In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de zorg- en omgangsregeling voor de minderjarige [voornaam minderjarige01]. De moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent, verzocht om de omgangsregeling te wijzigen van eens per vier weken naar eens per drie weken, met een evaluatie na twee contactmomenten. De moeder heeft de afgelopen jaren te maken gehad met ingrijpende persoonlijke omstandigheden en heeft haar kind, [voornaam minderjarige01], sinds zijn uithuisplaatsing in 2019 slechts beperkt kunnen zien. De GI, Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, heeft verweer gevoerd tegen de uitbreiding van de omgang, stellende dat de huidige regeling in het belang van [voornaam minderjarige01] is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de omgangsregeling van eens per vier weken het meest in het belang van de minderjarige is, gezien de onrust die de huidige omgangsfrequentie met zich meebrengt en de zorgen over de opvoedkundige vaardigheden van de moeder. De kinderrechter heeft het verzoek van de moeder afgewezen en de bestaande omgangsregeling bevestigd. De beslissing is genomen met het oog op het welzijn van [voornaam minderjarige01], die al drie jaar bij pleegouders verblijft en daar de nodige stabiliteit en zorg ontvangt. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de GI de mogelijkheid onderzoekt om de omgang vaker bij de moeder thuis te laten plaatsvinden, maar dat dit niet ten koste mag gaan van de stabiliteit van [voornaam minderjarige01].