ECLI:NL:RBROT:2022:9093

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
ROT 21/5842
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de stopzetting van de Ziektewetuitkering van eiseres na ziekte en arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Rotterdam het beroep van eiseres tegen de stopzetting van haar Ziektewet (ZW-)uitkering. De stopzetting vond plaats op basis van een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat op 15 januari 2021 werd genomen. Eiseres, die als kok werkzaam was, had zich op 12 november 2018 ziekgemeld. De verzekeringsarts concludeerde dat eiseres in staat was om werkzaamheden te verrichten die overeenkwamen met haar functionele mogelijkheden. Na bezwaar en aanvullend onderzoek door een verzekeringsarts bezwaar en beroep, werd de conclusie bevestigd dat eiseres meer dan 65% van haar loon kon verdienen met passende functies. Eiseres voerde in beroep aan dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld en dat zij niet in staat was om de geselecteerde functies te verrichten. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige de functionele mogelijkheden van eiseres correct hadden vastgesteld en dat er geen extra beperkingen nodig waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de stopzetting van de ZW-uitkering in stand bleef.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/5842

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [woonplaats eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. J. Marges),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: [naam]).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de stopzetting van haar Ziektewet (ZW-)uitkering. Verweerder heeft deze uitkering met het primaire besluit van 15 januari 2021 stopgezet vanaf 16 februari 2021.
Met het bestreden besluit van 8 oktober 2021, op het bezwaar van eiseres, is verweerder bij dat besluit gebleven. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Eiseres heeft op 16 maart 2022 nadere stukken ingediend.
Hierop heeft verweerder gereageerd met een aanvullend verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 21 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

1.1.
Eiseres is werkzaam geweest als kok en heeft zich ziekgemeld op 12 november 2018. Vanwege een eerstejaars ziektewetbeoordeling heeft een verzekeringsarts onderzoek verricht. In de rapportage van 16 december 2020 heeft de verzekeringsarts toegelicht dat eiseres werkzaamheden kan verrichten die voldoen aan de functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige onderzoek verricht. Die heeft in de rapportage van 13 januari 2021 uiteengezet dat eiseres haar eigen arbeid niet kan verrichten en heeft passende functies geselecteerd die zij nog wel kan verrichten. Met deze functies kan eiseres meer dan 65% verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd, namelijk 100%. Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen.
1.2.
Vanwege het bezwaar van eiseres heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep opnieuw onderzoek verricht. In de rapportage van 20 september 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep uiteengezet dat aanvullende beperkingen moeten worden opgenomen voor langdurig zitten en voor het tillen. Deze heeft hij vastgelegd in een nieuwe FML. Met deze nieuwe FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de rapportage van 27 september 2021 toegelicht dat niet alle eerder geselecteerde functies geschikt zijn en, na overleg met de verzekeringsarts bezwaar en beroep, nieuwe passende functies geselecteerd. Met deze functies kan eiseres nog steeds meer dan 65% verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd, namelijk 95,63%. Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit genomen.

Het beroep van eiseres

2. Eiseres voert in beroep aan dat zij meer beperkt is dan verweerder heeft vastgesteld
.Zij heeft ernstige (onder-)rugklachten die uitstralen naar haar bekken en benen. Hoewel geen essentiële afwijkingen aan haar rug zijn vastgesteld, betoogt eiseres dat de rugklachten haar sinds februari 2020 beperken om arbeid te verrichten. Eiseres stelt verder dat zij niet kan buigen en niet meer dan vijf kilogram kan tillen of dragen. Ook is zij niet in staat om een uur achtereen te lopen, staan of te knielen of hurken. Eiseres is voor haar chronische pijn onder behandeling bij een fysiotherapeut en ze staat op de wachtlijst bij het revalidatiecentrum. Ter onderbouwing heeft eiseres een brief van de fysiotherapeut van 21 februari 2022 ingediend.
Eiseres betoogt verder dat zij de geselecteerde functies niet kan verrichten. Zij kan vanwege een verstoord slaapritme niet ’s nachts werken. Eiseres is verder niet in staat om meer dan vijf kilogram te tillen en/of ver te lopen.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres vanaf 16 februari 2021 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering. De voor het beroep relevante wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
3.2.
Over de grond dat eiseres meer beperkt is dan verweerder heeft vastgesteld overweegt de rechtbank het volgende. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 20 september 2021 inzichtelijk gemotiveerd dat eiseres bekend is met heftig beleefde rugklachten die uitstralen in met name het linker bovenbeen. Bij neurologisch onderzoek zijn echter geen afwijkingen vastgesteld die tot rompspierklachten kunnen leiden. Gelet op de klachten van eiseres heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep beperkingen vastgesteld omdat eiseres niet langdurig kan zitten, staan en/of lopen. Omdat geen grote afwijkingen in het bewegingsapparaat zijn gevonden konden geen zwaardere beperkingen worden vastgesteld. Bij eiseres is door de neuroloog verder ook geen hernia in de lage rug vastgesteld.
De stelling van eiseres, dat zij meer beperkt is voor tillen of dragen, lopen, staan, knielen en/of hurken kan niet slagen omdat eiseres dit niet nader heeft onderbouwd met medische gegevens.
Ten aanzien van de chronische pijnen van de eiseres en de behandeling van die pijnen bij de fysiotherapeut heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 25 juli 2022 gemotiveerd uiteengezet dat de bevindingen van de fysiotherapeut globaal overeenkomen met de bevindingen van de verzekeringsarts. In de FML is al rekening gehouden met de beperkingen die met behulp van het Medisch arbeidsongeschiktheidscriterium (MAOC) kunnen worden vastgesteld. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op inzichtelijke wijze heeft toegelicht dat, afgezien van de in bezwaar aanvullend vastgestelde beperkingen, geen extra beperkingen noodzakelijk zijn. Deze grond slaagt daarmee niet.
3.3.
De grond dat eiseres de geselecteerde functies niet kan verrichten slaagt niet. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 27 september 2021 uitvoerig gemotiveerd welke functies eiseres met haar mogelijkheden en beperkingen (volgens de FML) kan verrichten.

Conclusie en gevolgen

4. Uit het voorgaande volgt dat verweerder de functionele mogelijkheden van eiseres correct heeft vastgesteld en dat zij passende functies kan verrichten. Met deze functies kan eiseres meer dan 65% verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd, namelijk 95,63%. Verweerder heeft daarom terecht bepaald dat eiseres vanaf 16 februari 2021 geen recht heeft op een ZW-uitkering.
5. Het beroep dient daarom ongegrond te worden verklaard. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Dielemans-Goossens, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2022.
De rechter is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor het beroep relevante wet- en regelgeving

Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW, voor zover hier van belang, heeft de verzekerde die geen werkgever heeft, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld indien de verzekerde (a) ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en (b) wegens een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid van dit artikel heeft de verzekerde, indien hij in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen, recht op ziekengeld tot een maand na de dag waarop hij hiertoe in staat is geacht.
In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) zijn regels gesteld voor de beoordeling van het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen.