ECLI:NL:RBROT:2022:9192

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
9958113 CV EXPL 22-19516
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke ontbinding van huurovereenkomst bij betalingsachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam (hierna: SOR) en [gedaagde01], die zelf procedeert. De zaak betreft een huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte, waarbij [gedaagde01] een huurachterstand heeft laten ontstaan van € 25.886,57 op het moment van dagvaarding. Na verschillende betalingen is de achterstand per september 2022 vastgesteld op € 14.494,83, exclusief rente en kosten. SOR vordert onder andere de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsook betaling van de huurachterstand en bijkomende kosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde01] in verzuim is door het niet tijdig betalen van de huur. De vordering van SOR is toegewezen, waarbij de kantonrechter de huurachterstand, rente en buitengerechtelijke kosten heeft toegewezen. Tevens is de ontbinding van de huurovereenkomst voorwaardelijk uitgesproken, afhankelijk van de nakoming van een betalingsregeling die door [gedaagde01] is voorgesteld. De kantonrechter heeft [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de lopende huurtermijnen, alsook tot het betalen van een schadevergoeding die nader moet worden opgemaakt.

De proceskosten zijn voor rekening van [gedaagde01], die als de in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat SOR direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9958113 CV EXPL 22-19516
datum uitspraak: 28 oktober 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.L.B. Hundscheidt,
tegen
[gedaagde01], die handelt onder de naam [handelsnaam01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘SOR’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 15 juni 2022, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord;
  • de repliek, met bijlagen;
  • de dupliek, met bijlagen;
  • de akte houdende uitlatingen.

2..De feiten

2.1.
Van Rabenwaay huurt van SOR de bedrijfsruimte aan het [adres01] in [plaats01] . De huurovereenkomst geldt voor bepaalde tijd, tot 1 november 2026. De huurprijs bedraagt € 2.644,86 per maand.
2.2.
[gedaagde01] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Op het moment van het uitbrengen van de dagvaarding bedroeg de achterstand € 25.886,57. [gedaagde01] heeft na het uitbrengen van de dagvaarding nog verschillende betalingen gedaan. Berekend tot en met september 2022 bedroeg de achterstand € 14.494,83, exclusief rente en kosten.

3..Het geschil

3.1.
SOR eist samengevat:
  • de huurovereenkomst betreffende het gehuurde te ontbinden en [gedaagde01] te veroordelen het gehuurde binnen drie dagen na betekening van het vonnis te ontruimen;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 27.365,80 met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 2.644,86 per maand vanaf 1 juni 2022 tot de datum van ontruiming van het gehuurde;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 2.644,86 per maand vanaf de ontruiming tot het moment dat SOR het gehuurde aan iemand anders heeft verhuurd, tot uiterlijk 1 juli 2023, zijnde een bedrag van € 31.738,32;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag van € 27.365,80 dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 25.886,57, rente van € 292,26 (berekend tot 15 juni 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 1.186,97.
3.2.
SOR baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] is op grond van de huurovereenkomst verplicht om de huurprijs maandelijks bij vooruitbetaling te voldoen. Door dat niet te doen, is [gedaagde01] in verzuim. De huurachterstand bedraagt meer dan drie maanden. Dit is een zo ernstige tekortkoming dat de huurovereenkomst ontbonden moet worden en [gedaagde01] het gehuurde moet ontruimen. Omdat [gedaagde01] in verzuim is, moet hij rente betalen over de huurachterstand. SOR heeft kosten gemaakt om buiten rechte haar vordering te binnen. Omdat [gedaagde01] niet heeft betaald, moet hij buitengerechtelijke incassokosten betalen.
[gedaagde01] moet een schadevergoeding betalen gelijk aan de laatst geldende huur vanaf de ontruiming van het gehuurde. SOR verwacht op 1 juli 2023 het gehuurde weer aan een nieuwe huurder verhuurd te hebben en beperkt haar vordering tot schadevergoeding daarom tot € 31.738,32.
3.3.
[gedaagde01] heeft de vordering van SOR erkend. [gedaagde01] heeft aangevoerd dat hij bereid is om met SOR een betalingsregeling te treffen, waarbij hij € 500,- per maand betaalt bovenop de lopende huur.

4..De beoordeling

4.1.
[gedaagde01] heeft de feiten waarop de vordering is gebaseerd niet betwist. De vordering is op de wet gegrond en wordt dan ook toegewezen, een en ander voor zover hierna niet anders blijkt.
Huurachterstand, rente en kosten
4.2.
SOR heeft bij dagvaarding een bedrag gevorderd van € 25.886,57 aan huurachterstand, berekend tot en met mei 2022. Vast staat dat [gedaagde01] dit bedrag aan SOR verschuldigd was. De over dit bedrag gevorderde wettelijke handelsrente is, nu deze is gebaseerd op de wet en deze vordering niet door [gedaagde01] is weersproken, toewijsbaar. Ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn toewijsbaar, nu onweersproken is gesteld dat is voldaan aan alle voorwaarden om deze kosten in rekening te kunnen brengen. De gevorderde rente tot aan de dagvaarding van € 292,26 en de buitengerechtelijke kosten van € 1.186,97 zijn daarom toewijsbaar.
4.3.
Na dagvaarding heeft [gedaagde01] betalingen gedaan, waardoor de huurachterstand berekend tot en met september 2022 € 14.494,83 bedroeg. Dit laatste bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de in 4.2 genoemde rente en buitengerechtelijke kosten. Dit maakt een totaalbedrag van € 15.974,06.
4.4.
De vordering betreffende betaling van de lopende huurtermijnen wordt toegewezen met ingang van 1 oktober 2022.
Voorwaardelijke ontbinding
4.5.
De hoogte van de betalingsachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming van het gehuurde, ook als rekening wordt gehouden met de nog door [gedaagde01] na het uitbrengen van de dagvaarding betaalde bedragen. [gedaagde01] heeft een afbetalingsregeling voorgesteld. Die regeling is door SOR onder voorwaarden aanvaard. Die voorwaarden komen erop neer dat de huurovereenkomst voorwaardelijk wordt ontbonden, namelijk voor het geval [gedaagde01] de betalingsregeling niet nakomt. De voorwaardelijke ontbinding zal op die manier door de kantonrechter worden uitgesproken.
Toekomstige huurtermijnen
4.6.
Omdat aannemelijk is dat SOR schade lijdt als de huurovereenkomst wordt ontbonden, is de vordering tot betaling van een schadevergoeding nader op te maken bij staat toewijsbaar. De kantonrechter zal de schade in deze procedure niet begroten, ook niet tot 1 juli 2023, omdat uit niets blijkt dat de huurovereenkomst dan ontbonden zal zijn en zo ja, vóór deze datum geen andere huurder zal zijn gevonden. De kantonrechter zal [gedaagde01] daarom veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding nader op te maken bij staat.
Proceskosten
4.7.
[gedaagde01] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van SOR worden tot en met vandaag vastgesteld op € 133,57 aan dagvaardingskosten, € 1.384,- aan griffierechten en € 1.245,- aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punt × € 498,- tarief). Dit is in totaal € 2.762,57.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan SOR te betalen € 15.974,06, berekend tot en met 30 september 2022, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119a over het saldo vanaf 15 juni 2022 dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan, tot de dag van volledige betaling;
5.2.
staat [gedaagde01] toe om het totaal aan SOR verschuldigde bedrag, inclusief rente en kosten als voormeld, met ingang van 1 december 2022 aan SOR te voldoen in maandelijkse termijnen van € 500,-. Deze termijnen moet [gedaagde01] betalen bovenop de huurprijs die hij elke maand – ook op tijd – aan SOR moet (blijven) betalen;
en bovendien, maar alléén voor het geval [gedaagde01] bovengenoemde betalingsverplichtingen, waaronder de lopende huur gedurende de looptijd van de afbetalingsregeling, niet behoorlijk nakomt:
5.3.
bepaalt dat het ingevolge dit vonnis nog verschuldigde bedrag geheel ineens opeisbaar is;
5.4.
ontbindt de bovengenoemde huurovereenkomst tussen partijen met ingang van de dag nadat [gedaagde01] ten aanzien van de nakoming van vorenbedoelde betalingsverplichtingen in verzuim is en veroordeelt [gedaagde01] om het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege [gedaagde01] daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van SOR te stellen;
5.5.
veroordeelt [gedaagde01] om aan SOR te betalen € 2.644,86 met ingang van de maand oktober 2022 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, waarbij een deel van de maand als hele maand geldt;
5.6.
veroordeelt [gedaagde01] om aan SOR te voldoen een schadevergoeding, nader op te maken bij staat betreffende de periode na ontruiming van het gehuurde tot uiterlijk 1 juli 2023 of de datum waarop SOR het gehuurde aan een derde zal hebben verhuurd;
en in ieder geval:
5.7.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van SOR vastgesteld op € 2.762,57;
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.L.M. van der Wildt en in het openbaar uitgesproken.
51909