ECLI:NL:RBROT:2022:9123

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
10/036591-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval met vrachtwagen en fietser in Rotterdam

Op 27 oktober 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op 2 september 2019. De verdachte, een beroepsvrachtwagenchauffeur, reed op het kruispunt van de Marconistraat en de Benjamin Franklinstraat in Rotterdam. Bij het rechts afslaan verleende hij geen voorrang aan een fietster die op een parallel fietspad reed. De vrachtwagen botste tegen de fiets, waardoor de fietster viel en onder het rechtervoorwiel van de vrachtwagen terechtkwam, met dodelijke afloop. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, wat resulteerde in een veroordeling op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie had een werkstraf van 60 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden geëist. De rechtbank volgde deze eis, maar hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure, wat leidde tot een taakstraf van 60 uur in plaats van 65 uur. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer, en legde de verdachte een taakstraf op, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/036591-21
Datum uitspraak: 27 oktober 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] , gemeente [gemeente01] ,
raadsman mr. A.R. Mes, advocaat te Amsterdam.

1 ..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 oktober 2022.

2 ..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 ..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.H. de Jong heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis;
  • een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.

4 ..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. De verdachte heeft bij het rechts afslaan de fietser niet gezien. Het kruispunt waar het ongeval heeft plaatsgevonden is dusdanig complex dat het voor de verdachte onmogelijk was om in de gegeven omstandigheden het ongeval te vermijden, ondanks zijn inspanningen hiertoe, zoals het optrekken met rustige snelheid en het controleren van zijn spiegels. De verdachte heeft op een normale zorgvuldige manier deelgenomen aan het verkeer, zodat hem geen verwijt kan worden gemaakt in de zin van artikel 6 respectievelijk artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
4.1.2.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte op 2 september 2019 als bestuurder van een vrachtwagen reed op het kruispunt van de Marconistraat en de Benjamin Franklinstraat te Rotterdam. De verdachte heeft bij het rechts afslaan geen voorrang verleend aan een fietsster die op een parallel fietspad reed en rechtdoor over de kruising haar weg wilde vervolgen. De vrachtwagen is tegen de fiets gebotst, waarbij de fietsster is gevallen en onder het rechtervoorwiel van de vrachtwagen terecht is gekomen. Zij is aan haar verwondingen overleden.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij vlak voor het ongeval gefocust was op de vrachtwagen die naast hem reed en vervolgens linksaf sloeg. Hij heeft hierdoor minder geanticipeerd op het overige verkeer. Verdachte is bekend met de verkeerssituatie ter plaatse en is bekend met het parallel gelegen fietspad. Hij heeft de fiets niet waargenomen toen hij in zijn spiegels heeft gekeken, aldus nog steeds de verdachte.
Uit de verkeersongevallenanalyse (VOA) blijkt dat de fietsster - afhankelijk van haar snelheid - in de spiegels van de vrachtwagen van de verdachte over een afstand van tenminste 55 meter dan wel 50 meter voor de plaats van het ongeval al zichtbaar moet zijn geweest. Ook had de verdachte de fiets direct voorafgaand aan het ongeval kunnen waarnemen in de vooruitkijkspiegel en trottoirspiegel.
Het vorengaande betekent dat de verdachte bij het rechts afslaan onvoldoende voorzorgsmaatregelen heeft getroffen om een ongeval te voorkomen. Hij heeft zich te veel geconcentreerd op de vrachtwagen links van hem en daardoor onvoldoende naar rechts gekeken. Anders had de verdachte de fietsster wèl opgemerkt, althans kunnen (en moeten) opmerken. Uit de VOA blijken geen obstakels of andere omstandigheden die het zicht belemmerden. Voor zover het zicht in de spiegels minder was door de stand van de zon, zoals de verdachte ter zitting nog heeft verklaard, geldt dat hij door onder die omstandigheden toch af te slaan een te groot risico heeft genomen op een ongeval.
Juist van de verdachte, een beroepsvrachtwagenchauffeur met ruime ervaring, mag verwacht worden dat hij extra voorzichtig is en zich bewust is van de gevaren die het rijden met een vrachtwagen met zich mee brengt. Dit is nóg belangrijker in de nabijheid van een fietspad of fietsstrook, waar zich per definitie kwetsbare verkeersdeelnemers kunnen bevinden.
De verdachte had op meerdere en eerdere momenten naar rechts moeten kijken. De rechtbank is daarom van oordeel dat er geen sprake is van een enkel moment van onoplettendheid.
Concluderend stelt de rechtbank vast dat de verdachte niet alleen geen voorrang heeft verleend, maar dat aan die verkeersovertreding tevens gedrag ten grondslag heeft gelegen dat gegeven de omstandigheden van het geval niet voldoet aan de eisen die aan verkeersdeelnemers mogen worden gesteld. De rechtbank is op basis van het geheel van de gedragingen van de verdachte van oordeel dat zijn gedrag moet worden aangemerkt als verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. Dat betekent dat sprake is van schuld als bedoeld in van artikel 6 WVW.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 2 september 2019 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtwagen), zich zodanig heeft gedragen dat
een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat
motorrijtuig aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend te rijden op de kruising, gevormd door de voor het openbaar verkeer
openstaande wege, de Marconistraat en de Benjamin Franklinstraat, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-rijdend op die Marconistraat naar rechts is gaan afslaan en
-(daarbij) zijn aandacht niet voortdurend op het verkeer heeft gehad dat op het
fietspad rechts dicht naast of rechts kort vóór hem reed en
-(aldus rijdende) niet heeft opgemerkt dat een fietser, genaamd [naam slachtoffer01] , die
kruising dicht genaderd was en/of (inmiddels) doende was die kruising
rechtdoorgaand over te steken via de fiets- /bromfietsoversteekplaats en
-die [naam slachtoffer01] niet heeft laten voorgaan en
-(vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met die [naam slachtoffer01] , die daardoor ten
val is gekomen en werd overreden, waardoor die [naam slachtoffer01] werd gedood.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5 ..Strafbaarheid feit

Het bewezen primaire feit levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6 ..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt. Dit heeft tot de dood geleid van het slachtoffer en aldus onherstelbare, zeer ernstige en trieste gevolgen gehad. Dit heeft dan ook onbeschrijfelijk leed veroorzaakt bij de nabestaanden van het slachtoffer. De dochter van het slachtoffer heeft op de terechtzitting aangegeven welke impact het ongeval heeft gehad op haar, haar zus en haar nog minderjarige broertje.
Hoewel dit gevolg nooit de bedoeling is geweest van de verdachte, leidt zijn verkeersgedrag ertoe dat dit hem strafrechtelijk wordt aangerekend.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen. Bij de bepaling van de duur daarvan is gekeken naar straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat ze bij haar eis rekening heeft gehouden met het feit dat de grens van aanmerkelijk onvoorzichtig handelen niet ruim wordt overschreden. Zij heeft hiermee rekening gehouden bij haar eis. De rechtbank kan zich daarin vinden en acht het strafvoorstel van de officier van justitie passend, mede gelet op de begripvolle houding van de nabestaanden voor wat betreft de lastige verkeerssituatie. Om die reden zal de rechtbank de geëiste straf opleggen, met inachtneming van het hierna volgende.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De verdachte is in de onderhavige zaak op 2 september 2019 verhoord. Op deze datum is de redelijke termijn aangevangen.
Tussen 2 september 2019 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim drie jaar. Er is in deze zaak dus sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van één jaar. Omdat deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
In het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank een taakstraf hebben opgelegd voor de duur van 65 uur. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte - conform de eis van de officier - een taakstraf van 60 uur opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8 ..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd mevrouw [naam benadeelde01] (dochter van het slachtoffer). Ter zitting heeft zij het verzoek tot vergoeding van schade mondeling ingetrokken. Gelet hierop behoeft dit geen verdere behandeling en beoordeling meer.

9 ..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11 ..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
60 (zestig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 dagen;
ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
6 (zes) maanden;
bepaalt dat de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans, voorzitter,
en mrs. M.A. van der Laan-Kuijt en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Koreneef, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 2 september 2019 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtwagen), zich zodanig heeft gedragen dat
een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat
motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of
onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden
zorgvuldigheid te rijden op de kruising, gevormd door de voor het openbaar verkeer
openstaande wege, de Marconistraat en de Benjamin Franklinstraat, althans op één
van deze wegen,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-rijdend op die Marconistraat naar rechts is gaan afslaan en/of
-(daarbij) zijn aandacht niet voortdurend op het verkeer heeft gehad dat op het
fietspad rechts dicht naast of rechts kort vóór hem reed en/ of
-(aldus rijdende) niet heeft opgemerkt dat een fietser, genaamd [naam slachtoffer01] , die
kruising dicht genaderd was en/of (inmiddels) doende was die kruising
rechtdoorgaand over te steken via de fiets- /bromfietsoversteekplaats en/ of
-die [naam slachtoffer01] niet heeft laten voorgaan en/ of
-(vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met die [naam slachtoffer01] , die daardoor ten
val is gekomen en werd overreden,
waardoor die [naam slachtoffer01] werd gedood;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 september 2019 te Rotterdam als bestuurder van een
motorrijtuig (vrachtauto met oplegger), daarmee rijdende op de kruising gevormd
door de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de Marconistraat en de
Benjamin Franklinstraat, althans op één van deze wegen, zich zodanig heeft
gedragen dat gevaar op die weg/wegen werd veroorzaakt, althans kon worden
veroorzaakt, en/ of het verkeer op die weg/wegen werd gehinderd, althans kon
worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-rijdend op die Marconistraat naar rechts is gaan afslaan en/of
-(daarbij) zijn aandacht niet voortdurend op het verkeer heeft gehad dat op het
fietspad rechts dicht naast of rechts kort vóór hem reed en/ of
-(aldus rijdende) niet heeft opgemerkt dat een fietser, genaamd [naam slachtoffer01] , die
kruising dicht genaderd was en/of (inmiddels) doende was die kruising
rechtdoorgaand over te steken via de fiets- /bromfietsoversteekplaats en/ of
-die [naam slachtoffer01] niet heeft laten voorgaan en/ of
-(vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met die [naam slachtoffer01]
( art 5 Wegenverkeerswet 1994)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 september 2019 te Rotterdam als bestuurder van een
vrachtauto op de kruising gevormd door de voor het openbaar verkeer openstaande
wegen de Marconistraat en de Benjamin Franklinstraat bij het naar rechts afslaan
een fietser, die op dezelfde weg zich naast, althans zich rechts dicht achter hem
bevond, niet heeft laten voorgaan, waarbij letsel aan die fietser is ontstaan en/of
schade aan goederen is toegebracht;
( art 18 lid 1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990)