6.2.Beoordeling
Is de verdachte de schutter geweest?
Feit 2. [adres delict 1] te Rotterdam
Op camerabeelden van winkels aan de Vuurplaat is te zien dat de schutter om 2:14 uur aan komt lopen en om 2:16 uur schoten lost richting de woning aan de Vuurplaat, waarna hij wegrent. De schutter is beschreven met het volgende signalement: tussen de 20 en 30 jaar oud, een normaal tot stevig postuur en kort geschoren zwart haar. Hij droeg een zwarte trainingsbroek, waarschijnlijk van Nike, schoenen met witte zool een merk erop, mogelijk Under Armour, een zwarte jas met capuchon, een pet en een zwart schoudertasje aan de rechterzijde van de heup.
Op camerabeelden van de trap van het NS station Rotterdam Zuid is op 1 augustus 2021 om 02:10 uur een man te zien van tussen de 20 en 30 jaar oud, met donker kort geschoren haar en een normaal tot mollig postuur, die een zwarte jas met capuchon, een Nike trainingsbroek, zwarte schoenen met witte zool van het merk Under Armour, een zwart tasje aan de rechter kant van de buik en een donkere pet droeg.
Door middel van een vergelijking van de camerabeelden bij station Rotterdam Zuid met camerabeelden van de Vuurplaat is vastgesteld dat de persoon die op deze beelden te zien is met zeer grote waarschijnlijkheid één en dezelfde persoon is. Die vaststelling is door een verbalisant gedaan op basis van de hierboven beschreven signalementen. Bovendien kloppen de locatie en het tijdspad en zijn er geen andere personen op de beelden gezien rond deze tijdstippen. Gezien de inhoud van dit proces-verbaal gaat de rechtbank er vanuit dat de persoon op de verschillende camerabeelden één en dezelfde persoon is.
Van de camerabeelden van de Vuurplaat, heeft geen herkenning plaatsgevonden. Die herkenning is er echter wel van de camerabeelden van de trap van het NS station Rotterdam Zuid. Op deze beelden hebben twee verbalisanten (de wijkagenten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] ) de verdachte herkend. Zij herkennen elk afzonderlijk de verdachte op de (bewegende) camerabeelden aan zijn postuur, zijn gelaat en opvallende loopje. In dit verband heeft verbalisant [naam verbalisant 1] gewezen op de stand van de voeten van de verdachte die een V-vorm aannemen als hij loopt. Verbalisant [naam verbalisant 2] heeft het loopje omschreven als een soort waggelende beweging waarbij de verdachte met zijn armen langs zijn lichaam zwaait.
De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de herkenningen van de verbalisanten te twijfelen. De herkenningen zijn voldoende onderbouwd. De wijkagenten hebben immers in detail geverbaliseerd waaraan zij de verdachte herkennen en zij hebben geverbaliseerd dat zij de verdachte kennen van de straat en hem vóór het schietincident meerdere malen hebben gezien en gesproken. Nu, zoals hiervoor overwogen, de persoon op de beelden van het NS station dezelfde is als de schutter op de beelden van de Vuurplaat, komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte dus de schutter is geweest.
Daar komt nog bij dat tijdens de doorzoeking in de woning van de grootouders van de verdachte aan de Oranjeboomstraat te Rotterdam, alwaar de verdachte verbleef, kledingstukken zijn aangetroffen die ook in het signalement voorkomen, zoals zwarte schoenen met een witte zool van het merk Under Armour en een zwarte Nike trainingsbroek.
Ten slotte bevatte de telefoon van de verdachte een in dit verband belastend bericht, namelijk een uitgaand bericht met de tekst “Vuurplaat naar.” De verdachte heeft desgevraagd geen uitleg gegeven waarom hij enige uren voorafgaand aan het schietincident naar een onbekend gebleven persoon dit bericht heeft verzonden en waarom hij dit bericht daarna uit zijn telefoon heeft verwijderd, zodat de rechtbank aanneemt dat dit bericht ziet op een gang van de verdachte naar de Vuurplaat.
Dat de verdachte niet de schutter aan de Vuurplaat kán zijn geweest, gezien de vrijspraak van de, onder feit 1 ten laste gelegde, eerder die nacht plaatsvindende schietpartij aan de Rose-Spoorstraat en de omstandigheid dat hetzelfde wapen bij beide schietpartijen gebruikt is, volgt de rechtbank niet. Een en ander laat immers onverlet dat de verdachte het wapen na de eerste schietpartij in handen kan hebben gekregen. Blijkens zijn historische telefoongegevens was de verdachte gedurende die nacht in de buurt van de locaties waar de twee schietpartijen plaatsvonden.
Feit 3. [adres delict 2] te Rotterdam
Op camerabeelden bij het appartementencomplex aan de [adres] te Rotterdam, het adres van de grootouders van de verdachte, is op 13 augustus 2021, omstreeks 22:17 uur, te zien dat een man met een damesfiets, met voorop een kratje, de berging verlaat en dat hij om 22:26 uur terugkomt en zijn fiets weer in de berging plaatst.
Op camerabeelden van een dashcam is te zien dat op 13 augustus 2021 om 22:21:26 uur een persoon op een fiets voorzien van een kratje aan de Feyenoordhaven te Rotterdam rijdt. Deze persoon schiet om 22:22:15 uur meerdere malen op de woning aan de [adres delict 2] . Vervolgens fietst hij om 22:22:29 uur uit het zicht van de camera.
Door middel van een vergelijking van deze beelden, heeft de politie vastgesteld dat het signalement van de persoon op deze beelden overeenkomt. Dat het om dezelfde persoon gaat, vindt ook bevestiging in conclusies van een onderzoek naar de reistijd tussen de twee locaties per fiets.
De rechtbank is van oordeel dat deze persoon de verdachte is. Dat baseert zij op het proces-verbaal van herkenning van verbalisant [naam verbalisant 2] . Zij heeft de verdachte herkend op zowel de beelden van de Feyenoordhaven als die van de Oranjeboomstraat en zij heeft in haar proces-verbaal deze herkenningen toegelicht. De rechtbank ziet in hetgeen is aangevoerd en ook overigens geen aanleiding om aan deze herkenningen te twijfelen.
Dit betekent dat de verdachte dus ook de schutter op de Feijnoordhaven is geweest.
Tussenconclusie
Gezien het vorenstaande – in onderling verband en samenhang bezien – acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zowel op 1 augustus 2021 (feit 2) als op 13 augustus 2021 (feit 3) met een vuurwapen heeft geschoten op een woning.
Is er sprake geweest van (voorwaardelijk) opzet op de dood?
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, door op de twee woningen te schieten, welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat één van de aldaar aanwezigen dodelijk zou worden getroffen. De verdachte heeft dan ook in die zin voorwaardelijk opzet op de dood van de aangevers gehad. De enkele omstandigheid dat de woning aan de Vuurplaat midden in de nacht is beschoten, betekent niet dat - zoals door de verdediging aangevoerd - er geen aanmerkelijke kans is dat er personen door het huis kunnen lopen of in de woonkamer kunnen verblijven en niet geraakt zouden kunnen worden door een kogel. Sterker, de kans dat dit wel het geval kan zijn, ook in een woonkamer die donker is, is aanmerkelijk te noemen.
Dat de schutter van de woning aan de Feijenoordhaven naar binnen heeft gekeken en gezien heeft dat er geen mensen in de woonkamer waren, neemt evenmin het voorwaardelijk opzet op een dodelijke afloop niet weg. Het is onvoorstelbaar dat - als de verdachte al naar binnen heeft gekeken - hij met een blik door een kier in de gordijnen de hele woonkamer heeft kunnen zien. Bovendien is gebleken dat één van de afgevuurde kogels is afgeketst en niet in de woonkamer, maar in de gang terecht is gekomen waar één van de bewoners stond.
Eindconclusie
De rechtbank acht het onder 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.