ECLI:NL:RBROT:2022:91

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 januari 2022
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
C/10/629057 / HA RK 21-1340
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een vereffenaar in een nalatenschap zonder erfgenamen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 januari 2022 een beschikking gegeven inzake de benoeming van een vereffenaar voor de nalatenschap van een overleden persoon, hierna aangeduid als erflater. De verzoeker, die als gewezen bewindvoerder van de erflater optreedt, heeft op 16 november 2021 een verzoekschrift ingediend om een vereffenaar te benoemen, omdat de enige erfgenaam, de zoon van de erflater, de nalatenschap had verworpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat erflater op 4 augustus 2021 is overleden en geen testament heeft achtergelaten. De ouders van de erflater zijn vooroverleden en er zijn drie zussen van de erflater in leven, die als belanghebbenden zijn aangemerkt. De rechtbank heeft de belanghebbenden gevraagd of zij verweer willen voeren tegen het verzoek, maar heeft geen reacties ontvangen. Hierdoor heeft de rechtbank besloten om zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen.

De rechtbank heeft de bevoegdheid om een vereffenaar te benoemen op grond van artikel 4:204 lid 1 sub a BW, wanneer er geen erfgenamen zijn of wanneer de nalatenschap onbeheerd is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeker als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat hij verplichtingen heeft als gewezen bewindvoerder en ook als schuldeiser van de nalatenschap kan worden beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de nalatenschap onbeheerd is, omdat de enige erfgenaam de nalatenschap heeft verworpen en er geen andere erfgenamen bekend zijn.

De rechtbank heeft vervolgens de verzoeker in de gelegenheid gesteld om [naam 4] als vereffenaar voor te stellen. De rechtbank heeft geoordeeld dat [naam 4] over voldoende kennis beschikt om de nalatenschap te vereffenen en heeft haar benoemd tot vereffenaar. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de griffier is opgedragen om de benoeming in het boedelregister in te schrijven. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rekestnummer: C/10/629057 / HA RK 21-1340
Beschikking van 6 januari 2022
in de zaak van
[naam verzoeker], h.o.d.n. [handelsnaam], in zijn hoedanigheid van (gewezen) bewindvoerder van [naam erflater],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
verzoeker,
advocaat mr. P.M. Boiten te Hendrik-Ido-Ambacht,
belanghebbenden:
1.
[naam belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats belanghebbende 1],
2.
[naam belanghebbende 2],
wonende te [woonplaats belanghebbende 2],
3.
[naam belanghebbende 3],
wonende te [woonplaats belanghebbende 3].

1..Het procesverloop

1.1.
Op 16 november 2021 is bij de rechtbank ingekomen het verzoekschrift van verzoeker om een vereffenaar te benoemen op grond van artikel 4:204 BW, met producties.
1.2.
De rechtbank heeft, na raadpleging van de Basisregistratie Personen, bij brieven van 24 november 2021 belanghebbenden gevraagd of zij verweer willen voeren tegen het ingekomen verzoekschrift. Belanghebbenden hebben op deze brieven niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens besloten om zonder een mondelinge behandeling uitspraak te doen.

2..De vaststaande feiten

2.1.
Op 4 augustus 2021 is te [plaatsnaam] overleden [naam erflater], geboren op [geboortedatum erflater] te [geboorteplaats erflater], laatstelijk wonende op het adres [adres erflater] (hierna: erflater).
2.2.
Uit het uittreksel uit het Centraal Testamentenregister blijkt dat erflater geen testament heeft opgesteld.
2.3.
Erflater was ten tijde van zijn overlijden ongehuwd en niet geregistreerd als partner. Erflater heeft één zoon, genaamd [naam 1]. Hij heeft de nalatenschap verworpen op 13 oktober 2021.
2.4.
De ouders van erflater zijn vooroverleden. Erflater had blijkens de Basisregistratie Personen vijf zussen, te weten:
[naam belanghebbende 1], belanghebbende sub 1,
[naam belanghebbende 2], belanghebbende sub 2,
[naam belanghebbende 3], belanghebbende sub 3,
[naam 2], overleden op 7 februari 2012,
[naam 3], overleden op 5 januari 2016.
2.5.
Bij beschikking van kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 17 april 2020 is verzoeker benoemd tot bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan erflater.

3..Het verzoek

3.1.
Het verzoek strekt tot benoeming van [naam 4] tot vereffenaar van de nalatenschap van erflater en tot het opdragen aan de griffier om de benoeming van de vereffenaar onverwijld in het boedelregister in te schrijven, kosten rechtens.
3.2.
Aan het verzoek heeft verzoeker ten grondslag gelegd dat hij belanghebbende is als gewezen bewindvoerder en dat de nalatenschap onbeheerd is, omdat de enig erfgenaam de nalatenschap heeft verworpen. Verzoeker is niet bekend met eventuele (andere) erfgenamen en heeft ook niet de mogelijkheden en bevoegdheden om daar onderzoek naar te doen. Op grond van artikel 4:204 lid 1 onder a BW kan de rechtbank in dit geval een vereffenaar benoemen.

4..De beoordeling

4.1.
Erflater woonde op het moment dat hij overleed in [plaatsnaam]. Gelet op deze woonplaats is de rechtbank Rotterdam, op grond van artikel 268 lid 1 Rv, bevoegd om van dit verzoek kennis te nemen.
4.2.
Op grond van artikel 4:204 lid 1 onder a BW kan de rechtbank op verzoek van een belanghebbende een vereffenaar benoemen. Als de nalatenschap niet onder voorrecht van boedelbeschrijving is aanvaard, kan de rechtbank tot die benoeming besluiten wanneer er geen erfgenamen zijn, wanneer het niet bekend is of er erfgenamen zijn, of wanneer de nalatenschap niet door een executeur wordt beheerd en de erfgenamen die bekend zijn haar geheel of ten dele onbeheerd laten.
4.3.
De vraag die als eerste beantwoord moet worden is of verzoeker als de voormalige bewindvoerder van erflater als belanghebbende kan worden aangemerkt.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat verzoeker voldoende heeft onderbouwd dat hij belanghebbende is. Het bewind over de goederen van erflater is door het overlijden van erflater weliswaar beëindigd, maar verzoeker heeft na het overlijden van erflater nog wel verplichtingen. Verzoeker blijft op grond van artikel 1:448 lid 3 BW verplicht om al datgene te doen, wat niet zonder nadeel van rechthebbende kan worden uitgesteld, totdat degene die na hem tot het beheer van de goederen bevoegd is, dit heeft aanvaard. Daarnaast moet verzoeker als bewindvoerder ook rekening en verantwoording afleggen aan de erfgenamen van erflater aan het einde van het bewind (artikel 1:445 lid 1 BW). Gelet hierop zal vastgesteld moeten worden wie de erfgenamen van erflater zijn, zodat verzoeker belang heeft bij het benoemen van een vereffenaar. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verzoeker ook als schuldeiser van de nalatenschap kan worden aangemerkt, omdat hij voldoende heeft onderbouwd dat hij kosten heeft moeten maken om na te gaan wie de erfgenamen van erflater zijn. Omdat verzoeker schuldeiser van de nalatenschap is, is hij ook om die reden een belanghebbende als bedoeld in artikel 4:204 lid 1 onder a BW.
4.5.
Voorts zal beoordeeld moeten worden of aan de andere voorwaarden van artikel 4:204 lid 1 onder a BW is voldaan. De rechtbank beantwoordt ook die vraag bevestigend.
De nalatenschap is niet onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard. De enige zoon van erflater heeft de nalatenschap verworpen. De nalatenschap is op dit moment onbeheerd.
De rechtbank heeft de Basisregistratie Personen geraadpleegd om te onderzoeken wie door de verwerping de erfgenamen van erflater zijn. De ouders van erflater en twee zussen zijn reeds overleden. Drie zussen van erflater (belanghebbenden) zijn nog in leven. De rechtbank heeft hen bij brief van 24 november 2021 aangeschreven en verzocht kenbaar te maken of zij bezwaar hebben tegen toewijzing van het verzoek. De rechtbank heeft geen reactie ontvangen, zodat er op dit moment geen bezwaren kenbaar zijn tegen toewijzing van het verzoek. De rechtbank heeft de echtgenoten en de kinderen van de twee overleden zussen van erflater niet aangeschreven. Het ligt op de weg van de vereffenaar om een (nader) erfgenamenonderzoek uit te voeren.
4.6
Gelet op het voorgaande is er voldoende grond om het verzoek om een vereffenaar te benoemen toe te wijzen. [naam 4] heeft zich bereid verklaard om als vereffenaar benoemd te worden. Omdat verzoeker voldoende heeft onderbouwd dat [naam 4] over voldoende kennis beschikt om de nalatenschap te vereffenen en zij ook reeds bekend is met de omvang van de nalatenschap, zal de rechtbank [naam 4] tot vereffenaar benoemen. De vereffenaar moet deze benoeming bekendmaken in de (digitale) Staatscourant.
4.7.
Het verzoek met betrekking tot de kosten van dit verzoek wordt afgewezen, omdat daar nu geen grond voor is. Deze dienen te zijner tijd separaat aan de kantonrechter te worden voorgelegd.

5..De beslissing

De rechtbank
benoemt [naam 4], h.o.d.n. [handelsnaam], gevestigd te [postadres], tot vereffenaar in de nalatenschap van:
[naam erflater],
geboren op [geboortedatum erflater] te [geboorteplaats erflater],
laatstelijk wonende op het adres [adres erflater],
overleden op 4 augustus 2021 te [plaatsnaam],
verzoekt en – voor zoveel nodig – beveelt de vereffenaar om zo spoedig mogelijk een erfgenamenonderzoek te laten uitvoeren en binnen drie maanden na heden aan de kantonrechter te Rotterdam, locatie Rotterdam, verslag te doen van de resultaten daarvan;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de griffier de benoeming onverwijld in te schrijven in het boedelregister van de rechtbank op voet van het bepaalde in artikel 4:206 lid 6 BW;
verzoekt de griffier de kantonrechter te Rotterdam, locatie Rotterdam, op de hoogte te stellen van deze benoeming;
draagt de vereffenaar op de benoeming bekend te maken in de (digitale) Staatscourant.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. van Steenderen-Koornneef en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2022. [1]
3120

Voetnoten

1.Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.