In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Nieuw Thuis Rotterdam en twee huurders, aangeduid als [gedaagde01] en [gedaagde02]. De eiser, Nieuw Thuis, vorderde betaling van stookkosten die niet door de huurders waren voldaan. De huurders huren sinds 16 september 2016 een woning van Nieuw Thuis, waarbij de maandelijkse huurprijs een voorschot op de stookkosten omvat. De huurders hebben de jaarlijkse afrekeningen over de jaren 2016 tot en met 2020 onbetaald gelaten, ondanks herhaalde aanmaningen van de verhuurder.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 april 2022 hebben de huurders hun verweer gepresenteerd. [gedaagde01] betwistte de hoogte van de afrekeningen en vond de verschillen tussen de jaren onbegrijpelijk, terwijl [gedaagde02] aanvoerde dat zij sinds maart 2020 niet meer in de woning woont. De kantonrechter oordeelde dat de afrekeningen correct waren en dat de huurders verantwoordelijk zijn voor hun verbruik. De rechter verwierp de argumenten van de huurders en oordeelde dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van de stookkosten, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten.
De kantonrechter heeft de huurders veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 4.480,90 aan Nieuw Thuis, inclusief proceskosten van € 1.128,57. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de verhuurder het bedrag kan vorderen voordat de zaak definitief is afgerond.