ECLI:NL:RBROT:2022:922

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
10 februari 2022
Zaaknummer
10/156906-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en wapenbezit na schietpartij op openbare weg te Rotterdam

Op 10 februari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 juni 2021 op de Schuttevaerweg te Rotterdam heeft geschoten op een Volkswagen Polo. De verdachte, die als bijrijder in een Audi zat, heeft gericht geschoten met een vuurwapen, wat leidde tot een poging tot doodslag. De rechtbank heeft het beroep op noodweer, noodweerexces en putatief noodweer verworpen. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en wapenbezit. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vijf jaar geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in een noodweersituatie verkeerde en dat zijn handelen niet gerechtvaardigd was. De rechtbank nam in overweging dat de verdachte eerder was veroordeeld voor vuurwapenbezit en dat zijn gewelddadige gedrag een onaanvaardbaar risico voor de samenleving met zich meebracht. De verdachte werd schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en kreeg een gevangenisstraf opgelegd, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/156906-21
Datum uitspraak: 10 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. T. Sönmez, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 januari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.M. Scheer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van voorarrest.

4..Inleiding

Op zondag 14 juni 2021, omstreeks 20:40 uur, vond een schietpartij plaats op de Schuttevaerweg te Rotterdam. Uit getuigenverklaringen en camerabeelden blijkt dat hierbij twee auto’s, met elk twee inzittenden, betrokken zijn geweest: een Volkswagen Polo en een Audi S3. Door de verdachte, bijrijder in de Audi, is geschoten. Door de bestuurder van de Volkswagen Polo is ook geschoten. De verdachte is kort na de schietpartij in de nabijheid van de Schuttevaerweg aangehouden. De Audi is later die avond aangetroffen bij een verhuurbedrijf en in beslag genomen voor sporenonderzoek. De bestuurder van de Volkswagen Polo heeft de politie niet kunnen aanhouden. Wel is de Volkswagen Polo aangetroffen en ook deze is in beslag genomen voor sporenonderzoek.

5..Bewezenverklaring zonder nadere motivering

De verdachte heeft bekend dat hij met een vuurwapen heeft geschoten richting de bestuurder van de Volkswagen Polo.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 13 juni 2021 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tot op heden onbekend gebleven inzittende(n) van een (personen)auto, te
weten een Volkswagen Polo met kenteken [kentekennummer] , opzettelijk
van het leven te beroven,
met een vuurwapen meerdere kogel(s) heeft afgevuurd in de richting
van de inzittende(n) van voornoemde (personen)auto, waardoor meerdere, kogel(s) voornoemde (personen)auto hebben geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 13 juni 2021 te Rotterdam,
(een) wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II of Categorie III van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die
wet, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
de eendaadse samenloop van
poging tot doodslag
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II of III.
6.1.
Strafbaarheid van de feiten
6.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Daartoe is betoogd dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Uit de camerabeelden blijkt dat niet de verdachte, maar juist de bestuurder van de Volkswagen Polo de confrontatie met de verdachte heeft opgezocht. Nadat de Audi was geparkeerd, keek de verdachte achterom en zag hij dat de Volkswagen Polo midden op de weg achter de Audi was gestopt. Daarop draaide de verdachte zijn lichaam uit het raam van de Audi, zag hij dat de bestuurder van de Volkswagen Polo zijn rechterhand uit het geopende raam stak en dat hij een vuurwapen op hem richtte. Vervolgens hebben beiden nagenoeg gelijktijdig op elkaar geschoten. Gelet op de dwars geparkeerde positie van de Volkswagen Polo, kon de verdachte zich onmogelijk aan de aanval onttrekken en was hij genoodzaakt om uit zelfverdediging te schieten. Bij de beoordeling van de noodweersituatie dient de rechtbank bovendien te betrekken dat de verdachte kort voor dit incident door de bestuurder van de Volkswagen Polo bedreigd was met de dood.
6.1.2.
Beoordeling
Op camerabeelden van een pand aan de [adres] is te zien dat de Audi ter hoogte van dit pand, dwars op de oprit naast de weg, inparkeert. Achter de Audi rijdt een Volkswagen Polo en deze stopt op de weg, net voorbij de Audi. Daarop kijkt de verdachte over zijn schouder en schiet vervolgens, hangend uit het raam aan de passagierszijde en met gestrekte arm, op de Volkswagen Polo. Hierna stapt de bestuurder van de Volkswagen Polo uit zijn auto en schiet, met gestrekte arm, richting de Audi. De verdachte verlaat daarop de Audi via de bestuurdersstoel en rent weg. De bestuurder van de Volkswagen Polo rent achter de verdachte aan, maar keert kort daarna terug naar zijn auto.
Aan de zijde van de [adres] – daar waar de Volkswagen Polo stond – zijn door de politie na het incident vier kogelhulzen aangetroffen. De Volkswagen Polo bleek vier schotbeschadigingen te hebben; twee in het bestuurdersportier en twee in het portier aan de achterzijde. De Audi bleek een inschot te hebben aan de bovenzijde van het raam van het rechter achterportier.
De rechtbank overweegt als volgt.
De combinatie van de camerabeelden en het sporenonderzoek wijst er op dat de verdachte vier keer heeft geschoten en de bestuurder van de Volkswagen Polo één keer. Uit de camerabeelden, blijkt niet dat de bestuurder van de Volkswagen Polo als eerste heeft geschoten. Evenmin blijkt hieruit dat deze bestuurder toen aldaar heeft gedreigd met zijn vuurwapen. De camerabeelden zijn op verzoek van de verdediging ter zitting afgespeeld en hierop is te zien dat de bestuurder van de Volkswagen Polo in zijn auto een korte beweging maakt met zijn arm, maar niet is te duiden wat hij op dat moment doet. Een vuurwapen is in ieder geval niet te zien en evenmin is te zien dat de bestuurder zijn arm richt naar de verdachte. Wat ook van belang is, is dat de bewuste beweging van deze bestuurder gemaakt wordt, nadat de verdachte zelf al uit het raam hangt met een gestrekt arm met daarin een vuurwapen. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor de stelling van de verdediging dat de verdachte uit zelfverdediging zou hebben geschoten. Integendeel, de verdachte heeft zelf de aanval gekozen door, nadat hij de bestuurder van de Volkswagen Polo zag, vrijwel direct op hem te schieten. Daarmee heeft de verdachte de hem verweten gedragingen niet verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen lijf, tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor.
Evenmin zijn er aanknopingspunten op grond waarvan de verdachte (abusievelijk) redelijkerwijs kon en mocht menen dat hij dreigde te worden doodgeschoten en zich moest verdedigen door te schieten. Dat de bestuurder van de Volkswagen Polo hem al eerder had gedreigd te pakken en dood te maken, zoals door de verdachte naar voren gebracht, maakt dat niet anders. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat de verdachte verder geen enkele openheid van zaken heeft willen geven hierover, zodat het slechts gissen blijft hoe concreet die dreiging geweest is.
6.1.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen. De feiten zijn strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

7.1.
Standpunt verdediging
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweerexces, als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien de verdachte door zijn gedragingen de grenzen van een noodzakelijke verdediging heeft overschreden, is deze overschrijding het onmiddellijk gevolg geweest van een door de ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding veroorzaakte, hevige gemoedsbeweging.
7.2.
Beoordeling
Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie, zodat het beroep op noodweerexces reeds daarom niet slaagt.
7.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen. Nu er ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, is de verdachte strafbaar.

8..Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag. Hij heeft hangend vanuit het raam aan de passagierszijde van een geparkeerde Audi vier keer geschoten op een schuin achter hem staande Volkswagen Polo. Het mag een wonder heten dat de twee inzittenden van de Volkswagen Polo niet door een kogel levensgevaarlijk gewond zijn geraakt. De verdachte heeft met zijn zeer gewelddadig handelen laten zien dat hij er niet voor terugschrikt om zwaar geweld tegen anderen te gebruiken en dat hij zich daarbij niet bekommert om de eventuele gevolgen.
Dergelijk gewelddadig optreden, op een industrieterrein in de Spaanse polder, is niet alleen levensbedreigend en angstaanjagend geweest voor de betreffende inzittenden van de Volkswagen Polo, maar ook schokkend en levensbedreigend voor passerende automobilisten die getuigen zijn geweest. Tijdens de schietpartij, op een zomeravond, passeerden er, blijkens de camerabeelden, minstens vier auto’s. Het handelen van de verdachte brengt een onaanvaardbaar risico mee voor de veiligheid van de samenleving en versterkt het gevoel van onveiligheid. Het is dan ook een ernstig feit dat de verdachte zwaar wordt aangerekend.
Gelet op het voornoemde heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie.
Het ongecontroleerde bezit van geladen vuurwapens vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact. Dat blijkt wel uit het feit dat de afgelopen jaren een groot aantal schietincidenten in de regio Rotterdam heeft plaatsgevonden, met (meer dan eens) ernstig gewonde of dodelijke slachtoffers. Ongecontroleerd wapenbezit brengt een drempelverlaging ten aanzien van het gebruik met zich, naast gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 december 2021, waaruit blijkt dat de verdachte in 2021 ook al wegens vuurwapenbezit is veroordeeld.
Rapportage
Antes, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 september 2021. Dit rapport houdt - kort samengevat en voor zover relevant - het volgende in.
De reclassering beschouwt het (negatief) sociaal netwerk van de verdachte als delict gerelateerde factor, omdat de verdachte naar eigen zeggen voor zijn eigen veiligheid een vuurwapen bij zich droeg. De aanleiding voor de schietpartij blijft vanwege de proceshouding van de verdachte onbekend. De verdachte heeft verklaard dat hij kort voor dit incident door de bestuurder van de Volkswagen Polo zou zijn bedreigd (met een vuurwapen), maar wil niet vertellen wanneer of waarom dit zou hebben plaatsgevonden. Hij zou in het verleden slechte vrienden hebben gehad. De reclassering vindt het zorgelijk dat de verdachte zich blijkbaar in kringen bevindt waar hij zich onveilig voelt (al dan niet omdat er iets is voorgevallen), waar wapens worden getrokken en waar een persoon hem dood zou willen.
De verdachte woont samen met zijn vrouw en heeft geen structurele dagbesteding. Er is geen sprake van financiële problematiek en er zijn geen aanwijzingen voor problematisch middelengebruik.
De reclassering heeft geen zicht kunnen krijgen op mogelijke beschermende factoren.
De verdachte stond tot voor kort voor een periode van twee jaar onder schorsingstoezicht. Hij heeft zich het eerste jaar aan de voorwaarden gehouden, maar raakte vervolgens uit beeld omdat hij reclasseringsbemoeienis onnodig vond. Ondanks dat de verdachte nu aangeeft dat hij wil meewerken aan een reclasseringstoezicht met voorwaarden, lijkt het er niet op dat hij hiervoor intrinsiek is gemotiveerd. De verdachte geeft geen volledige openheid van zaken, heeft geen hulpvragen en daarom worden op dit moment geen mogelijkheden gezien om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. In het geval van een bewezenverklaring, wordt geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen en een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Straf
Gelet op de ernst van de door de verdachte gepleegde feiten, is het opleggen van een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur op zijn plaats. Bij de vaststelling van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Ook heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op overwegingen van vergelding en generale preventie.
Het verontrust de rechtbank zeer dat de verdachte zich kennelijk begeeft in een milieu waar het gebruik van vuurwapens normaal lijkt te zijn. De rechtbank houdt enerzijds in strafmatigende zin rekening met de jonge leeftijd van de verdachte. Anderzijds wordt in strafverzwarende zin rekening gehouden met het feit dat de verdachte zich kennelijk niets heeft aangetrokken van een recente eerdere veroordeling wegens vuurwapenbezit. Evenmin valt uit zijn proceshouding af te leiden dat de verdachte verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor zijn handelen. Integendeel, de verdachte heeft volhard in zijn stelling dat hij wel ‘moest’ schieten en heeft geen blijk gegeven van inzicht in hoezeer hij anderen daarmee in (levens)gevaar heeft gebracht.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van hierna te noemen duur passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 55 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 februari 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 13 juni 2021 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om meerdere, althans
een, tot op heden onbekend gebleven inzittende(n) van een (personen)auto, te
weten een Volkswagen met kenteken [kentekennummer] , opzettelijk
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met een vuurwapen meerdere, althans een, kogel(s) heeft afgevuurd in de richting
van de inzittende(n) van voornoemde (personen)auto, waardoor meerdere, althans
een, kogel(s) voornoemde (personen)auto hebben geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 13 juni 2021 te Rotterdam,
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II en/of Categorie III van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die
wet, voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)