ECLI:NL:RBROT:2022:9100

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
10013559 VZ VERZ 22-9934
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de vraag wie de werkgever is in een arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker01] en [verweerster01] over de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet. [verzoeker01] was werkzaam als Groenvoorziener A en had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Na een verzoek om onbetaald verlof en een daaropvolgend telefoongesprek met zijn leidinggevende, ontving hij op 28 juni 2022 een ontslagbrief waarin werd gesteld dat hij ongeoorloofd verzuim had gepleegd. [verzoeker01] was het niet eens met het ontslag en verzocht de rechtbank om vergoedingen, waaronder een billijke vergoeding en een transitievergoeding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestond over wie de werkgever van [verzoeker01] was. [verweerster01] betwistte de werkgeverschap, maar de kantonrechter oordeelde dat [verweerster01] ook opereerde onder de naam van de onderneming die op de arbeidsovereenkomst stond vermeld. De kantonrechter concludeerde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat er geen dringende reden voor het ontslag was. [verzoeker01] had recht op een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. De kantonrechter wees de verzoeken van [verzoeker01] grotendeels toe en veroordeelde [verweerster01] tot betaling van de vergoedingen en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10013559 VZ VERZ 22-9934
datum uitspraak: 19 oktober 2022
beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. C.M. de Wijs,
tegen
[verweerster01]
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
verweerster,
gemachtigde: mr. M.C.V. Dornstedt.
De partijen worden ‘ [verzoeker01] ’ en ‘ [verweerster01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de verzoekschrift met vijf bijlagen, ontvangen op 22 juli 2022;
  • de pleitnotities van mr. De Wijs;
  • de pleitnotities van mr. Dornstedt met een bijlage.
1.2.
Op 27 september 2022 is de zaak op zitting mondeling besproken. Daarbij waren [verzoeker01] , mr. De Wijs en namens [verweerster01] mr. Dornstedt aanwezig.

2..De feiten

2.1.
[verzoeker01] is vanaf 5 april 2022 op basis van een arbeidsovereenkomst voor de bepaalde tijd van zes maanden en één dag werkzaam geweest als Groenvoorziener A. Zijn salaris bedroeg € 2.853,60 bruto per maand.
2.2.
[verzoeker01] heeft op 9 mei 2022 mondeling overleg gehad met zijn leidinggevende [naam01] (hierna: [naam01] ) over zijn voornemen om van 27 juni 2022 tot en met 14 augustus 2022 onbetaald verlof op te nemen. [naam01] heeft daarop gereageerd met de mededeling dat dit overlegd moest worden en dat hij erop zou terugkomen.
2.3.
Op 28 juni 2022 heeft [verzoeker01] telefonisch contact opgenomen met [naam01] . In dat telefoongesprek heeft [verzoeker01] zijn vakantie ter sprake gebracht en heeft [naam01] aan [verzoeker01] gevraagd de bedrijfsauto in te leveren, omdat hij niet wilde dat de bedrijfsauto gedurende de vakantie van [verzoeker01] voor zijn deur stond. [verzoeker01] heeft dezelfde dag nog de bedrijfsauto ingeleverd.
2.4.
Bij brief van 28 juni 2022 is aan [verzoeker01] meegedeeld dat hij is ontslagen. In de brief staat het volgende:
“(…)
Enige weken geleden heeft u gevraagd aan onze [naam01] , of u voor langere tijd (onbetaald) op vakantie mocht. Er is u toen verteld dat dit eerst uitvoerig overlegd moet worden met de andere leidinggevenden.
U heeft hiervoor dus beslist geen toestemming voor gekregen.
Nu blijkt tot een ieders verbazing, dat u voor u zelf heeft besloten om per 27 juni, zeven weken vakantie op te nemen, zonder dat u daar iemand van de leidinggevende ([naam01] , [naam02] , [naam03] ) van op de hoogte heeft gebracht.
Dit beschouwen wij dan ook als ongeoorloofd verzuim, en heeft ons dan ook doen besluiten om ons contract voor onbepaalde tijd, per direct te ontbinden (28-06-2022).
Aangezien u tot heden geen vakantiedagen meer over heeft, omdat u deze al reeds heeft opgenomen, heeft u ook geen enkel recht meer op loon betaling.
(…)”
2.5.
Op 8 juli 2022 heeft de gemachtigde van [verzoeker01] een brief gericht aan “ [verweerster01] T.a.v. [naam01] ”, waarin uiteen wordt gezet – kort gezegd – dat en waarom [verzoeker01] het niet eens is met het ontslag.
2.6.
Bij e-mail van 12 juli 2022 heeft de gemachtigde van [verweerster01] in gereageerd op voornoemde brief. De brief begint met:
“(…) Mijn cliënte [verweerster01] , gevestigd te [vestigingsplaats01] (hierna: [verweerster01] ) heeft verzocht om juridische assistentie. (…)”
Daarna wordt inhoudelijk ingegaan op de inhoud van de brief van 8 juli 2022. Onder meer wordt meegedeeld dat, indien het ontslag op staande voet van 28 juni jl. niet standhoudt, de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet wordt voortgezet na 6 oktober 2022. Ook wordt meegedeeld dat [verzoeker01] schadeplichtig is jegens [verweerster01] en binnen één week moet laten weten of hij bereid is een vergoeding te betalen, bij gebreke waarvan [verweerster01] [verzoeker01] in rechte zal betrekken en hem voor de kosten daarvan aansprakelijk houdt.
2.7.
[verzoeker01] heeft niet binnen de geldende termijn verzocht om vernietiging van het gegeven ontslag op staande voet. De arbeidsovereenkomst is daarom geëindigd op 28 juni 2022, de datum van het ontslag.

3..Het geschil

3.1.
[verzoeker01] verzoekt samengevat:
- [verweerster01] te veroordelen om binnen twee dagen na deze beschikking aan [verzoeker01] te betalen:
o een billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW ter hoogte van drie maanden en drie dagen loon, zijnde € 9.653,30 bruto;
o een transitievergoeding ex artikel 7:673 BW ter hoogte van € 518,27 bruto;
o een schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging ex artikel 7:677 lid 2 BW ten bedrage van € 9.653,30 bruto;
o de wettelijke rente over voornoemde bedragen vanaf de dag van opeisbaarheid van die bedragen tot de dag van volledige betaling;
  • [verweerster01] te veroordelen in de proceskosten;
  • de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[verzoeker01] baseert zijn verzoeken op het volgende.
Het ontslag voldoet niet aan de wettelijke vereisten voor een geldig ontslag op staande voet. Er is namelijk geen dringende reden voor het ontslag, omdat er geen sprake is van ongeoorloofd verzuim. [verzoeker01] heeft door het overleg met [naam01] op 9 mei 2022 en het telefoongesprek over het inleveren van de bedrijfsauto met [naam01] op 28 juni 2022 erop mogen vertrouwen dat zijn aangekondigde vakantie geen probleem was.
Omdat [verzoeker01] onterecht is ontslagen, moet [verweerster01] hem een billijke vergoeding betalen. De hoogte van de billijke vergoeding moet worden bepaald op € 9.653,30 bruto.
[verweerster01] moet een transitievergoeding van € 518,72 bruto betalen aan [verzoeker01] .
[verweerster01] is [verzoeker01] een vergoeding verschuldigd wegens onregelmatige opzegging, gelijk aan het bedrag aan loon bij een rechtmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst. Die zou eindigen op 6 oktober 2022. [verweerster01] moet daarom het gemiste loon tot die datum betalen. Dat is een bedrag van € 9.653,30 bruto.
3.3.
[verweerster01] voert samengevat het volgende verweer.
[verweerster01] is niet de werkgever van [verzoeker01] . [naam bedrijf01] is dat wel, maar tegen die onderneming is het verzoekschrift niet gericht. [verzoeker01] heeft dus de verkeerde partij in rechte betrokken. Daarom is [verzoeker01] niet-ontvankelijk in zijn verzoeken en moet hij worden veroordeeld in de proceskosten.

4..De beoordeling

4.1.
In het verzoekschrift is de naam van verweerster gespeld als [verweerster01] met ‘ch’. Op de zitting is besproken dat wordt bedoeld [naam04] gespeld met een ‘g’ en dat er sprake is van een verschrijving van de kant van [verzoeker01] . Deze beschikking zal daarom worden gewezen uitgaande van de laatstgenoemde spelling. Dat is reeds opgenomen in de kop van deze beschikking.
4.2.
[verzoeker01] heeft eerst verzocht om de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over de transitievergoeding en gefixeerde schadevergoeding toe te kennen. Ter zitting heeft hij meegedeeld dat dat onderdeel van het verzoek zo moet worden gelezen, dat hij alleen de wettelijke rente vraagt. De kantonrechter verstaat dat [verzoeker01] niet langer de wettelijke verhoging, maar alleen de wettelijke rente vraagt. Dit is reeds zo opgenomen onder 3.1.
Werkgever
4.3.
Partijen zijn het er niet over eens of [verweerster01] werkgever van [verzoeker01] was. [verzoeker01] meent dat die onderneming zijn werkgever was en verwijst naar de door hem overgelegde arbeidsovereenkomst, loonstroken, ontslagbrief en het KvK-uittreksel van de onderneming. [verweerster01] heeft betwist dat zij de werkgever was. Volgens haar was [naam bedrijf01] de werkgever van [verzoeker01] . Zij verwijst daarbij naar voornoemde stukken en ook naar het KvK-uittreksel van die onderneming dat zij ter zitting heeft overgelegd.
4.4.
Bij de beoordeling wordt het volgende in aanmerking genomen.
4.4.1.
Van de kant van [verweerster01] is alleen haar gemachtigde ter zitting verschenen. Dat heeft ertoe geleid dat bepaalde inhoudelijke vragen van de kantonrechter onbeantwoord zijn gebleven. Op basis van de wet mag de kantonrechter uit het niet verschijnen van een partij op de zitting de gevolgtrekking maken die zij geraden acht. In dit geval brengt dat met zich dat het onbeantwoord blijven van die vragen in het nadeel van [verweerster01] zal worden uitgelegd.
4.4.2.
Er bestaat onduidelijkheid over wie de werkgever was van [verzoeker01] en dus over wie de contractspartij was. Die onduidelijkheid heeft kennelijk te maken met de informatie die op de arbeidsovereenkomst, de loonstroken en de ontslagbrief is vermeld.
In de arbeidsovereenkomst wordt ‘ [naam bedrijf01] ’ als contractspartij vermeld. Ook op de twee loonstroken staat die naam en de ontslagbrief is uit naam van ‘ [naam bedrijf01] ’ ondertekend. In de linkerbovenhoek van de arbeidsovereenkomst en de ontslagbrief staat echter een logo met de vermelding ‘ [verweerster01] groen-infra-water’. Blijkens het KvK-uittreksel is dat een handelsnaam van [verweerster01] . Het genoemde KvK-nummer op de arbeidsovereenkomst en in de ontslagbrief correspondeert in het Handelsregister met [verweerster01] .
4.4.3.
Het is wettelijk verplicht voor een onderneming om ingeschreven te staan in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Bij inschrijving wordt aan elke onderneming een uniek KvK-nummer verstrekt. Het KvK-nummer is in het handelsverkeer van doorslaggevende betekenis om aan te duiden met welke onderneming iemand te maken heeft. Dat is vooral van belang als verschillende entiteiten op hetzelfde adres zijn gevestigd of als ondernemingen opereren onder een (handels)naam die niet hetzelfde is als de statutaire naam.
In dit geval zijn de (bezoek)adres- en contactgegevens en de bestuurder van de beide ondernemingen identiek en dus niet-onderscheidend, terwijl de verdere informatie op de arbeidsovereenkomst en de ontslagbrief niet met elkaar overeenkomt – uitgaande van de informatie in de KvK-uittreksels. Van de kant van [verweerster01] is op de zitting geen enkele verklaring gegeven waarom op de arbeidsovereenkomst en de ontslagbrief het KvK-nummer van [verweerster01] wordt vermeld, terwijl als contractspartij ‘ [naam bedrijf01] ’ wordt genoemd.
4.4.4.
Verder is relevant dat van de kant van [verweerster01] pas voor het eerst op de zitting is betwist dat zij de werkgever was van [verzoeker01] . Tussen de gemachtigden van partijen is echter wel al eerder gecorrespondeerd over het ontslag van [verzoeker01] . In reactie op de brief van 8 juli 2022 van de gemachtigde van [verzoeker01] is namens [verweerster01] namelijk inhoudelijk gereageerd en is namens haar meegedeeld dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet zal worden verlengd en is ook aanspraak gemaakt op een vergoeding op grond van schadeplichtigheid van [verzoeker01] jegens [verweerster01] . Opmerking verdient dat de brief van 8 juli 2022 is geadresseerd aan ‘ [verweerster01] ’(zie 2.5), dat in die brief verder nergens een andere naam wordt genoemd en dat vervolgens een schriftelijke reactie is gegeven namens [verweerster01] .
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat het er tegen deze achtergrond voor moet worden gehouden dat [verweerster01] kennelijk ook opereerde onder de naam [naam bedrijf01] en dat [verweerster01] dus de werkgever was van [verzoeker01] . Het andersluidende standpunt van [verweerster01] wordt dan ook verworpen.
Ontslag op staande voet
4.6.
[verweerster01] heeft naast het hiervoor besproken formele verweer geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de verzoeken van [verzoeker01] . [verweerster01] had wel rekening kunnen houden met het scenario dat zij als werkgever zou worden aangemerkt. De keuze om geen inhoudelijk verweer te voeren – niet vóór en ook niet tijdens de zitting nadat het formele verweer is besproken en is overgegaan tot inhoudelijke bespreking van de verzoeken – komt voor haar risico. De kantonrechter ziet geen aanleiding om [verweerster01] toe te staan in een extra schriftelijke ronde na de mondelinge behandeling alsnog inhoudelijk verweer te voeren. Die kans heeft zij gehad.
4.7.
Bij gebreke van inhoudelijk verweer worden de stellingen van [verzoeker01] als vaststaand aangenomen. Naar het oordeel van de kantonrechter mocht [verzoeker01] er op grond van de gesprekken op 9 mei en 28 juni 2022 op vertrouwen dat zijn aangekondigde vakantie akkoord was. Er kan dan niet worden gesproken van ongeoorloofd verzuim en dus ook niet van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Het ontslag is daarom niet rechtsgeldig.
Vergoedingen
4.8.
De arbeidsovereenkomst is beëindigd op initiatief van [verweerster01] . Op grond van artikel 7:673 lid 1 BW is [verweerster01] verplicht een transitievergoeding te betalen aan [verzoeker01] . Daar is geen verweer tegen gevoerd. Volgens [verzoeker01] bedraagt de transitievergoeding € 518,27 bruto. [verweerster01] heeft dat niet betwist. Dat bedrag zal worden toegewezen.
4.9.
De arbeidsovereenkomst is door een niet rechtsgeldig ontslag op staande voet geëindigd en is daardoor op onregelmatige wijze opgezegd. Niet gesteld of gebleken is dat partijen een tussentijds opzegbeding zijn overeengekomen. Op grond van artikel 7:677 lid 4 BW moet [verweerster01] [verzoeker01] daarom een vergoeding betalen gelijk aan het loon over de termijn die de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd (Hof ’s-Hertogenbosch 16 februari 2017, JAR 2017/73). Volgens [verzoeker01] gaat het om het bedrag van drie maandsalarissen en drie dagen van in totaal € 9.653,30 bruto inclusief 8% vakantietoeslag. [verweerster01] heeft dat niet betwist. Dat bedrag zal worden toegewezen.
4.10.
[verzoeker01] heeft aanspraak gemaakt op een billijke vergoeding ten bedrage van € 9.653,30 bruto. Op basis van artikel 7:681 lid 1 jo. artikel 7:671 BW heeft [verzoeker01] in beginsel recht op een billijke vergoeding nu geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet. Het is aan [verzoeker01] om te onderbouwen en te specificeren met welk concreet bedrag hij zich gecompenseerd acht voor het niet rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet. [verzoeker01] heeft echter slechts het algemene toetsingskader geparafraseerd zonder dit concreet in te vullen voor zijn situatie en zonder enige onderbouwing te geven van het door hem gevraagde bedrag. Hij heeft ook niet toegelicht hoe de transitievergoeding en met name de schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging zich verhouden tot de billijke vergoeding. Gelet hierop ziet de kantonrechter geen aanleiding om aan [verzoeker01] (ook nog) een bedrag aan billijke vergoeding toe te kennen.
4.11.
Over de toe te wijzen transitievergoeding wordt de wettelijke rente toegewezen vanaf 29 juli 2022. Over de toe te wijzen vergoeding wegens onregelmatige opzegging wordt de wettelijke rente toegewezen vanaf 28 juni 2022 (artikel 7:686a lid 1 BW).
Proceskosten
4.12.
[verweerster01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [verzoeker01] tot vandaag vast op € 244,00 aan griffierecht en € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.13.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [verweerster01] om aan [verzoeker01] te betalen € 518,27 bruto aan transitievergoeding als bedoeld in artikel 7:673 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 29 juli 2022 tot de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [verweerster01] om aan [verzoeker01] te betalen € 9.653,30 bruto aan vergoeding wegens onregelmatige opzegging als bedoeld in artikel 7:677 lid 4 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 28 juni 2022 tot de dag der algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt [verweerster01] in de proceskosten, aan de kant van [verzoeker01] tot vandaag vastgesteld op € 742,00;
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
34286