In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam (hierna: SOR) en [gedaagde01], die zelf procedeert. De zaak betreft een huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte, waarbij [gedaagde01] een huurachterstand heeft laten ontstaan van € 25.886,57 op het moment van dagvaarding. Na verschillende betalingen is de achterstand per september 2022 vastgesteld op € 14.494,83, exclusief rente en kosten. SOR vordert onder andere de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsook betaling van de huurachterstand en bijkomende kosten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde01] in verzuim is door het niet tijdig betalen van de huur. De vordering van SOR is toegewezen, waarbij de kantonrechter de huurachterstand, rente en buitengerechtelijke kosten heeft toegewezen. Tevens is de ontbinding van de huurovereenkomst voorwaardelijk uitgesproken, afhankelijk van de nakoming van een betalingsregeling die door [gedaagde01] is voorgesteld. De kantonrechter heeft [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de lopende huurtermijnen, alsook tot het betalen van een schadevergoeding die nader moet worden opgemaakt.
De proceskosten zijn voor rekening van [gedaagde01], die als de in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat SOR direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ongeacht een eventuele hoger beroep.