ECLI:NL:RBROT:2022:921

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
10 februari 2022
Zaaknummer
10/222958-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag door beschietingen op woningen in Rotterdam met voorwaardelijk opzet op de dood van bewoners

Op 10 februari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 18-jarige verdachte die op 1 augustus en 13 augustus 2021 twee woningen in Rotterdam heeft beschoten. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag, omdat hij met voorwaardelijk opzet op de dood van de bewoners heeft geschoten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 1 augustus 2021 om 02:16 uur een woning aan de Vuurplaat beschoot, terwijl de bewoners thuis waren. Op 13 augustus 2021 om 22:22 uur vond een soortgelijke beschieting plaats aan de Feijenoordhaven. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de schutter was, gebaseerd op camerabeelden en herkenning door verbalisanten. De verdachte werd vrijgesproken van een eerdere beschieting op de Rose-Spoorstraat, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de bewoners zou kunnen doden. De verdachte kreeg een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 24 maanden, met bijzondere voorwaarden gericht op begeleiding en behandeling, en een taakstraf van 150 uur. Daarnaast werden vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, die schadevergoeding eisten voor de gevolgen van de beschietingen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/222958-21
Datum uitspraak: 10 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] 2003 te [geboorteplaats verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. S.C. van Klaveren, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 januari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.B. Epozdemir heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van voorarrest.

4..Inleiding

Op 1 augustus 2021 om 2.16 uur werd een woning aan de [adres delict 1] te Rotterdam beschoten. Meerdere kogels vlogen door het raam van de woonkamer de woning in. Aangever, de 75-jarige bewoner, was net naar zijn slaapkamer gegaan. Gebleken is dat in elk geval één kogel in de woonkamer naast de stoel – waarin hij kort daarvoor nog televisie had zitten kijken – via het plafond de grond is ingeslagen.
Op 13 augustus 2021, omstreeks 22:22 uur, werd een woning aan de [adres delict 2] te Rotterdam beschoten. Ook hier zijn meerdere kogels door het raam van de woonkamer geschoten. Aangeefster, de bewoonster, bevond zich in de keuken en hoorde plots de schoten en zij hoorde glasgerinkel. De kogels zijn in de woonkamer tegen de muur geketst en de gang ingevlogen waar de hoogzwangere dochter van aangeefster zich bevond. Zij kreeg glasscherven van het raam boven de gangdeur in haar haren.
Deze beschietingen worden aan de verdachte verweten onder feit 2 respectievelijk feit 3 van de dagvaarding.

5..Vrijspraak feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair

Onder feit 1 wordt aan de verdachte verweten dat hij op 1 augustus 2021 omstreeks 01.00 uur op de Rose-Spoorstraat in Rotterdam samen met een ander zou hebben geschoten op een auto met daarin een persoon. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat dit feit, zowel in de primaire, subsidiaire en meer subsidiaire variant, niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

6..Waardering van het bewijs

6.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 is aangevoerd dat de kans reëel is dat de schutter van feit 1 ook de schutter van feit 2 is geweest. Daartoe is onder meer redengevend dat bij feit 1 en feit 2 hetzelfde vuurwapen is gebruikt, de schietpartijen kort na elkaar plaatsvinden. Nu de verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 geldt dat hij ook voor feit 2 moet worden vrijgesproken. De herkenning van de verdachte aan zijn loopje en dikke postuur is bovendien discutabel. Ook het door de verdachte om 21:18 uur verstuurde WhatsApp bericht ‘Vuurplaat naar’ duidt niet op daderschap, omdat de Vuurplaat een straat is in de wijk van de verdachte.
Ten aanzien van feit 3 is aangevoerd dat de persoon die om 22:17:20 uur de deur aan de [adres] uitkomt, niet de schutter is en dat de persoon op de, zich in het dossier bevindende camerabeelden, niet de verdachte betreft.
Voorts geldt ten aanzien van de feiten 2 en 3 dat onder de verdachte geen vuurwapen is aangetroffen, dat op zijn kleding geen kruitsporen zijn aangetroffen en dat op de gevonden hulzen geen DNA en/of dactyloscopische sporen van de verdachte zijn aangetroffen. Dit betekent dat de verdachte van het voorhanden hebben van een vuurwapen (feit 4) eveneens dient te worden vrijgesproken.
Indien de rechtbank de feiten wel bewezen acht, kan niet worden bewezen dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood dan wel op zwaar lichamelijk letsel van de bewoners. Bij feit 2 werd om 02:16 uur op de ramen van de woonkamer geschoten, terwijl de lichten in de woonkamer uit waren, een teken dat er niemand in de woonkamer zat. Bovendien stond de verdachte dicht op de woning waardoor de hoek van inslag in de woonkamer klein is. Aldus kan het midden in de nacht op een donkere woonkamer schieten hooguit als een bedreiging worden gekwalificeerd.
Bij feit 3 betreft het een woning op de begane grond, waren de lichten in de woonkamer aan en kon de verdachte door een kier in de gordijnen naar binnen kijken; hij kon dus zien dat er niemand in de woonkamer was. Onder die omstandigheden richting de woonkamer schieten, kan dan ook hier hooguit als een bedreiging worden gekwalificeerd.
6.2.
Beoordeling
Is de verdachte de schutter geweest?
Feit 2. [adres delict 1] te Rotterdam
Op camerabeelden van winkels aan de Vuurplaat is te zien dat de schutter om 2:14 uur aan komt lopen en om 2:16 uur schoten lost richting de woning aan de Vuurplaat, waarna hij wegrent. De schutter is beschreven met het volgende signalement: tussen de 20 en 30 jaar oud, een normaal tot stevig postuur en kort geschoren zwart haar. Hij droeg een zwarte trainingsbroek, waarschijnlijk van Nike, schoenen met witte zool een merk erop, mogelijk Under Armour, een zwarte jas met capuchon, een pet en een zwart schoudertasje aan de rechterzijde van de heup.
Op camerabeelden van de trap van het NS station Rotterdam Zuid is op 1 augustus 2021 om 02:10 uur een man te zien van tussen de 20 en 30 jaar oud, met donker kort geschoren haar en een normaal tot mollig postuur, die een zwarte jas met capuchon, een Nike trainingsbroek, zwarte schoenen met witte zool van het merk Under Armour, een zwart tasje aan de rechter kant van de buik en een donkere pet droeg.
Door middel van een vergelijking van de camerabeelden bij station Rotterdam Zuid met camerabeelden van de Vuurplaat is vastgesteld dat de persoon die op deze beelden te zien is met zeer grote waarschijnlijkheid één en dezelfde persoon is. Die vaststelling is door een verbalisant gedaan op basis van de hierboven beschreven signalementen. Bovendien kloppen de locatie en het tijdspad en zijn er geen andere personen op de beelden gezien rond deze tijdstippen. Gezien de inhoud van dit proces-verbaal gaat de rechtbank er vanuit dat de persoon op de verschillende camerabeelden één en dezelfde persoon is.
Van de camerabeelden van de Vuurplaat, heeft geen herkenning plaatsgevonden. Die herkenning is er echter wel van de camerabeelden van de trap van het NS station Rotterdam Zuid. Op deze beelden hebben twee verbalisanten (de wijkagenten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] ) de verdachte herkend. Zij herkennen elk afzonderlijk de verdachte op de (bewegende) camerabeelden aan zijn postuur, zijn gelaat en opvallende loopje. In dit verband heeft verbalisant [naam verbalisant 1] gewezen op de stand van de voeten van de verdachte die een V-vorm aannemen als hij loopt. Verbalisant [naam verbalisant 2] heeft het loopje omschreven als een soort waggelende beweging waarbij de verdachte met zijn armen langs zijn lichaam zwaait.
De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de herkenningen van de verbalisanten te twijfelen. De herkenningen zijn voldoende onderbouwd. De wijkagenten hebben immers in detail geverbaliseerd waaraan zij de verdachte herkennen en zij hebben geverbaliseerd dat zij de verdachte kennen van de straat en hem vóór het schietincident meerdere malen hebben gezien en gesproken. Nu, zoals hiervoor overwogen, de persoon op de beelden van het NS station dezelfde is als de schutter op de beelden van de Vuurplaat, komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte dus de schutter is geweest.
Daar komt nog bij dat tijdens de doorzoeking in de woning van de grootouders van de verdachte aan de Oranjeboomstraat te Rotterdam, alwaar de verdachte verbleef, kledingstukken zijn aangetroffen die ook in het signalement voorkomen, zoals zwarte schoenen met een witte zool van het merk Under Armour en een zwarte Nike trainingsbroek.
Ten slotte bevatte de telefoon van de verdachte een in dit verband belastend bericht, namelijk een uitgaand bericht met de tekst “Vuurplaat naar.” De verdachte heeft desgevraagd geen uitleg gegeven waarom hij enige uren voorafgaand aan het schietincident naar een onbekend gebleven persoon dit bericht heeft verzonden en waarom hij dit bericht daarna uit zijn telefoon heeft verwijderd, zodat de rechtbank aanneemt dat dit bericht ziet op een gang van de verdachte naar de Vuurplaat.
Dat de verdachte niet de schutter aan de Vuurplaat kán zijn geweest, gezien de vrijspraak van de, onder feit 1 ten laste gelegde, eerder die nacht plaatsvindende schietpartij aan de Rose-Spoorstraat en de omstandigheid dat hetzelfde wapen bij beide schietpartijen gebruikt is, volgt de rechtbank niet. Een en ander laat immers onverlet dat de verdachte het wapen na de eerste schietpartij in handen kan hebben gekregen. Blijkens zijn historische telefoongegevens was de verdachte gedurende die nacht in de buurt van de locaties waar de twee schietpartijen plaatsvonden.
Feit 3. [adres delict 2] te Rotterdam
Op camerabeelden bij het appartementencomplex aan de [adres] te Rotterdam, het adres van de grootouders van de verdachte, is op 13 augustus 2021, omstreeks 22:17 uur, te zien dat een man met een damesfiets, met voorop een kratje, de berging verlaat en dat hij om 22:26 uur terugkomt en zijn fiets weer in de berging plaatst.
Op camerabeelden van een dashcam is te zien dat op 13 augustus 2021 om 22:21:26 uur een persoon op een fiets voorzien van een kratje aan de Feyenoordhaven te Rotterdam rijdt. Deze persoon schiet om 22:22:15 uur meerdere malen op de woning aan de [adres delict 2] . Vervolgens fietst hij om 22:22:29 uur uit het zicht van de camera.
Door middel van een vergelijking van deze beelden, heeft de politie vastgesteld dat het signalement van de persoon op deze beelden overeenkomt. Dat het om dezelfde persoon gaat, vindt ook bevestiging in conclusies van een onderzoek naar de reistijd tussen de twee locaties per fiets.
De rechtbank is van oordeel dat deze persoon de verdachte is. Dat baseert zij op het proces-verbaal van herkenning van verbalisant [naam verbalisant 2] . Zij heeft de verdachte herkend op zowel de beelden van de Feyenoordhaven als die van de Oranjeboomstraat en zij heeft in haar proces-verbaal deze herkenningen toegelicht. De rechtbank ziet in hetgeen is aangevoerd en ook overigens geen aanleiding om aan deze herkenningen te twijfelen.
Dit betekent dat de verdachte dus ook de schutter op de Feijnoordhaven is geweest.
Tussenconclusie
Gezien het vorenstaande – in onderling verband en samenhang bezien – acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zowel op 1 augustus 2021 (feit 2) als op 13 augustus 2021 (feit 3) met een vuurwapen heeft geschoten op een woning.
Is er sprake geweest van (voorwaardelijk) opzet op de dood?
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, door op de twee woningen te schieten, welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat één van de aldaar aanwezigen dodelijk zou worden getroffen. De verdachte heeft dan ook in die zin voorwaardelijk opzet op de dood van de aangevers gehad. De enkele omstandigheid dat de woning aan de Vuurplaat midden in de nacht is beschoten, betekent niet dat - zoals door de verdediging aangevoerd - er geen aanmerkelijke kans is dat er personen door het huis kunnen lopen of in de woonkamer kunnen verblijven en niet geraakt zouden kunnen worden door een kogel. Sterker, de kans dat dit wel het geval kan zijn, ook in een woonkamer die donker is, is aanmerkelijk te noemen.
Dat de schutter van de woning aan de Feijenoordhaven naar binnen heeft gekeken en gezien heeft dat er geen mensen in de woonkamer waren, neemt evenmin het voorwaardelijk opzet op een dodelijke afloop niet weg. Het is onvoorstelbaar dat - als de verdachte al naar binnen heeft gekeken - hij met een blik door een kier in de gordijnen de hele woonkamer heeft kunnen zien. Bovendien is gebleken dat één van de afgevuurde kogels is afgeketst en niet in de woonkamer, maar in de gang terecht is gekomen waar één van de bewoners stond.
Eindconclusie
De rechtbank acht het onder 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
6.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2
onderzoek Vuur
hij
op 1 augustus 2021 te Rotterdam op of aan de openbare weg, de Vuurplaat,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , (verblijvende in de woning [adres delict 1] ) opzettelijk van het leven te beroven,
met een vuurwapen, meermalen, heeft geschoten op/in de richting van (de woning waarin) die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] (verbleven), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
onderzoek Haven
hij
op 13 augustus 2021 te Rotterdam op of aan de openbare weg, de Feijenoordhaven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer 3] en /of [naam slachtoffer 4] , (verblijvende in de woning [adres delict 2] ) opzettelijk van het leven te beroven,
met een vuurwapen, meermalen, heeft geschoten op/in de richting van (de woning waarin) die [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] (verbleven), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
hij
in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 13 augustus 2021 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

7..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van de feiten 2 primair, 3 primair en 4:
de eendaadse samenloop van:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

8..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

9..Motivering straffen

Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft - op twee verschillende dagen - op een woning geschoten terwijl de bewoners thuis waren. Onduidelijk is gebleven waarom de verdachte dat heeft gedaan, maar in elk geval heeft hij zich kennelijk niet bekommerd om de eventuele gevolgen van zijn handelen. Het mag een wonder heten dat geen enkele bewoner door een kogel levensgevaarlijk gewond is geraakt.
De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijk misdrijf hiervan nog langdurig de nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Ook uit de twee ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen komt naar voren dat het beschieten van hun woning nog steeds een grote impact op de slachtoffers in hun dagelijks functioneren heeft en zij een blijvend gevoel van onveiligheid hebben. Daarbij is het voor hen bijzonder frustrerend dat de verdachte zich op zijn zwijgrecht beroept en dus geen enkele verantwoordelijkheid neemt en/of zijn excuses maakt.
Het schieten met een vuurwapen op woningen is niet alleen levensbedreigend en angstaanjagend voor de betreffende bewoners, maar roept ook bij de buurtbewoners en in de gehele samenleving gevoelens van angst, onveiligheid en afschuw op. De rechtbank rekent dat de verdachte zeer aan.
Gelet op het voornoemde heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie. Het ongecontroleerde bezit van geladen vuurwapens vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact. Dat blijkt niet alleen uit de bewezen verklaarde feiten, maar ook uit het feit dat de afgelopen jaren een groot aantal schietincidenten in de regio Rotterdam heeft plaatsgevonden met ernstig gewonde of dodelijke slachtoffers.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 oktober 2021. Daaruit blijkt dat de verdachte in 2020 door de Kinderrechter is veroordeeld voor het bezit van een alarmpistool.
Reclasseringsadvies en toepassing adolescentenstrafrecht
De verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten 18 jaar en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van de strafbare feiten meerderjarig is, maar nog onder de 23 jaar, kan het jeugdstrafrecht worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van de verdachte of wanneer de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd daartoe aanleiding geven.
De officier van justitie kiest ervoor om in zijn eis het volwassenstrafrecht toe te passen.
In het reclasseringsadvies van 24 januari 2022 wordt echter toepassing van het jeugdstrafrecht geadviseerd, omdat de verdachte geestelijke beperkingen heeft, beperkt zelfredzaam is en een ondersteunend en pedagogisch klimaat wenselijk is voor de ontwikkeling van de verdachte en het aanpakken van risicofactoren.
De rechtbank neemt dit advies over. Nu pedagogische beïnvloeding van de verdachte nog mogelijk is, ziet de rechtbank een groot belang om daarmee aan de slag te gaan. Het toepassen van het jeugdstrafrecht en de hieruit voortvloeiende strafmodaliteiten is geboden voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. Hierin ligt ook een belang voor de samenleving nu dit in de toekomst kan bijdragen aan het voorkomen herhaling van herhaling. Dat betekent dat de rechtbank de door de reclassering voorgestelde voorwaarden die allen gericht zijn op begeleiding naar opleiding, werk en begeleid wonen, aan de verdachte op zal leggen. Ook verdiepingsdiagnostiek en een ambulante behandeling door Fivoor zal als bijzondere voorwaarde aan de verdachte worden opgelegd.
Straffen
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd. Bij het bepalen van de duur van de jeugddetentie gaat de rechtbank uit van de straffen die in min of meer vergelijkbare zaken aan jeugdigen worden opgelegd.
Nu de rechtbank bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal zij een deel van de voorgenomen jeugddetentie voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan een (vergelijkbaar) strafbaar feit.
Om recht te doen aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten, acht de rechtbank tevens het opleggen van een taakstraf van hierna te noemen duur passend en geboden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.

10..Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd
[naam slachtoffer 3]ter zake van het onder 3 primair ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 865,47 aan materiële schade en een vergoeding van € 1.000.00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijk rente
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd
[naam slachtoffer 4]ter zake van het onder 3 primair ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 627,43 aan materiële schade en een vergoeding van € 1.000.00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijk rente.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen door het onder 3 primair bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks (materiële en immateriële) schade is toegebracht en de vorderingen genoegzaam zijn onderbouwd, zullen deze worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2021.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Oplegging van de schadevergoedingsmaatregel wordt passend en geboden geacht en toegewezen.

11..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 36f, 45, 55, 77c, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg
en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

12..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich op afspraken met Reclassering Nederland, op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam (tel: 088-8041302), zolang en zo vaak als de reclassering noodzakelijk vindt;
de veroordeelde laat zich diagnosticeren en behandelen door Fivoor, De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering en/of het team Zorgbemiddeling van JBRR. De behandeling start zo snel als mogelijk en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de
behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
3. de veroordeelde verblijft in een door het team Zorgbemiddeling van JBRR te bepalen
instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, in overleg met de reclassering. Het verblijf start zodra er een verblijfsplek is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. de veroordeelde zal op geen enkele wijze - direct of indirect - contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer 1] , [naam slachtoffer 2] , [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] , met ingang van heden, zolang het openbaar ministerie dit noodzakelijk vindt;
5. de veroordeelde begeeft zich niet in de straten Vuurplaat en Feijenoordhaven te Rotterdam (locatieverbod), zolang het openbaar ministerie dit verbod noodzakelijk vindt. De politie houdt toezicht op de handhaving hiervan;
6. de veroordeelde volgt onderwijs en spant zich in om een mbo-1 diploma te behalen. Daarna zal hij zich inspannen voor een zinvolle dagbesteding in de vorm van een vervolgstudie of betaald werk;
7. de veroordeelde is verplicht zich te houden aan een avondklok (locatiegebod), waarbij hij na 20:00 uur ‘s avonds en voor 7:00 uur ‘s morgens aanwezig dient te zijn op zijn woonadres, te bepalen door en voor de duur van tenminste 6 maanden of zoveel langer als de reclassering dat nodig acht. Deze avondklok wordt gecontroleerd door de politie;
8. de veroordeelde werkt mee aan ambulante begeleiding, gericht op de praktische zaken, door Fivoor FACT of een soortgelijke instantie, te bepalen door de reclassering.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tevens tot een
taakstrafvoor de duur van
(150) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam slachtoffer 3], te betalen een bedrag van
€ 1.865,47(zegge:
achttienhonderdvijfenzestig euro en zevenenveertig cent), bestaande uit € 865,47 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam slachtoffer 4], te betalen een bedrag van
€ 1.627,43(zegge:
zestienhonderdzevenentwintig euro en drieënveertig cent), bestaande uit € 627,43 aan materiële schade en €1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve
van [naam slachtoffer 3], te betalen
€ 1.865,47(hoofdsom,
zegge: achttienhonderdvijfenzestig euro en zevenenveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.865,47 niet mogelijk blijkt,
vervangende jeugddetentiekan worden toegepast voor de duur van
28 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[naam slachtoffer 4], te betalen
€ 1.627,43(hoofdsom,
zegge: zestienhonderdzevenentwintig euro en drieënveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.627,43 niet mogelijk blijkt,
vervangende jeugddetentiekan worden toegepast voor de duur van
26 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. I.M.A. Hinfelaar en F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 februari 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
onderzoek Rose
hij
op of omstreeks 1 augustus 2021 te Rotterdam op of aan de Rose-Spoorstraat,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer 5] opzettelijk van het leven te beroven,
met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, meermalen, althans eenmaal, (telkens) heeft geschoten op/in de richting van die [naam slachtoffer 5] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 1 augustus 2021 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 5]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, meermalen, althans eenmaal, (telkens) heeft geschoten op/in in de richting van die [naam slachtoffer 5] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 1 augustus 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[naam slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [naam slachtoffer 5] te tonen en/of voor te houden, en/of
- die [naam slachtoffer 5] toe te voegen: “Ik ga je doodmaken, ik ga jou vermoorden, ik pak jou nog wel”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- ( vervolgens) met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, meermalen, in ieder geval eenmaal, (telkens) te schieten op/in de richting van die [naam slachtoffer 5] ;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
onderzoek Vuur
hij
op of omstreeks 1 augustus 2021 te Rotterdam op of aan de openbare weg, de Vuurplaat,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , althans een persoon/meerdere personen (verblijvende in de woning [adres delict 1] ) opzettelijk van het leven te beroven,
met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, meermalen, althans eenmaal, (telkens) heeft geschoten op/in de richting van (de woning waarin) die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] (verbleef/verbleven), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 1 augustus 2021 te Rotterdam op of aan de Vuurplaat,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , althans een persoon/meerdere personen (verblijvende in de woning [adres delict 1] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, meermalen, althans eenmaal, (telkens) heeft geschoten op/in de richting van (de woning waarin) die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] (verbleef/verbleven),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 1 augustus 2021 te Rotterdam op of aan de Vuurplaat [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, meermalen, althans eenmaal, (telkens) te schieten op/in de richting van (de woning waarin) die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] (verbleef/verbleven);
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
onderzoek Haven
hij
op of omstreeks 13 augustus 2021 te Rotterdam op of aan de openbare weg, de Feijenoordhaven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer 3] en /of [naam slachtoffer 4] , althans een persoon/meerdere personen (verblijvende in de woning [adres delict 2] ) opzettelijk van het leven te beroven,
met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, meermalen, althans eenmaal, (telkens) heeft geschoten op/in de richting van (de woning waarin) die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] (verbleef/verbleven), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 augustus 2021 te Rotterdam op of aan de openbare weg, de Feijenoordhaven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer 3] en /of [naam slachtoffer 4] , althans een persoon/meerdere personen (verblijvende in de woning [adres delict 2] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, meermalen, althans eenmaal, (telkens) heeft geschoten op/in de richting van (de woning waarin) die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] (verbleef/verbleven), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 13 augustus 2021 te Rotterdam [naam slachtoffer 3] en /of [naam slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, meermalen, althans eenmaal, (telkens) te schieten op/in de richting van de woning waarin die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] (verbleef/verbleven);
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij
op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2021 tot en met 13 augustus 2021te Rotterdam (telkens) een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)