In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker01] en [verweerster01] over de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet. [verzoeker01] was werkzaam als Groenvoorziener A en had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Na een verzoek om onbetaald verlof en een daaropvolgend telefoongesprek met zijn leidinggevende, ontving hij op 28 juni 2022 een ontslagbrief waarin werd gesteld dat hij ongeoorloofd verzuim had gepleegd. [verzoeker01] was het niet eens met het ontslag en verzocht de rechtbank om vergoedingen, waaronder een billijke vergoeding en een transitievergoeding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestond over wie de werkgever van [verzoeker01] was. [verweerster01] betwistte de werkgeverschap, maar de kantonrechter oordeelde dat [verweerster01] ook opereerde onder de naam van de onderneming die op de arbeidsovereenkomst stond vermeld. De kantonrechter concludeerde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat er geen dringende reden voor het ontslag was. [verzoeker01] had recht op een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. De kantonrechter wees de verzoeken van [verzoeker01] grotendeels toe en veroordeelde [verweerster01] tot betaling van de vergoedingen en de proceskosten.