Op 9 februari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan in een verzoek tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor. De zaak betreft een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S. van Buuren, die zich richtte tegen de publiekrechtelijke rechtspersoon Capelle aan den IJssel en andere verweerders, vertegenwoordigd door mrs. R.S. Wijling en O.E. de Vries. Tijdens de mondelinge behandeling werd de absolute bevoegdheid van de kantonrechter besproken, waarbij de kantonrechter ambtshalve moest beoordelen of zij bevoegd was om het verzoek te behandelen. De verzoeker overweegt een verklaring voor recht te vragen tegen de betrokken overheidsinstanties, maar er waren geen duidelijke aanwijzingen dat de vordering onder de bevoegdheidsgrens van € 25.000,00 bleef. De kantonrechter concludeerde dat zij niet absoluut bevoegd was en verwees de zaak naar de handelskamer van de rechtbank voor verdere behandeling. De beslissing omvatte ook informatie over de proceskosten en de wijze van voortzetting van de procedure in de handelskamer.