In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de commanditaire vennootschap Student Housing III C.V. en een gedaagde, aangeduid als [gedaagde01]. De eiser, Student Housing, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege huurachterstand. De gedaagde had de huurovereenkomst opgezegd per 1 december 2021, maar had vanaf mei 2021 tot en met november 2021 de huur niet volledig betaald, met uitzondering van september. De gedaagde voerde aan dat hij geen huur hoefde te betalen vanwege gebreken aan de woning en zijn financiële situatie. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn claims over gebreken en dat hij zijn betalingsverplichtingen niet had nagekomen. De kantonrechter wees de vordering van Student Housing toe, waarbij de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 3.116,50, inclusief buitengerechtelijke kosten en rente. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.065,84 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.