrapporten is zij niet als bron vermeld. De rechtbank kan hier echter niet de conclusie uit trekken dat het advies onvoldoende is gebaseerd op correcte feiten en omstandigheden. De bijzondere curator heeft immers meermaals met oma moederszijde (en overgrootmoeder) gesproken en deze informatie is betrokken in het onderzoek van de raad. Ook via de vader van de jongste minderjarige en de pleegmoeder van de crisisplaatsing is de betrokkenheid van oma moederszijde en overgrootmoeder bij de minderjarigen naar voren gebracht. Uit de rapportages van de raad blijkt duidelijk dat de minderjarigen voor het overlijden van hun moeder veel tijd doorbrachten met dit deel van de familie. Desalniettemin is de raad tot het advies gekomen om de GI als voogd te benoemen, en de argumenten die daarvoor naar voren zijn gebracht zijn naar het oordeel van de rechtbank valide. Dat de minderjarigen zijn geplaatst bij opa moederszijde vraagt veel van het aanpassingsvermogen van oma moederszijde. De rechtbank acht het van groot belang dat de minderjarigen contact hebben met de verschillende familieleden om hen heen, maar oma moederszijde lijkt nu nog niet in staat om de verschillen te overbruggen. Opa moederszijde is de afgelopen periode hier wel toe in staat gebleken en houdt daarmee de belangen van de minderjarigen voor ogen. De rechtbank heeft de hoop voor de toekomst dat de familieleden in staat zijn om met elkaar samen te gaan werken, zodat zij allemaal een belangrijke rol kunnen houden in het leven van [kind01] en [kind02] .
3.1.15.
Gelet op het voorgaande en ook gelet op de mening van de oudste minderjarige, acht de rechtbank het in het belang van de minderjarigen dat de GI tot voogd over de minderjarigen wordt benoemd. Het verzoek van oma moederszijde om haar te belasten met de voogdij zal worden afgewezen. Datzelfde geldt voor het subsidiaire verzoek van oma moederszijde, om de oom moederszijde te belasten met de voogdij.
3.2.
Proceskosten
3.2.1.
Gelet op de aard van de procedures zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
benoemt de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot voogd over de minderjarigen:
[kind01] , geboren op [geboortedatum01] 2008 te [geboorteplaats01] ;
[kind02] , geboren op [geboortedatum02] 2018 te [geboorteplaats02] ;
4.2.
bepaalt dat van deze beslissing, aantekening wordt gemaakt in het in artikel 1:244 BW genoemde openbare gezagsregister;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Lablans, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. D.Y.A. van Meersbergen en mr. P.R. de Geus, rechters, tevens kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. Timmermans op 1 november 2022.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.