ECLI:NL:RBROT:2022:898

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
9 februari 2022
Zaaknummer
632439 / HA RK 22-95
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking verzoek niet-ontvankelijk verklaard na eindbeslissing rechter

In deze zaak hebben verzoekers, [naam verzoeker 1] en [naam verzoeker 2], op 17 januari 2022 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. C.E. Bos, rechter in de rechtbank Rotterdam. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechter op 3 december 2021 in een bestuursrechtelijke procedure, waarin de rechter een eindbeslissing had genomen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek te laat is ingediend, aangezien de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment van het verzoek. Volgens artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan een rechter die een zaak heeft behandeld, niet meer gewraakt worden nadat hij een einduitspraak heeft gedaan. De wrakingskamer heeft daarom geoordeeld dat verzoekers niet-ontvankelijk zijn in hun verzoek tot wraking. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken en is openbaar uitgesproken op 26 januari 2022.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 632439 / HA RK 22-95
Beslissing van 26 januari 2022
op het verzoek van
[naam verzoeker 1]
en
[naam verzoeker 2],
wonende te [adres] ,
verzoekers,
strekkende tot wraking van:
mr. C.E. Bos, rechter in de rechtbank Rotterdam, team bestuur 3 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1.
De rechter heeft in het door [naam verzoeker 1] ingestelde bestuursrechtelijke beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westvoorne op 3 december 2021 uitspraak gedaan. Die procedure draagt als kenmerk ROT 21 / 3063.
1.2.
Bij brief van 15 januari 2022, ingekomen ter griffie op 17 januari 2022, hebben verzoekers wraking van de rechter verzocht.
1.3.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt de uitspraak van 3 december 2021.
1.4.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van het e-mailbericht van de rechter van 24 januari 2022.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 8:15 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter reeds een einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
2.2.
Op 3 december 2021 heeft de rechter in de hiervoor omschreven procedure uitspraak gedaan. Die uitspraak is een eindbeslissing waarmee de behandeling van de zaak door de rechter is geëindigd.
2.3.
Het wrakingsverzoek is op 17 januari 2022 en derhalve na de uitspraak van voormelde beslissing ingediend.
Uit het vorenstaande volgt dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan. Verzoekers zijn daarom kennelijk niet-ontvankelijk in hun verzoek tot wraking van de rechter. Verzoekers zullen op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 8, lid 2, aanhef en onder d, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek.
2.4.
Gelet op de te geven beslissing kan de vraag of [naam verzoeker 2] een procespartij is, die een verzoek als bedoeld in artikel 8:15 Abw kan doen, verder onbesproken worden gelaten.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. C.E. Bos.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.P. Hameete, voorzitter, mr. K.J. Bezuijen en
mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, rechters.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door mr. K.J. Bezuijen in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2022 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en door hen ondertekend.