ECLI:NL:RBROT:2022:918

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
9 februari 2022
Zaaknummer
9528775 / VZ VERZ 21-16936
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor met betrekking tot de absolute bevoegdheid van de kantonrechter

Op 9 februari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan in een verzoek tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor. De zaak betreft een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S. van Buuren, die zich richtte tegen de publiekrechtelijke rechtspersoon Capelle aan den IJssel en andere verweerders, vertegenwoordigd door mrs. R.S. Wijling en O.E. de Vries. Tijdens de mondelinge behandeling werd de absolute bevoegdheid van de kantonrechter besproken, waarbij de kantonrechter ambtshalve moest beoordelen of zij bevoegd was om het verzoek te behandelen. De verzoeker overweegt een verklaring voor recht te vragen tegen de betrokken overheidsinstanties, maar er waren geen duidelijke aanwijzingen dat de vordering onder de bevoegdheidsgrens van € 25.000,00 bleef. De kantonrechter concludeerde dat zij niet absoluut bevoegd was en verwees de zaak naar de handelskamer van de rechtbank voor verdere behandeling. De beslissing omvatte ook informatie over de proceskosten en de wijze van voortzetting van de procedure in de handelskamer.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9528775 / VZ VERZ 21-16936
datum: 9 februari 2022
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ex artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende in Rotterdam,
in de zaak van
[verzoeker],
wonende in [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. S. van Buuren te ‘s-Gravendeel,
tegen

1..de publiekrechtelijke rechtspersoon Capelle aan den IJssel,

2. [verweerder 2],
3. [verweerder 3],
4. [verweerder 4],
verweerders,
gemachtigden: mrs. R.S. Wijling en O.E. de Vries te Rotterdam.
Aanwezig is mr. K.J. Bezuijen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier.
Voor intervisie in het kader van professionele standaarden is aanwezig
mr. M.C. van der Kolk, collega kantonrechter van mr. Bezuijen.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • verzoeker in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde;
  • namens verweerders de heer [persoon A] ( [naam functie] bij de Gemeente Capelle aan den IJssel), bijgestaan door de gemachtigden van verweerders.
De kantonrechter gaat over tot de bij dagbepaling van 24 november 2021 bepaalde mondelinge behandeling van het verzoek tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor ex artikel 186 Rv.

1..Verklaringen van partijen

1.1.
Partijen hebben hun standpunten met betrekking tot de absolute bevoegdheid van de kantonrechter tijdens de mondelinge behandeling nader toegelicht.

2..De gronden van de beslissing

2.1.
De kantonrechter moet - zo nodig ambtshalve - beoordelen of zij absoluut bevoegd is om het onderhavige verzoekschrift te behandelen en daarop te beslissen.
2.2.
Op grond van artikel 187 lid 1 Rv moet het verzoek tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor worden gedaan aan de rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn van de zaak - indien die aanhangig wordt gemaakt - kennis te nemen of aan de rechter tot wiens absolute bevoegdheid de zaak hoort.
2.3.
De maatstaf voor de beoordeling van de absolute bevoegdheid van de kantonrechter wordt gegeven door artikel 93 Rv.
2.4.
Verzoeker overweegt in een nog te voeren hoofdprocedure tegen verweerders een verklaring voor recht te vragen (al dan niet gevolgd door een schadestaatprocedure) dat de betrokken overheidsinstanties, waaronder de Gemeente Capelle aan den IJssel en mogelijk de Staat, onrechtmatig hebben gehandeld. Dit betreft een vordering van onbepaalde waarde, terwijl er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00. Met de opmerking tijdens de mondelinge behandeling van verzoeker “laten we de vordering stellen op € 25.000,00 maximaal” bestaan nog geen duidelijke aanwijzingen dat de vordering binnen de hiervoor genoemde bevoegdheidsgrens blijft. Verzoeker heeft zijn eventuele vordering tegen verweerders in een hoofdprocedure ook niet expliciet beperkt tot maximaal € 25.000,00, onder afstand van het meerdere.
2.5.
De kantonrechter is gelet op het voorgaande niet absoluut bevoegd om het onderhavige verzoekschrift te behandelen en daarop te beslissen. De civiele rechter is bevoegd. De zaak wordt op de voet van artikel 71 Rv ter verdere behandeling verwezen naar een kamer voor andere zaken dan kantonzaken (de handelskamer) van deze rechtbank.

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart zich niet absoluut bevoegd om het onderhavige verzoekschrift te behandelen en daarop te beslissen;
3.2.
verwijst de zaak naar de handelskamer van deze rechtbank, zodat de zaak daar wordt voortgezet in de stand waarin deze zich op dit moment bevindt;
3.3.
wijst partijen erop dat zij van de griffier van de handelskamer schriftelijk bericht zullen ontvangen over de wijze waarop de procedure wordt voortgezet;
3.4.
wijst partijen erop dat zij in de procedure bij de handelskamer niet in persoon kunnen procederen, maar slechts bij advocaat;
3.5.
wijst partijen erop dat de handelskamer zal beslissen over de proceskosten in deze procedure, waaronder het door de kantonrechter berekende griffierecht ten bedrage van € 86,00 voor verzoeker;
3.6.
wijst verweerders erop dat zij na verwijzing een griffierecht van € 676,00 zijn verschuldigd, waarvoor verweerders een nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) zullen ontvangen;
3.7.
draagt de griffier op om de processtukken en een afschrift van dit proces-verbaal zo spoedig mogelijk aan de griffier van de handelskamer te doen toekomen.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat door de kantonrechter is ondertekend.
38671