ECLI:NL:RBROT:2022:9035

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/644743 / KG ZA 22-784
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de geldigheid van arbeidsovereenkomsten en inbreuk op geheimhoudings- en concurrentiebedingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen Hadek Protective Systems B.V. en [gedaagde01] over de geldigheid van arbeidsovereenkomsten en de inbreuk op geheimhoudings- en concurrentiebedingen. Hadek, een bedrijf dat zich bezighoudt met de im- en export van materialen voor elektriciteitscentrales, heeft [gedaagde01] in dienst gehad. De arbeidsovereenkomst van 2 januari 2014 bevatte bepalingen over geheimhouding en concurrentie. Na beëindiging van het dienstverband in maart 2022 vorderde Hadek dat [gedaagde01] zich zou houden aan deze bedingen, omdat hij inmiddels voor een concurrent werkte.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de rechtsverhouding tussen partijen wordt beheerst door de arbeidsovereenkomst van 2014, ondanks de ondertekening van een nieuwe overeenkomst in 2019 voor Hadek Dubai. De rechter oordeelde dat [gedaagde01] in strijd handelde met het non-concurrentiebeding door werkzaamheden voor Ergon te verrichten, een directe concurrent van Hadek. Ook werd vastgesteld dat hij vertrouwelijke informatie had doorgestuurd naar zijn privé-mailadres, wat inbreuk maakte op de geheimhoudingsplicht.

De vorderingen van Hadek werden grotendeels toegewezen, waarbij [gedaagde01] werd veroordeeld om binnen 24 uur na betekening van het vonnis iedere schending van de arbeidsovereenkomst te staken en gestaakt te houden tot 1 april 2024, met een dwangsom voor elke dag dat hij in gebreke bleef. De rechter compenseerde de proceskosten tussen partijen, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/644743 / KG ZA 22-784
Vonnis in kort geding van 24 oktober 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HADEK PROTECTIVE SYSTEMS B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
eiseres,
advocaat mr. M.C.V. Dornstedt te Hellevoetsluis,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde,
advocaat mr. R. van Noord te Ridderkerk.
Partijen worden hierna Hadek en [gedaagde01] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 september 2022, met producties 1 t/m 18;
  • de akte houdende vermeerdering van eis en overleggen producties, met producties 19 t/m 22, van Hadek;
  • de producties 1 t/m 18 van [gedaagde01] ;
  • de mondelinge behandeling op 10 oktober 2022;
  • de pleitnota van Hadek;
  • de pleitnota van [gedaagde01] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Hadek houdt zich onder meer bezig met de im- en export van materiaal ten behoeve van het bekleden van schoorstenen in elektriciteitscentrales. De heren [naam01] en [naam02] zijn de zelfstandig bevoegde bestuurders van Hadek.
2.2.
[gedaagde01] is op 1 januari 2014 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Hadek in de functie van [functie01] . Hij is de neef van [naam01] en de kleinzoon van [naam02] .
2.3.
De arbeidsovereenkomst tussen partijen van 2 januari 2014 (die [naam01] namens Hadek heeft ondertekend) vermeldt, voor zover relevant, het volgende:
“(…)
Artikel 5: Geheimhouding.
5.1
Werknemer verbindt zich zowel gedurende het bestaan van de arbeidsovereenkomst alsook nadat de arbeidsovereenkomst om welke reden dan ook zal zijn geëindigd op geen enkele wijze, aan wie dan ook enige mededeling te doen van gegevens van vertrouwelijke aard betreffende de onderneming van werkgever, waarvan werknemer in het kader van zijn werkzaamheden bij werkgever kennis heeft genomen en waarvan hij vertrouwelijk karakter kent of behoort te kennen.
5.2
Indien werknemer in strijd met zijn geheimhoudingsverplichting van dit artikel mocht handelen, zal werknemer - zulks in uitdrukkelijke afwijking van artikel 7:650 lid 3 BW - werkgever, zonder dat enige ingebrekestelling is vereist voor iedere overtreding een boetesom verbeuren ten bedrage van 5 (vijf) maal het laatst geldende bruto maandsalaris van werknemer, onverminderd het recht ven werkgever om, in plaats van de boete, volledige schadevergoeding te vorderen. Werkgever is bovendien bevoegd om naast de boete of schadevergoeding een verbod op het onrechtmatig handelen van werknemer te vorderen.
5.3
De betaling van de schadevergoeding of boete ontslaat werknemer niet van de verplichtingen zoals genoemd in deze bepaling.
Artikel 6: Documenten.
6.1
Het is werknemer verboden op welke wijze dan ook documenten of correspondentie of afschriften hiervan, die zij in verband met zijn werkzaamheden bij werkgever onder zich heeft gekregen, in particulier bezit te hebben of te houden, uitgezonderd voor zolang dit voor de uitoefening van zijn werkzaamheden voor werkgever is vereist. In ieder geval is werknemer verplicht zonder enig verzoek daartoe, om dergelijke documenten, correspondentie of afschriften hiervan aan het einde van het dienstverband, danwel bij non-activiteit om welke reden dan ook, onmiddellijk aan werkgever ter hand te stellen.
(…)
Artikel 8: Concurrentiebeding.
8.1
Werknemer is zowel tijdens de arbeidsovereenkomst als gedurende een periode van twee jaar na het beëindigen van het dienstverband verboden om:
  • in dienst te treden en of werkzaamheden te verrichten voor of namens (hetzij tegen vergoeding hetzij om niet) een onderneming gelijk of gelijksoortig aan die van werkgever en/of gelijksoortig aan die van aan werkgever gelieerde ondernemingen en verboden in enigerlei vorm een onderneming gelijk of gelijksoortig aan die van de werkgever en/of gelijksoortig aan die van werkgever gelieerde ondernemingen, te vestigen, te drijven, of te doen drijven, direct dan wel indirect, alsook enig belang in een dergelijke onderneming te hebben;
  • direct of indirect, voor zichzelf, of voor anderen contacten met opdrachtgevers, relaties, licentiegevers, licentienemers, leveranciers, subcontractors en afnemers te onderhouden, waarmee werkgever gedurende het dienstverband contact heeft onderhouden;
  • te trachten, direct of indirect, personeel van werkgever of van een aan werkgever gelieerde vennootschap, ertoe te bewegen in dienst te treden bij (een onderneming van) werknemer dan wel bij een andere werkgever.
8.2
Bij iedere overtreding door werkgever van het bepaalde in dit artikel verbeurt werknemer ten behoeve van werkgever - zulks in uitdrukkelijke afwijking van artikel 7:650 lid 3 BW - zonder sommatie of in gebrekestelling een direct opeisbare boete gelijk aan vijf maal het laatst geldende bruto maandsalaris, alsmede een boete gelijk aan één bruto maandsalaris voor elke dag dat de overtreding voortduurt. Werkgever is bovendien bevoegd om naast de boete of schadevergoeding een verbod op het onrechtmatig handelen van werknemer te vorderen.
8.3
De betaling van de schadevergoeding of boete ontslaat werknemer niet van de verplichtingen zoals genoemd in deze bepaling,
(…)”
2.4.
In 2019 is Hadek DWC LLC, gevestigd te Dubai, opgericht (hierna: Hadek Dubai). Hadek is enig aandeelhouder van Hadek Dubai. [naam01] heeft de functie van [functie02] van Hadek Dubai.
2.5.
Op 13 mei 2019 heeft [gedaagde01] een arbeidsovereenkomst ondertekend voor de functie van [functie03] van Hadek Dubai, dat daarbij werd vertegenwoordigd door [naam01] . Deze arbeidsovereenkomst vermeldt, voor zover relevant, het volgende:
“(…)
3.3.
During the term of this Contract, the Employee acknowledges that he/she shall be employed
solely by theHADEK DWC-LLC.
(…)
ARTICLE 10 – EXCLUSIVITY AND NON-COMPETITION
10.1.
The Employee agrees not to engage during the tenure of this Contract, in the employment
or service of any entity or employer other thanHADEK DWC-LLC, whether inside or outside UAE, whether for or without valuable consideration, or to carry on or engage in any professional, commercial or financial work.
10.2.
The Employee shall not during the term of this Contract, directly or indirectly, whether as
an owner, partner, shareholder, director , employee, consultant, distributor, agent, representative, sponsor or otherwise carry on or be engaged, concerned or interested in carrying on any business or employment which may compete with the business ofHADEK DWC-LLC.
(…)
ARTICLE 17 – GENERAL PROVISIONS
(…)
17.2.
This Contract shall contain the full agreement betweenHADEK DWC-LLC(the
Employer”) and[gedaagde01](the “Employee”) regarding the provisions and conditions of the employment relationship. It replaces all previous agreements.
(…)”
2.6.
Bij brief van 22 maart 2022 schrijft Hadek het volgende aan [gedaagde01] :
“Zoals afgesproken beëindigt Hadek jouw dienstverband per eind maart 2022. (…)
Tenslotte wil ik je nog wijzen op jouw verplichting, om geen contact meer te onderhouden met enige huidige of voormalige relatie van Hadek. Zoals je weet kan het verstrekken van informatie aan dergelijke relaties voor Hadek zeer schadelijk zijn.
(…)”
2.7.
Bij brief van 1 april 2022 heeft de advocaat van [gedaagde01] aan Hadek onder meer medegedeeld dat [gedaagde01] ermee instemt dat het dienstverband wordt beëindigd per 31 maart 2022.
2.8.
Op 21 juni 2022 heeft Hadek bij de voorzieningenrechter te Rotterdam een (aangepast) verzoek ingediend tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag op bescheiden, gegevensdragers, administratie en documenten betrekking hebbende op (relaties van) Hadek die [gedaagde01] onder zich heeft, een en ander met de aanstelling van een gerechtelijk bewaarder voor de in beslag te nemen bescheiden.
Bij beschikking van 23 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter het verzochte bewijsbeslag onder bepaalde voorwaarden en beperkingen toegewezen en DigiJuris B.V. (hierna: DigiJuris) aangesteld als gerechtelijk bewaarder. De termijn voor het instellen van de hoofdzaak is bepaald op 4 weken na afronding van het gelegde beslag.
2.9.
Op 25 augustus 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder de beschikking van 23 juni 2022 betekend aan [gedaagde01] en conservatoir bewijsbeslag gelegd. Van de beslaglegging is een proces-verbaal opgemaakt.
2.10.
Op 9 september 2022 heeft de voorzieningenrechter op verzoek van Hadek de termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak verlengd met 28 dagen.
2.11.
Bij brief van 16 september 2022 heeft (de advocaat van) Hadek [gedaagde01] gesommeerd om de schending van de contractuele bedingen c.q. concurrerende activiteiten te staken en contractuele boetes te betalen.

3.Het geschil

3.1.
Hadek vordert – na vermeerdering van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. [gedaagde01] te veroordelen tot nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiende uit
de met Hadek op 2 januari 2014 gesloten arbeidsovereenkomst, en in het verlengde daarvan [gedaagde01] te veroordelen om binnen uiterlijk 24 uur na betekening van het te wijzen vonnis iedere schending (wanprestatie) van de in de arbeidsovereenkomst opgenomen bedingen – artikel 5 (geheimhouding), artikel 6 (documenten onder zich) en artikel 8 (concurrentie- en relatiebeding) – ogenblikkelijk te staken en gestaakt te houden, voor wat betreft het concurrentie- en relatiebeding gedurende de looptijd daarvan, een en ander op straffe van een dwangsom ad € 25.000,- voor iedere dag dat [gedaagde01] daarmee in gebreke is en blijft, althans een zodanige dwangsom als de voorzieningenrechter in deze meent redelijk en passend te zijn;
a1) [gedaagde01] , in overeenstemming met artikel 6 van de arbeidsovereenkomst, te bevelen om binnen uiterlijk 24 uur na betekening van het te wijzen vonnis over te gaan tot afgifte aan Hadek van alle gegevens en informatie die eigendom zijn van Hadek en die [gedaagde01] nog in zijn bezit heeft, dit zonder daarvan op enige wijze een kopie achter te houden, een en ander op straffe van een dwangsom ad € 10.000,- voor iedere dag dat [gedaagde01] daarmee in gebreke is en blijft, althans een zodanige dwangsom als de voorzieningenrechter in deze meent redelijk en passend te zijn;
[gedaagde01] te veroordelen om de door hem aan Hadek verschuldigde contractuele boetes vanwege zijn schending van het concurrentie-, relatie- en geheimhoudingsbeding te voldoen, welk boetebedrag, berekend tot en met de dag van betekening van onderhavige dagvaarding, beloopt € 50.000,- per overtreding plus p.m.;
[gedaagde01] te veroordelen tot het binnen uiterlijk 24 uur na betekening van het te wijzen vonnis ogenblikkelijk staken en gestaakt houden van zijn onrechtmatig handelen jegens Hadek, in welke vorm en op welke wijze dan ook, dat gedurende de looptijd van het non-concurrentie/relatiebeding waaraan [gedaagde01] zich jegens Hadek heeft gebonden, dat op straffe van een dwangsom ad € 100.000,- voor iedere dag dat [gedaagde01] hiermede in gebreke is en blijft, althans een zodanige dwangsom als de voorzieningenrechter in deze meent redelijk en passend te zijn;
[gedaagde01] te veroordelen tot het ogenblikkelijk (af)geven van inzage of afschrift van de door Hadek in onderhavige dagvaarding en het rekest d.d. 21 juni 2022 gevraagde informatie en bescheiden, dat op straffe van een dwangsom ad € 10.000,- voor iedere dag dat [gedaagde01] daarmede in gebreke is en blijft, te rekenen vanaf betekening van het te wijzen vonnis, althans een zodanige termijn en dwangsom als de voorzieningenrechter in deze meent redelijk en passend te zijn;
[gedaagde01] te veroordelen om ogenblikkelijk afschrift van de bescheiden die door het bewijsbeslag zijn getroffen aan Hadek te verstrekken;
te bepalen dat de wijze waarop het hiervoor gevorderde afschrift zal worden verschaft, zal bestaan uit afgifte door DigiJuris van de door haar bewaarde kopieën van de door het beslag getroffen bescheiden aan Hadek;
[gedaagde01] te veroordelen in de kosten van het geding, waaronder begrepen de kosten van het op 25 augustus 2022 ten laste van gedaagde gelegde conservatoire bewijsbeslag;
[gedaagde01] te veroordelen in de beslagkosten, de kosten van de gerechtelijke bewaarder DigiJuris daaronder begrepen, tot op heden begroot op een bedrag ad € 5.278,93 inclusief BTW + p.m.;
i. [gedaagde01] te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure, waaronder de nakosten;
[gedaagde01] te veroordelen tot betaling van een vergoeding van de terzake door Hadek getrooste juridische kosten, door haar gesteld op een bedrag ad, afgerond, € 50.000,- inclusief omzetbelasting, althans een zodanig bedrag als de voorzieningenrechter meent in deze redelijk en passend te zijn;
[gedaagde01] te veroordelen in de kosten van onderhavige procedure, daaronder begrepen het salaris van de advocaat.
3.2.
Hadek heeft ter zitting mondeling verklaard haar vorderingen te willen wijzigen, in die zin dat:
  • het gevorderde onder c) een subsidiaire vordering betreft, voor het geval de voorzieningenrechter meent dat [gedaagde01] niet gebonden is aan de bedingen in de arbeidsovereenkomst;
  • met de onder d) gevraagde informatie en bescheiden specifiek wordt bedoeld die stukken die in randnummer 31 van het beslagrekest zijn omschreven.
3.3.
[gedaagde01] voert verweer. Hij concludeert tot afwijzing van de vorderingen dan wel (gedeeltelijke) verwijzing naar een bodemprocedure, met veroordeling van Hadek in de kosten van de procedure. [gedaagde01] maakt bezwaar tegen de ter zitting opgevoerde eiswijziging.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De eiswijziging met betrekking tot vorderingen c) en d), die Hadek ter zitting naar voren heeft gebracht, wordt buiten beschouwing gelaten. Deze eiswijziging voldoet niet aan de eisen die de wet eraan stelt. De voorzieningenrechter heeft Hadek ter zitting gewezen op het in artikel 130 lid 1 Rv neergelegde schriftelijkheidsvereiste. Hadek heeft vervolgens nagelaten de gewenste eiswijziging op schrift te stellen. Bovendien heeft [gedaagde01] bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging. Dat betekent dat wordt uitgegaan van de vorderingen van Hadek die zijn geformuleerd in de akte houdende vermeerdering van eis.
4.2.
In de eerste plaats moet worden beoordeeld welke rechtsverhouding er geldt tussen partijen. Hadek verwijst naar de arbeidsovereenkomst tussen partijen van 2 januari 2014. Daartegenover staat het standpunt van [gedaagde01] dat tussen partijen alleen de arbeidsovereenkomst van 13 mei 2019 heeft te gelden. Daarbij voert [gedaagde01] aan dat het bij de oprichting van Hadek Dubai de bedoeling was dat hij [functie03] zou worden en alleen nog werkzaamheden zou verrichten ten behoeve van Hadek Dubai. Daar is ook uitvoering aan gegeven. De arbeidsovereenkomst van 2019 heeft die van 2014 vervangen, zoals ook blijkt uit artikel 17.2 van de arbeidsovereenkomst van 2019. [naam01] heeft beide arbeidsovereenkomsten namens de werkgever ondertekend en Hadek Dubai is een 100% dochteronderneming van Hadek. Dat leidt ertoe dat Hadek zich, volgens [gedaagde01] , niet kan verweren met de stelling dat zij geen partij is bij de overeenkomst van 2019.
4.3.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de arbeidsovereenkomst van mei 2019 is gesloten tussen Hadek Dubai en [gedaagde01] . Hadek is daarbij geen partij en kan niet door een derde worden gebonden aan die overeenkomst. Voor zover [gedaagde01] een beroep doet op vereenzelviging, slaagt dat beroep niet. Hadek en Hadek Dubai zijn zelfstandige entiteiten. [gedaagde01] heeft geen bijzondere omstandigheden gesteld die rechtvaardigen dat de handelwijze van Hadek Dubai kan worden toegerekend aan Hadek. Dat beide arbeidsovereenkomsten door [naam01] namens de werkgever zijn ondertekend, is daarvoor onvoldoende. [naam01] heeft de arbeidsovereenkomst van 2014 getekend in de hoedanigheid van bestuurder van Hadek en die van 2019 in de hoedanigheid van bestuurder van Hadek Dubai. In het geval [gedaagde01] in strijd handelt met enig beding uit de arbeidsovereenkomst met Hadek Dubai, is het aan Hadek Dubai om die inbreuk tegen te gaan. Hadek staat daar buiten.
Daar komt bij dat onvoldoende is gebleken dat er feitelijke uitvoering is gegeven aan de arbeidsovereenkomst tussen Hadek Dubai en [gedaagde01] . [gedaagde01] heeft onweersproken gelaten dat hij ook na mei 2019 enkel loon heeft ontvangen van Hadek en niet van Hadek Dubai. De stelling van [gedaagde01] dat hij sinds mei 2019 alleen werkzaamheden verrichtte ten behoeve van Hadek Dubai, heeft Hadek uitdrukkelijk betwist en [gedaagde01] heeft dat onvoldoende onderbouwd. [gedaagde01] voert, onder overlegging van diverse vliegtickets, aan dat hij na het opzetten van Hadek Dubai maandelijks te vinden was in Dubai. Die stelling moet worden genuanceerd. Bestudering van de tickets leert namelijk dat het, met uitzondering van één ticket, gaat om vluchten van Amsterdam naar New Delhi of terug, met slechts een tussenstop in Dubai. Voorts weegt mee dat [gedaagde01] er kennelijk van uitging dat de arbeidsovereenkomst van 2014 nog bestond. Hij ging er immers bij brief van zijn advocaat mee akkoord dat zijn dienstverband bij Hadek werd beëindigd.
4.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtsverhouding tussen partijen wordt beheerst door de arbeidsovereenkomst van 2 januari 2014. Dat betekent dat [gedaagde01] , ook na het einde van zijn dienstverband, in beginsel gehouden is om bepaalde bedingen in die overeenkomst na te komen. Het antwoord op de vraag of [gedaagde01] bij de bespreking over het einde van het dienstverband mondeling heeft toegezegd geen contact te onderhouden met huidige en voormalige relaties van Hadek, zoals Hadek stelt maar [gedaagde01] betwist, kan daarmee in het midden blijven.
4.5.
[gedaagde01] voert het verweer dat het non-concurrentiebeding is komen te vervallen, doordat het beding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken door zijn niet voorziene carrièrestap. Hij wijst erop dat hij eerst drie jaar in de binnendienst heeft gewerkt als Technical Sales Support en daarna is bevorderd tot Technical Sales Executive (uitvoerend), een functie die extern is gericht. Bij de eerste functiewijziging had het non-concurrentiebeding opnieuw moeten worden overeengekomen om zijn geldigheid te bewaren. Het beding vormt voor [gedaagde01] , gezien zijn specialisatie met betrekking tot het product Pennguard, een grote belemmering om in een gelijkwaardige werkkring een nieuwe functie te vinden, aldus [gedaagde01] .
4.6.
Indien de wijziging van de functie gedurende de loop van de arbeidsovereenkomst van zo ingrijpende aard is dat het non-concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder gaat drukken, dan stelt de Hoge Raad de eis dat een dergelijk beding opnieuw moet worden gesloten. Dit volgt uit het vereiste dat het beding schriftelijk moet worden overeengekomen. Bij de beoordeling of het beding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken als gevolg van de functiewijziging, is van belang de vraag of, en zo ja, in hoeverre en in welke mate, die wijziging na een eventuele beëindiging van het dienstverband van de werknemer, bij handhaving van het concurrentiebeding een belemmering voor hem zal vormen om een nieuwe, gelijkwaardige werkkring hetzij in loondienst, hetzij als zelfstandig ondernemer te vinden. De mate waarin de wijziging van de arbeidsverhouding redelijkerwijze was te voorzien voor de werknemer toen deze het beding aanvaardde, kan eveneens een rol spelen (vgl. HR 5 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ2224,
AVM Accountants / Spaan).
4.7.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat [gedaagde01] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het non-concurrentiebeding als gevolg van zijn functiewijziging aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken. De enkele omstandigheid dat hij vanuit een functie in de binnendienst naar een functie in de buitendienst ging, betekent niet zonder meer dat het beding zwaarder is gaan drukken. Overwogen wordt dat de functie van [gedaagde01] bij aanvang verkoopondersteunend was. Het ligt dan voor de hand dat hij vanuit die functie ook contacten had met klanten en relaties van Hadek. Verder wordt in aanmerking genomen dat het hier gaat om een (relatief klein) familiebedrijf. Verwacht mag worden dat [gedaagde01] bij goed functioneren zou kunnen doorstromen. Een functiewijziging was dan ook redelijkerwijs voorzienbaar. Ten slotte geldt dat [gedaagde01] in beide functies met het product Pennguard werkte, zodat niet valt in te zien waarom zijn specialisatie op dat punt met de functiewijziging zwaarder is gaan drukken.
4.8.
Het verweer van [gedaagde01] dat aan Hadek geen beroep toekomt op het non-concurrentiebeding omdat Hadek heeft aangestuurd op de beëindiging van zijn dienstverband, slaagt niet. Artikel 7:653 lid 4 BW bepaalt dat een werkgever alleen dan geen rechten kan ontlenen aan een non-concurrentiebeding, indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Dat is gesteld noch gebleken.
4.9.
Aangenomen wordt dan ook dat Hadek jegens [gedaagde01] rechten kan ontlenen aan het overeengekomen non-concurrentiebeding.
4.10.
Vervolgens ligt de vraag voor of er sprake is van een schending van artikel 5 (geheimhouding), 6 (teruggave van documenten) en/of 8 (non-concurrentie) van de arbeidsovereenkomst tussen partijen door [gedaagde01] .
4.11.
Vaststaat dat [gedaagde01] thans werkzaamheden verricht voor Ergon, al dan niet in dienstverband, in het laatste geval in de functie van Independent Sales Consultant.
De voorzieningenrechter begrijpt dat Ergon voorheen als leverancier het product Pennguard verkocht aan Hadek, maar dat Ergon eind 2021 de samenwerking met Hadek heeft beëindigd om zelf haar product op de markt te gaan aanbieden. Daarmee is Ergon een directe concurrent van Hadek. Door werkzaamheden te verrichten voor Ergon, terwijl de overeengekomen looptijd van het non-concurrentiebeding in artikel 8.1 van de arbeidsovereenkomst van twee jaar nog niet is verstreken, handelt [gedaagde01] in strijd met dat beding.
4.12.
Hadek meent dat [gedaagde01] zonder haar toestemming zakelijke mailberichten heeft doorgezonden naar zijn privé-mailadres en daarmee inbreuk heeft gemaakt op artikel 6 van de arbeidsovereenkomst. [gedaagde01] voert daartegen aan dat er vanuit Hadek regelmatig e-mailberichten naar zijn privé-mail werden verstuurd. Hij onderbouwt dat met een productie. Die productie bevat e-mailcorrespondentie die zijn stelling op dit punt bevestigt. Dat brengt met zich dat Hadek redelijkerwijs niet aan [gedaagde01] kan tegenwerpen dat zij voor het gebruik van zijn privé-mail voor zakelijke doeleinden geen toestemming heeft gegeven.
4.13.
De voorzieningenrechter stelt echter vast dat [gedaagde01] , blijkens de door Hadek als productie 13 overgelegde e-mailcorrespondentie, diverse mailberichten tussen Hadek en externe relaties en interne mailberichten van januari en februari 2022 met betrekking tot verschillende projecten van Hadek heeft doorgestuurd naar zijn privé-mailadres. Aangezien hij op dat moment al was vrijgesteld van werkzaamheden en partijen aan het onderhandelen waren over het einde van zijn dienstverband, was er voor [gedaagde01] geen zakelijk belang om zo te handelen. Hij heeft daarvoor ook geen goede verklaring gegeven. Aldus staat vast dat [gedaagde01] thans beschikt over vertrouwelijke informatie van/over klanten, relaties en projecten van Hadek, waaronder informatie met betrekking tot het Mahagenco-project in India. Daarnaast stelt Hadek dat haar vertegenwoordiger in India haar medio september 2022 heeft gemeld dat [gedaagde01] omstreeks juli 2022, namens Ergon, Mahagenco Paras Power Station (de relatie waar het Mahagengo-project op ziet) heeft bezocht. Gelet daarop en het feit dat Ergon een directe concurrent is van Hadek, is de vrees van Hadek dat [gedaagde01] haar concurrentie aandoet met de informatie die hij heeft verkregen door zijn dienstverband bij Hadek, voldoende reëel. Daarmee maakt [gedaagde01] niet alleen inbreuk op het non-concurrentiebeding, maar ook op de artikelen 5 en 6 van de arbeidsovereenkomst.
4.14.
[gedaagde01] voert nog aan dat Hadek geen belang heeft bij handhaving van de bedingen, omdat Hadek na de beëindiging van de samenwerking met Ergon is overgestapt van de verkoop van Pennguard naar het product Hadek Blok. Ergon heeft zelf alle informatie over het Pennguard product en [gedaagde01] heeft geen ervaring met Hadek Blok, zodat [gedaagde01] niet beschikt over kennis waarmee hij kan concurreren met Hadek, aldus [gedaagde01] .
Dit verweer houdt geen stand. [gedaagde01] miskent dat het niet alleen gaat om zijn kennis van het product Pennguard, maar ook om de kennis die hij heeft ten aanzien van de werkwijze en de klanten van Hadek en vertrouwelijke informatie die hij in handen heeft met betrekking tot prijsaanbiedingen van Hadek aan klanten en kostenberekeningen. Hadek stelt terecht dat [gedaagde01] met die informatie in staat is om klanten van Ergon een beter aanbod te doen, waardoor Hadek omzet misloopt en schade lijdt. Hadek heeft er dan ook belang bij dat [gedaagde01] zich houdt aan de bedingen. [gedaagde01] betwist bovendien niet dat Hadek eerst distributeur was van het product van Ergon en dat zij het bewuste product – nu Ergon dat niet langer uitlevert – zelf onder eigen naam is gaan produceren.
4.15.
Aan het verzoek van [gedaagde01] tot (gedeeltelijke) verwijzing naar een bodemprocedure wordt voorbij gegaan, nu hij daarvoor geen grondslag heeft gesteld.
4.16.
Dat brengt met zich dat de vordering onder a) wordt toegewezen, in die zin dat [gedaagde01] wordt veroordeeld om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis iedere schending van artikel 5, 6 en 8 van de arbeidsovereenkomst van 2 januari 2014 te staken en gestaakt te houden gedurende de looptijd van het non-concurrentiebeding, derhalve tot 1 april 2024. De daaraan te verbinden dwangsom wordt beperkt en gemaximeerd, zoals in de beslissing vermeld.
4.17.
De vordering onder a1) wordt afgewezen. Hoewel aannemelijk is dat [gedaagde01] bepaalde gegevens en informatie van Hadek onder zich heeft die hij op grond van artikel 6 van de arbeidsovereenkomst dient te retourneren dan wel te vernietigen, heeft Hadek onvoldoende concreet gemaakt welke informatie of bescheiden zij terugvordert. Nu de vordering te algemeen is geformuleerd en derhalve onvoldoende bepaald is, reikt het te ver om deze in kort geding toe te wijzen. Dat klemt temeer nu Hadek aan die veroordeling een dwangsom wenst te verbinden.
4.18.
Het gevorderde onder b) ziet op betaling van contractuele boetes ten titel van voorschot. Ingevolge vaste jurisprudentie is ten aanzien van een geldvordering in kort geding terughoudendheid geboden en moeten dienaangaande naar behoren feiten en/of omstandigheden worden aangewezen die meebrengen dat een zodanige voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed is geboden (HR 14 april 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5519,
HBS / Danestyle). Nu Hadek daarvoor geen (apart) spoedeisend belang heeft gesteld, en ter zitting ook niet heeft gereageerd op vragen daaromtrent, ligt het gevorderde voorschotbedrag reeds om die reden voor afwijzing gereed.
4.19.
Met de veroordeling van [gedaagde01] om iedere schending van de drie desbetreffende bedingen in de arbeidsovereenkomst te staken en gestaakt te houden, heeft Hadek geen belang bij toewijzing van de (bovendien blijkbaar slechts subsidiair bedoelde maar cumulatief geformuleerde) vordering onder c). Deze ligt voor afwijzing gereed.
4.20.
De onder d) gevorderde inzage of afschrift van stukken wordt eveneens afgewezen. Er wordt verwezen naar de “
in onderhavige dagvaarding en het rekest d.d. 21 juni 2022 gevraagde informatie en bescheiden” zonder nadere concretisering. Daarbij komt dat, ervan uitgaande dat Hadek bedoelt te verwijzen naar randnummer 54 van de dagvaarding en randnummer 31 van het rekest, een vergelijking van die randnummers leert dat daarin niet hetzelfde staat. Dat brengt met zich dat geen sprake is van een voldoende duidelijke en bepaalbare, vordering.
4.21.
De vorderingen onder e) en f) die strekken tot overlegging van een afschrift van de door het bewijsbeslag getroffen bescheiden treffen hetzelfde lot als vordering d). Deze vorderingen zijn te ruim geformuleerd en om die reden niet toewijsbaar. Daarbij wordt nog opgemerkt dat bij een bewijsbeslag, zeker in het geval waarbij gegevensdragers worden gekopieerd, in de regel veel meer beslagen wordt dan waarvoor het verlof is verleend. Doorgaans wordt dit opgelost, doordat de IT-specialist of de deurwaarder na beslaglegging een selectie maakt. Of dat in het onderhavige geval is gebeurd, is niet bekend. De mogelijkheid bestaat dat, bij toewijzing, Hadek afschriften krijgt van meer bescheiden en stukken dan waar zij recht op heeft.
4.22.
Ten aanzien van de onder g) t/m k) gevorderde vergoeding van proces- en beslagkosten wordt als volgt overwogen.
Hadek heeft voor de onder j) gevorderde daadwerkelijk gemaakte juridische kosten, zowel in de dagvaarding als in haar pleitnota, geen grondslag gesteld. Pas ter zitting, in de tweede termijn, verklaart Hadek desgevraagd dat zij als gevolg van de handelwijze van [gedaagde01] genoodzaakt is om een procedure jegens hem aanhangig te maken en daardoor vermogensschade lijdt. Dat is echter geen grond, en dus onvoldoende, om te komen tot een volledige proceskostenveroordeling.
De voorzieningenrechter overweegt verder dat de vorderingen onder g), h), i) en k) elkaar (deels) overlappen. De in h) gevorderde vergoeding van de beslagkosten ligt ook in g) besloten. De gevraagde veroordeling in de proceskosten komt terug in zowel g), i) en k). Hadek heeft hierop, hoewel daarnaar gevraagd, geen toelichting gegeven. Wat daar ook van zij, nu de vordering tot afgifte van de door het bewijsbeslag getroffen bescheiden is afgewezen, ontbreekt een grondslag voor vergoeding van de beslagkosten.
Partijen zijn over en weer op punten in het ongelijk gesteld. Dat geeft aanleiding om de kosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om, binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, iedere schending van artikel 5, 6 en 8 van de arbeidsovereenkomst van 2 januari 2014 te staken en gestaakt te houden tot 1 april 2024;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Hadek een dwangsom te betalen van € 1.000,- voor iedere dag dat hij niet aan de in 5.1. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 100.000,- is bereikt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2022.
2091 / 2009