ECLI:NL:RBROT:2022:9083

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juli 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
9519408 CV EXPL 21-35974
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling op basis van overeenkomst voor Covid-testen met geschil over tariefafspraken

In deze zaak vordert eiser, handelend onder de naam [bedrijf01], betaling van gedaagde, [gedaagde01], op basis van een overeenkomst die is gesloten voor het uitvoeren van Covid-testen. Eiser stelt dat er een afspraak is gemaakt dat voor elke ingeplande test € 1,- in rekening wordt gebracht. Gedaagde heeft echter betwist dat deze afspraak ook geldt voor de werkgeverstesten, waarvoor een hogere vergoeding van € 3,75 per test wordt ontvangen. De kantonrechter heeft de procedure in verschillende stappen doorlopen, waarbij onder andere de dagvaarding, conclusie van antwoord en mondelinge behandeling zijn besproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft gedaagde aangevoerd dat er afwijkende tariefafspraken zijn gemaakt, maar de kantonrechter oordeelt dat gedaagde deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd. De rechter concludeert dat de vordering van eiser toewijsbaar is, omdat gedaagde niet heeft aangetoond dat er andere afspraken zijn gemaakt. De kantonrechter wijst de vordering toe en veroordeelt gedaagde tot betaling van € 17.865,51, vermeerderd met rente en proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9519408 CV EXPL 21-35974
datum uitspraak: 29 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] ,die handelt onder de naam [bedrijf01] ,
woonplaats [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. H.J. Hulsbergen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde01] .,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. drs. A.J.F. Gonesh.
De partijen worden hierna ‘ [bedrijf01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 15 oktober 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het vonnis van 24 januari 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van [bedrijf01] met productie 17;
  • de brief van [gedaagde01] met productie 3;
  • de brief van [bedrijf01] , met productie 18;
  • de tijdens de mondelinge behandeling overgelegde spreekaantekeningen van mr. Gonesh.
1.2.
Op 15 juni 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigden besproken. De griffier heeft hiervan aantekeningen gemaakt.

2..De feiten

2.1.
[bedrijf01] ontwikkelt, bouwt en exploiteert internetplatforms. [gedaagde01] is gericht op het uitvoeren van corona-tests.
2.2.
Op 17 en 18 januari 2021 hebben [bedrijf01] en [bedrijf02] een samenwerkingsovereenkomst (hierna: de overeenkomst) getekend. Enkele dagen later, op 20 januari 2021, is [gedaagde01] opgericht. Met instemming van [bedrijf01] , [bedrijf02] . en [gedaagde01] is de overeenkomst vanaf dat moment voortgezet met [bedrijf01] en [gedaagde01] als contractspartijen.
2.3.
Op basis van de overeenkomst mocht [gedaagde01] gebruik maken van het internetplatform (hierna: de website) van [bedrijf01] . Via deze webite konden klanten van [gedaagde01] online een afspraak inplannen voor het uitvoeren van een corona-sneltest (hierna: commerciële testen).
2.4.
In de overeenkomst staat onder meer, voor zover van belang:

Artikel 2 - Levering van dienst en vergoeding
1. Partij 2 [ [bedrijf01] ] stelt een online platform ten behoeve van het reserveren van afspraken en doorgeven van informatie aan derden ter beschikking aan Partij 1 genaamd ‘Speedcovidtest’.
2. In ruil voor de in lid 1 genoemde diensten keert Partij 1 aan Partij 2 een fixed fee uit van EUR 1,- (een euro) exclusief 21% BTW per ingeplande afspraak door afnemers.
3. Facturatie van de in lid 3 genoemde fixed fee vindt wekelijks plaats door Partij 2 aan Partij 1.
[…]”
2.5.
Sinds 17 mei 2021 heeft [gedaagde01] ook sneltesten uitgevoerd waarbij werkgevers werknemers kunnen laten testen op corona, op kosten van de overheid (hierna: werkgeverstesten). Per afgenomen test werd vanuit het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan [gedaagde01] een vergoeding betaald van € 3,75, tegenover een brutowinst van € 25,00 tot € 45,00 voor elke commerciële test.
2.6.
De afspraken voor de werkgeverstesten werden met meerdere tegelijk door [gedaagde01] via de website ingeboekt.
2.7.
[bedrijf01] had inzage in het afsprakensysteem en kon op die manier monitoren hoeveel testafspraken er werden ingepland. Daarnaast stuurde [gedaagde01] wekelijks een overzicht van het aantal gemaakte afspraken. Op basis van deze gegeven factureerde [bedrijf01] wekelijks aan [gedaagde01] .
2.8.
In de periode 24 mei 2021 tot en met 9 september 2021 heeft [bedrijf01] aan [gedaagde01] negen facturen gestuurd, van in totaal € 32.153,43. Elke factuur had een betalingstermijn van zeven dagen. Een factuur ter hoogte van € 2.224,08 is nadien door [bedrijf01] ingetrokken.
2.9.
[gedaagde01] heeft de facturen voldaan voor het gedeelte wat zag op de commerciële testafspraken. [gedaagde01] heeft daarvoor op 2 oktober 2021 € 13.564,10 overgemaakt aan [bedrijf01] . De overige gedeelten van de facturen heeft [gedaagde01] onbetaald gelaten.
2.10.
De overeenkomst is per email van 11 juni 2021 door [gedaagde01] opgezegd en zodoende per 9 september 2021 beëindigd.
2.11.
Op 10 september 2021 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank aan [bedrijf01] verlof verleend tot het leggen van conservatoir derdenbeslag ten laste van [gedaagde01] voor een bedrag van € 43.220,18. [bedrijf01] heeft vervolgens beslag laten leggen onder de ING Bank en Stichting Open Nederland.

3..Het geschil

3.1.
[bedrijf01] eist samengevat om [gedaagde01] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen, aan hem te betalen:
  • € 16.365,25 aan hoofdsom en € 561,61 aan rente daarover tot en met 15 oktober 2021, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
  • € 1.092,86 als vergoeding van de buitengerechtelijke kosten;
  • de proceskosten met rente en nakosten, waaronder de kosten van de door [bedrijf01] ten laste van [gedaagde01] gelegde conservatoire beslagen.
3.2.
[bedrijf01] baseert de eis op het volgende. Op basis van de overeenkomst mocht [bedrijf01] voor elke - via de website ingeplande - testafspraak € 1,00 exclusief 21% btw in rekening brengen bij [gedaagde01] . [gedaagde01] heeft de vergoeding voor de ingeplande werkgeverstesten niet aan [bedrijf01] voldaan, ook niet na daartoe te zijn aangemaand.
3.3.
[gedaagde01] voert verweer en vindt dat de vorderingen moeten worden afgewezen, met veroordeling van [bedrijf01] in proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4 ..De beoordeling

4.1.
Tussen [bedrijf01] en [gedaagde01] is in geschil of en, zo ja, welke betalingsverplichting er nog resteert op basis van de overeenkomst. Dit twistpunt is terug te voeren op de vraag of de tariefafspraak van € 1,00 per ingeplande afspraak alleen geldt voor de commerciële testen of ook voor de werknemerstesten.
Afwijkende tariefafspraken
4.2.
[gedaagde01] verweert zich met de stelling dat zij met [bedrijf01] is overeengekomen dat de werkgeverstesten niet onder hetzelfde tarief vielen als de commerciële testen. De afspraak in de overeenkomst dat zij € 1,00 per ingeplande testafspraak aan [bedrijf01] diende te betalen is gebaseerd op de commerciële testen, waarbij elke klant zelf een individuele afspraak maakt via de website. Deze tariefafspraak zag niet op de werkgeverstesten, die voornamelijk in bulk door [gedaagde01] zelf werden ingevoerd in het afsprakensysteem.
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde01] betoogd dat zij dit medio mei 2021 met [bedrijf01] heeft besproken. [bedrijf01] zou de werkgeverstesten niet in rekening brengen bij [gedaagde01] . Dit alles zou zijn besproken voordat [gedaagde01] de werkgeverstesten is gaan aanbieden. Daarnaast zou erkenning van de afwijkende afspraken volgen uit de houding van [bedrijf01] , omdat hij de werkgeverstesten aanvankelijk niet in de facturering betrok.
4.4.
[bedrijf01] betwist de stellingen van [gedaagde01] . Volgens hem is er geen sprake geweest van afwijkende tariefafspraken. [gedaagde01] heeft pas op een later moment, per email, aan hem medegedeeld dat zij niet bereid was om ook voor de werkgeverstesten € 1,00 per ingeplande afspraak te betalen. Partijen hebben daar op voorhand geen overleg over gevoerd. Dat [bedrijf01] de werkgeverstesten pas later aan [gedaagde01] is gaan factureren, kwam doordat [bedrijf01] de facturen opstelde aan de hand van de aantallen testafspraken die [gedaagde01] doorgaf. Nadat was begonnen met de uitvoering van de werkgeverstesten, constateerde [bedrijf01] grote verschillen tussen de door [gedaagde01] doorgegeven aantallen en de aantallen testafspraken die via het afsprakensysteem zelf zichtbaar waren. Vervolgens heeft [bedrijf01] de facturen opgesteld op basis van de aantallen die hij kon zien via het afsprakensysteem.
4.5.
Aangezien [gedaagde01] zich beroept op de rechtsgevolgen van de - van de oorspronkelijke overeenkomst - afwijkende tariefafspraken en haar verweer wordt gekwalificeerd als een bevrijdend verweer, draagt zij hiervan de stelplicht en zo nodig de bewijslast. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde01] haar verweer onvoldoende heeft onderbouwd. De blote stelling dat er afwijkende tariefafspraken zijn gemaakt met betrekking tot de werkgeverstesten is, mede gelet op de betwisting hiervan door [bedrijf01] , onvoldoende. [gedaagde01] heeft geen stukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat er dergelijke afwijkende tariefafspraken zijn gemaakt. Daarnaast had het op haar weg gelegen om nader te onderbouwen hoe de afwijkende afspraken tot stand zouden zijn gekomen, bijvoorbeeld door gedetailleerd aan te geven met wie, wanneer en waar hierover met elkaar zou zijn gesproken en wat de gemaakte afspraken inhielden. Ook de stelling dat [gedaagde01] uit de houding van [bedrijf01] mocht opmaken dat hij de werkgeverstesten niet in rekening zou brengen, is gezien de gemotiveerde betwisting door [bedrijf01] niet voldoende onderbouwd door [gedaagde01] . Door niet aan haar stelplicht (in het kader van haar verweer) te voldoen, wordt aan bewijslevering niet toegekomen. Dat er sprake was van afwijkende tariefafspraken is dan ook niet komen vast te staan.
Redelijkheid en billijkheid
4.6.
[gedaagde01] voert daarnaast aan dat toewijzing van de vordering van [bedrijf01] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. [gedaagde01] is de werkgeverstesten enkel gaan uitvoeren om haar naamsbekendheid te vergroten en daardoor op termijn ook meer commerciële testen te kunnen genereren. Hiervan zou [bedrijf01] dan meeprofiteren. De werkgeverstesten zelf waren verliesgevend. [bedrijf01] was hiervan op de hoogte en desondanks heeft hij niet te kennen gegeven dat hij ook voor de werkgeverstesten € 1,00 in rekening zou brengen. Als hij dit wel kenbaar had gemaakt, zou [gedaagde01] andere keuzes hebben gemaakt. De vergoeding van € 1,00 die [gedaagde01] aan [bedrijf01] moet betalen, staat niet in verhouding tot de vergoeding van € 3,75 die [gedaagde01] ontvangt per werkgeverstest.
4.7.
[bedrijf01] is het hier niet mee eens. Als [gedaagde01] voor een dergelijk laag bedrag de testen wil aanbieden, had zij een ander platform voor het maken van de testafspraken moeten aanzoeken.
4.8.
De kantonrechter is van oordeel dat het door [gedaagde01] gedane beroep op de redelijkheid en billijkheid niet slaagt. [gedaagde01] heeft er bewust voor gekozen om de werkgeverstesten te gaan aanbieden. Dit deed zij om naamsbekendheid te krijgen en in de wetenschap dat deze testen voor haar niet kostendekkend zouden zijn. Omdat [bedrijf01] heeft samengewerkt met [gedaagde01] om de bulkinvoer van testafspraken technisch mogelijk te maken op de website, stelt de kantonrechter vast dat [bedrijf01] wel op de hoogte was van - het voornemen tot - het uitvoeren van de werkgeverstesten. Gezien de betwisting door [bedrijf01] is echter niet vast komen te staan dat [bedrijf01] ervan op de hoogte was dat deze testen niet kostendekkend zouden zijn. Zelfs al zou dit anders zijn en [bedrijf01] hiervan wél op de hoogte was dan betekent dat niet dat hij geen recht heeft op het overeengekomen tarief. Het staat [gedaagde01] vrij dergelijke bedrijfseconomische keuzes te maken, maar zij kan de eventuele financiële gevolgen van deze keuzes niet op [bedrijf01] afwentelen. Het verweer van [gedaagde01] wordt dan ook verworpen.
4.9.
Uit het voorgaande blijkt dat de vordering van [bedrijf01] zal worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.10.
[bedrijf01] vordert buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.092,86. De kantonrechter is van oordeel dat [bedrijf01] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen. Daarbij zullen de kosten worden toegewezen voor een bedrag van € 938,65, omdat dit het bedrag is wat conform de wettelijke staffel geldt voor de gevorderde hoofdsom van € 16.365,25.
4.11.
[gedaagde01] heeft de ingangsdatum van de rente betwist omdat deze is verbonden met facturen die [gedaagde01] voor het grootste deel pas bij ontvangst van de beslagstukken heeft ontvangen. De kantonrechter gaat hieraan voorbij, nu [bedrijf01] dit standpunt heeft weersproken door aan te voeren dat de facturen telkens op de normale manier, per email, zijn verstuurd. Daarnaast kon [gedaagde01] de facturen inzien via de website van [bedrijf01] . Omdat deze werkwijze door partijen werd gebezigd vanaf het begin van de overeenkomst, acht de kantonrechter het niet aannemelijk dat [gedaagde01] enkel - en uitgerekend - de door haar betwiste facturen niet zou hebben ontvangen. De gevorderde rente wordt toegewezen zoals gevorderd.
Beslag- en proceskosten
4.12.
[bedrijf01] vordert [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. De vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op (€ 253,29 + € 253,29 + € 92,02 =) € 598,60 voor explootkosten, € 309,00 voor griffierecht en € 563,00 salaris advocaat (1 punt x € 563,00). Dit is totaal € 1.470,60.
4.13.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [bedrijf01] tot vandaag vast op € 125,09 aan dagvaardingskosten, € 507,00 aan griffierecht en € 746,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 373,00). Dit is totaal € 1.378,09. Ook de gevorderde nakosten en de over deze nakosten gevorderde rente worden toegewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.14.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [bedrijf01] te betalen € 17.865,51, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over € 16.926,86 vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.470,60;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van [bedrijf01] tot vandaag vastgesteld op € 1.378,09, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] in de na vandaag te maken proceskosten (nakosten), begroot op € 120,00 aan salaris voor de gemachtigde en als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en het vonnis is betekend, de explootkosten van deze betekening met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over deze kosten vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A. van Egmond en in het openbaar uitgesproken.
51668