ECLI:NL:RBROT:2022:8982

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 mei 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/636891 / JE RK 22-279 en C/10/636473 / JE RK 22-831
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij in jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 mei 2022 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over [naam kind01], geboren op [geboortedatum01] te [geboorteplaats01]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [naam kind01] sinds 2018 onder toezicht staat en in een pleeggezin verblijft vanwege zorgen over zijn veiligheid bij de moeder. De moeder heeft zich niet gehouden aan afspraken en er is geen contact meer tussen haar en [naam kind01] sinds mei 2020. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering tot voogdes te benoemen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van [naam kind01] is om duidelijkheid te geven over zijn opgroeisituatie en dat de pleegouders een veilige en liefdevolle omgeving bieden. De rechtbank heeft het verzoek van de Raad toegewezen en het gezag van de moeder beëindigd, terwijl de GI als voogd is benoemd. De verzoeken van de GI om verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing zijn afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met een schriftelijke vaststelling op 23 mei 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugd
Zaaknummer: C/10/636891 / JE RK 22-279 en C/10/636473 / JE RK 22-831
Datum uitspraak: 6 mei 2022
Beschikking over ondertoezichtstelling, uithuisplaatsing en gezagsbeëindiging
in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming,

hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam,
en
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen: de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2009 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [naam kind01] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,

[naam02] en [naam03] ,

hierna te noemen: de pleegouders, wonende te [woonplaats02] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 30 maart 2022, ingekomen bij de griffie op 30 maart 2022;
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 8 april 2022, ingekomen bij de griffie op 8 april 2022.
Op 10 mei 2022 heeft de rechtbank de zaak met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind01] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord;
- namens de Raad, [naam04] ;
- namens de GI, [naam05] ;
- de pleegouders.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de moeder (die bij brieven van 13 april 2022 en van 14 april 2022 is opgeroepen).

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 20 februari 2018 is [naam kind01] voorlopig onder toezicht gesteld. Op 14 mei 2018 is [naam kind01] onder toezicht gesteld. [naam kind01] is op 21 februari 2018 met een machtiging van de kinderrechter bij de huidige pleegouders (netwerkpleeggezin) geplaatst. Van 14 juli 2019 tot 4 november 2019 woonde hij bij de moeder. De ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] zijn bij beschikking van 12 april 2021 laatstelijk verlengd tot 14 mei 2022.
De GI heeft zich bij brief van 22 februari 2022 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

De verzoeken

De Raad verzoekt het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogdes over [naam kind01] te benoemen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind01] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens heeft de GI verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een pleeggezin te verlengen voor de duur van een jaar.

De standpunten

De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind01] is al een tijd uit huis geplaatst. Hij is een korte tijd teruggeplaatst bij de moeder, maar is vervolgens weer met spoed uit huis geplaatst nadat hij met verwondingen op school kwam. [naam kind01] geeft aan dat de moeder dat heeft gedaan, de moeder ontkent. Sindsdien is er een patstelling ontstaan. [naam kind01] heeft zich in de tussentijd gesetteld in het pleeggezin, dat goed voor hem zorgt. De contacten met de moeder verliepen niet goed omdat de afspraken door de moeder niet werden nagekomen. [naam kind01] voelt zich afgewezen door de moeder en zijn ontwikkeling is hierdoor beschadigd. De moeder geeft op haar beurt aan dat zij geen contact kan krijgen met de GI en dat zij goed contact heeft met de pleegouders. Dat contact is er de laatste tijd echter niet. De moeder komt haar verplichtingen naar [naam kind01] niet na. Tijdens het onderzoek van de Raad heeft de moeder aangegeven dat zij wil dat [naam kind01] weer bij haar komt wonen. De Raad is er gedurende het onderzoek echter niet achter gekomen wat de moeder weerhoudt om haar moederrol op te pakken. [naam kind01] voelt veel spanningen omtrent de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing, omdat hij bang is dat hij terug moet naar de moeder. Een gezagsbeëindigende maatregel is in het belang van [naam kind01] om hem de duidelijkheid te geven dat hij mag opgroeien bij de pleegouders.
De GI staat achter het verzoek van de Raad. De moeder is door de GI en de hulpverlening per email op de hoogte gebracht van de zitting, de moeder heeft niet geantwoord. De moeder reageert al jaren niet op de berichten van de GI en komt niet naar de zittingen omtrent de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. [naam kind01] heeft zijn moeder twee jaar geleden voor het laatst fysiek gezien, maar de zittingen zorgen ieder jaar voor veel spanning bij hem. [naam kind01] heeft baat bij rust en duidelijkheid. Het is in zijn belang dat hij kan opgroeien bij de pleegouders, zonder dat zijn moeder gezag over hem heeft. De pleegouders kunnen hem bieden wat hij nodig heeft. De verzoeken van de GI zijn gedaan voor het geval dat de gezagsbeëindigende maatregel niet wordt uitgesproken.
De pleegouders staan achter het verzoek van de Raad. De pleegouders hebben van de oma moederszijde gehoord dat de moeder op de hoogte is van de zitting. [naam kind01] woont al ruim vier jaar in het gezin en hij is daar onderdeel van geworden. [naam kind01] betekent voor de pleegouders net zoveel als de andere kinderen. [naam kind01] heeft bij de pleegouders een vertrouwde plek waar hij veilig is. De pleegouders hopen dat [naam kind01] bij hen mag blijven. De pleegouders merken veel spanning bij [naam kind01] in de aanloop naar zittingen. [naam kind01] is getraumatiseerd en er is veel verdriet bij hem zichtbaar. [naam kind01] is bang dat hij terug moet naar zijn moeder. Sinds de laatste uithuisplaatsing heeft de pleegmoeder geprobeerd om contact te houden met de moeder, het contact met de moeder is echter verwaterd en de moeder heeft de kansen om haar moederrol op te pakken laten liggen.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, van het BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [naam kind01] een belaste voorgeschiedenis heeft waarbij hij is opgegroeid in een instabiele en onveilige gezinssituatie bij de moeder. In februari 2018 is [naam kind01] in het netwerkpleeggezin geplaatst vanwege zorgen over zijn fysieke veiligheid bij de moeder. Na een korte thuisplaatsing is [naam kind01] op 4 november 2019 opnieuw in het netwerkpleeggezin geplaatst, waar hij tot op heden verblijft. [naam kind01] had aangegeven dat hij door zijn moeder werd geslagen, wat door de moeder wordt ontkend.
Gedurende de uithuisplaatsing van [naam kind01] bij de pleegouders heeft de moeder zich niet gehouden aan de afspraken rondom de contacten met [naam kind01] . Sinds mei 2020 is er geen contact meer tussen de moeder en [naam kind01] . In de contacten die er destijds wel waren, leek de moeder niet aan te kunnen sluiten bij de behoeften van [naam kind01] en lukte het haar niet de belangen van [naam kind01] boven die van haarzelf te zetten. De moeder heeft niet geprofiteerd van de hulpverlening die is ingezet. Zij legt de problemen bij [naam kind01] neer en gaf aan dat hij verantwoordelijk is voor de ontstane situatie. De moeder heeft uit haarzelf geen pogingen ondernomen om het contact met [naam kind01] te herstellen. Daarbij komt dat de moeder, sinds [naam kind01] niet meer bij haar woont, niet thuis geeft als er belangrijke beslissingen genomen moeten worden over [naam kind01] . Zo geeft zij geen toestemming voor medische zorg, waardoor [naam kind01] ondanks een doorverwijzing door de tandarts niet terecht kan bij een orthodontist. Dit alles heeft ertoe geleid dat [naam kind01] zich afgewezen voelt door zijn moeder.
Sinds [naam kind01] in het pleeggezin verblijft laat hij een positieve ontwikkeling zien. De pleegouders zijn in staat om de fysieke veiligheid van [naam kind01] te waarborgen en bieden hem de liefde, de structuur en de duidelijkheid die hij nodig heeft. Hoewel [naam kind01] door zijn problematiek nog gedragsproblemen kan laten zien, staan de pleegouders open voor hulpverlening en zij en ook [naam kind01] kunnen hiervan profiteren. [naam kind01] is ingegroeid in het pleeggezin en wil graag bij hen blijven. Hoewel [naam kind01] al een lange tijd geen contact meer heeft met zijn moeder, is hij nog altijd bang om terug naar zijn moeder te moeten. De procedures rondom de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing zorgen voor terugkerende spanningen bij hem. [naam kind01] heeft behoefte aan duidelijkheid over de plek waar hij mag opgroeien. De rechtbank is met het de Raad en de GI eens dat de pleegouders een veilige en liefdevolle plek bieden aan [naam kind01] en gunt het hem om zonder angst bij hen op te kunnen groeien.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [naam kind01] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hem te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
Net als de Raad hebben de pleegouders aangegeven de voorkeur te hebben om voogdij te beleggen bij de GI. Zij ervaren de betrokkenheid van mw. [naam05] als steunend. Daarbij zal de ondersteuning van de GI nuttig zijn indien er in de toekomst ruimte ontstaat bij de moeder om op enigerlei wijze weer betrokken te zijn in het leven van [naam kind01] . De GI heeft zich bereid verklaard de voogdij op zich te nemen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de GI de meest aangewezen (rechts)persoon is om met de voogdij over [naam kind01] te worden belast.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:276, eerste lid, van het BW wordt de ouder van wie het gezag is beëindigd, veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de opvolger in dit bewind, ervan uitgaande dat de ouder het bewind voerde over het vermogen van de minderjarige.
Aangezien het gezag van de moeder over [naam kind01] wordt beëindigd en de GI tot voogdes zal worden benoemd, zal de rechtbank de verzoeken van de GI om verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] afwijzen.

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam01] , geboren op [geboortedatum02] te [geboorteplaats02] , over [naam kind01] ;
benoemt tot voogdes over [naam kind01] , de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (in de persoon van [naam05] );
veroordeelt de moeder aan de voogdes rekening en verantwoording van het gevoerde bewind over het vermogen van [naam kind01] te doen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister;
wijst af de verzoeken van de GI.
De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2022 door mr. M.P. van der Stroom, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W. Apeldoorn, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 23 mei 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.