ECLI:NL:RBROT:2022:9079

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
10/690152-11
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering uitstel voorwaardelijke invrijheidstelling met een termijn van 720 dagen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan in een vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, die een gevangenisstraf van 16 jaren ondergaat, had recht op voorwaardelijke invrijheidstelling op 10 juli 2022, maar het Openbaar Ministerie diende op 9 juni 2022 een vordering in om deze invrijheidstelling geheel achterwege te laten. De rechtbank heeft de zaak op 6 oktober 2022 behandeld, waarbij de officier van justitie en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, zijn gehoord. De raadsman heeft verzocht om aanhouding om deskundigen te horen en heeft betoogd dat de vordering afgewezen moet worden omdat niet is aangetoond dat de veroordeelde zich niet goed heeft gedragen.

De rechtbank heeft diverse adviezen van de reclassering en deskundigen in overweging genomen. De reclassering adviseerde een begeleid wonen traject, maar het NIFP stelde voor om de veroordeelde klinisch te behandelen. De rechtbank oordeelde dat, gezien de problematiek van de veroordeelde en zijn weigering om aan de behandeling mee te werken, uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling noodzakelijk was. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie tot uitstel met 720 dagen toegewezen, zodat er een nieuwe kans voor voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden overwogen in de toekomst.

De rechtbank heeft de beslissing genomen in samenstelling van de voorzitter en twee rechters, en de griffier heeft de uitspraak vastgelegd. De rechtbank heeft het verzoek van de verdediging om aanhouding afgewezen, en benadrukt dat de gewijzigde wetgeving geen invloed heeft op de beoordeling door de psychiater.

Uitspraak

Rechtbank ROtterdam
Team straf 1
VI-zaaknummer: 99/000162-25
Parketnummer: 10/690152-11
Datum uitspraak: 20 oktober 2022
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank in de zaak tegen de veroordeelde

[verdachte01] ,

geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting (PI) [detentieadres01],
raadsman mr. A.S. Sewgobind, advocaat te Eindhoven.

Opgelegde straf

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam van 24 april 2012, is aan de veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 16 jaren, met aftrek van voorarrest.
Bij uitspraak van de meervoudige kamer voor strafzaken van 28 mei 2020 is de
voorwaardelijke invrijheidstelling uitgesteld voor de duur van 6 maanden.
De veroordeelde komt in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling op 10 juli 2022, met een strafrestant van 1767 dagen.

Vordering

Op 9 juni 2022 heeft het Openbaar Ministerie een vordering ingediend tot het geheel
achterwege blijven van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde.
Bij de vordering zijn overgelegd het adviesrapport van 16 mei 2022 van Reclassering
Nederland (hierna ook: de reclassering) en de adviezen van 2 mei en 8 juni 2022 van de inrichting waar de veroordeelde verblijft.

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek van de zaak heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van 6
oktober 2022.
De officier van justitie mr. M. van den Berg en de veroordeelde, bijgestaan door zijn
raadsman en de tolk Papiamento, [naam01] , zijn gehoord.
Voorts zijn als deskundigen gehoord:
  • [naam02] , inrichtingspsycholoog in PI [detentieadres01] ;
  • [naam03] , plaatsvervangend hoofd Detentie & Re-integratie in
PI [detentieadres01] ;
- [naam04] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
De officier van justitieheeft de vordering mondeling gewijzigd in die zin dat is gerekwireerd tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling met 720 dagen.
De raadsmanheeft primair verzocht om aanhouding om de psychiater van het NIFP en de deskundige van Trajectum als getuigen-deskundigen te horen. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering afgewezen dient te worden, omdat niet is gebleken dat zijn
cliënt geen goed gedrag heeft vertoond. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht om uitstel van de voorwaardelijke invrijheidsstelling met een minimale duur, zodat een begeleid wonen traject kan worden opgestart.

Beoordeling

Over de veroordeelde zijn diverse adviezen uitgebracht door de reclassering, Trajectum en het NIFP. Aanvankelijk werd een begeleid wonen traject in combinatie met een ambulante behandeling voor zijn angst- en achterdochtproblematiek in samenhang met zijn lage
intelligentie geadviseerd. Daarna is door het NIFP gerapporteerd. De onderzoekende en rapporterende psychiater heeft geadviseerd de veroordeelde met het oog op het voorgaande vooreerst voor een jaar in een klinische setting – CTP Veldzicht – te plaatsen, zodat hij behandeld zou kunnen worden. Dat laatste weigert de veroordeelde nu, waar het Openbaar
Ministerie dit als voorwaarde voor de voorwaardelijke invrijheidsstelling heeft gesteld en dit mede door de reclassering wordt geadviseerd.
De rechtbank maakt de uitgebrachte rapporten en de opvatting van het NIFP tot de hare, waar zij de noodzaak tot klinische behandeling en daarmee monitoring van het gedrag door deskundigen noodzakelijk acht, zulks gelet op de problematiek van de veroordeelde die in het verleden vele malen tot agressief gedrag en geweld heeft geleid, zelfs binnen de setting van een penitentiaire inrichting waarin de veroordeelde sinds 2011 verblijft. Een klinische opname van maximaal een jaar wordt noodzakelijk geacht als eerste stap van zijn resocialisatie. Nu de veroordeelde een klinische opname weigert, rest de rechtbank niets anders dan de voorwaardelijke invrijheidstelling in zoverre niet toe te kennen en te bepalen dat de gewijzigde vordering van het Openbaar Ministerie tot uitstel met 720 dagen zal worden gevolgd. Op deze manier kan een hernieuwde poging voor een voorwaardelijke invrijheidstelling worden gewaagd.
De raadsman heeft nog gesteld dat zijn cliënt het slachtoffer zou zijn van de gewijzigde
regelgeving welke het rapporteren van het NIFP tot gevolg heeft gehad en daarmee het
advies tot klinische opname, waar eerder een begeleid wonen traject werd geadviseerd. Maar nu eenmaal die beoordeling en advisering voorligt, dient de rechtbank daarover te beslissen, hetgeen heeft geleid tot de bovengenoemde overweging. De gewijzigde wetgeving heeft geen invloed op de beoordeling van de psychiater. Het verzoek van de verdediging om aanhouding om de psychiater te horen, wordt dan ook afgewezen.

Beslissing

wijst toe de vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling;

bepaalt dat de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt uitgesteld met een
termijn van 720 (zevenhonderdtwintig) dagen;

wijst af het meer of anders gevorderde of verzocht.

Deze beslissing is genomen door mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. D.F. Smulders en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Knook, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 oktober 2022.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat de beslissing mede te ondertekenen.