In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 juni 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [naam kind01] en [naam kind02]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 13 juni 2022, maar de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West heeft verzocht om een verdere verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar. Dit verzoek is gedaan omdat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen en de communicatie tussen de ouders. Tijdens de mondelinge behandeling zijn zowel de moeder als de vader verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en een vertegenwoordiger van de GI was ook aanwezig.
De feiten tonen aan dat de kinderen bij de moeder wonen en dat het ouderlijk gezag door beide ouders wordt uitgeoefend. De vader heeft zorgen geuit over de veiligheid van de kinderen en de hulpverlening, terwijl de moeder aangeeft dat er nog veel hulpverlening loopt en dat het belangrijk is dat het SCHIP-traject wordt voortgezet. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de kinderen nog steeds ernstig wordt bedreigd en dat de ouders niet in staat zijn om in het belang van de kinderen te communiceren. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling van [naam kind01] en [naam kind02] te verlengen voor een periode van vijf maanden, tot 13 november 2022.
De kinderrechter heeft beide ouders aangespoord om hun medewerking aan het hulpverleningstraject te blijven verlenen en heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de kinderen en de ouders aanwezig zijn tijdens afspraken met de GI. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.