ECLI:NL:RBROT:2022:896

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
9 februari 2022
Zaaknummer
C/10/621698 / JE RK 21-1862
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 27 januari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van vier minderjarigen, te weten [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2], [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen. De minderjarigen zijn onder toezicht gesteld en verblijven op verschillende locaties, waaronder een behandelgroep en bij grootouders. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de hechting tussen de kinderen en de moeder, en dat de hulpverlening tot nu toe onvoldoende is geweest. De moeder heeft aangegeven dat zij bereid is om mee te werken aan hulpverlening, maar er zijn twijfels over haar emotionele beschikbaarheid en de effectiviteit van de ingezette hulp. De rechtbank heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 7 mei 2022, met de nadruk op de noodzaak van passende hulpverlening voor zowel de kinderen als de moeder. De GI is verplicht om actief te blijven zoeken naar mogelijkheden voor terugplaatsing van de kinderen, waarbij de individuele problematiek van elk kind in acht moet worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Meervoudige Kamer
zaaknummer: C/10/621698 / JE RK 21-1862
datum uitspraak: 27 januari 2022

beschikking over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2007 op [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2009 op [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] ,

[naam minderjarige 3] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 3] 2011 op [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 3] ,

[naam minderjarige 4] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 4] 2012 op [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 4] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
advocaat: mr. 1. van Baaren, kantoorhoudende te Rotterdam,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
 de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 27 oktober 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
 de brief met bijlagen van mr. I. van Baaren voornoemd van 26 november 2021, ingekomen bij de rechtbank op 30 november 2021;
 brieven van de rechtbank aan de procespartijen van 6 december 2021;
 de briefrapportage met bijlagen van de GI van 16 december 2021, ingekomen bij de griffie op 23 december 2021;
 de briefrapportage met bijlage van de GI van 5 januari 2022, ingekomen bij de griffie op 6 januari 2022;
 het gezinsplan van de GI van 6 januari 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
 brieven van de rechtbank aan de procespartijen van 6 januari 2022;
 de ter zitting van 13 januari 2022 door mr. Van Baaren overgelegde pleitaantekeningen met bijlagen;
 de ter zitting van 13 januari 2022 door de moeder overgelegde brief.
Op 13 januari 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de rechtbank de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
 [voornaam minderjarige 2] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord;
 de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. I. van Baaren;
 [persoon A] en [persoon B] namens de GI.
Opgeroepen en niet verschenen is: de vader.
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, heeft de rechtbank het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van mw. [persoon C] . De rechtbank heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
[voornaam minderjarige 1] heeft haar mening schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft bijzondere toegang tot de zitting verleend aan mevrouw [persoon D] , begeleidster bij Fier, en dhr. [persoon E] en mw. [persoon F] , de grootouders
moederszijde (mz).

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige 1] verblijft op een behandelgroep van Fier te Capelle aan den IJssel.
[voornaam minderjarige 2] verblijft bij de grootouders mz.
[voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] verblijven bij Prokino te Capelle aan den IJssel.
Bij beschikking van 7 mei 2020 zijn [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] onder toezicht
gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst op 29 april 2021 tot 7 mei 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 27 oktober 2021 de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 28 januari 2022. Ten aanzien van [voornaam minderjarige 2] is bij deze beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de grootouders mz, verlengd tot 28 januari 2022. De beslissing op het resterende deel van het verzoek is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 3] , en [voornaam minderjarige 4] in
een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling. Ten aanzien van [voornaam minderjarige 2] verzoekt de GI een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de grootouders mz, voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Hiervan resteert de periode tot 7 mei 2022.
Ter zitting heeft de GI het resterende deel van het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. De huidige jeugdbeschermer is sinds september 2021 betrokken. De minderjarigen hebben veel meegemaakt en kampen met trauma’s. Ten aanzien van alle kinderen zijn er zorgen over de hechting met de moeder. [voornaam minderjarige 2] woont nu bij zijn grootouders en er is bij hem sprake van bedplassen. De bedoeling is dat hij zijn behandeling bij Youz gaat hervatten. Bij [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] wordt op de groep forse gedragsproblematiek gezien. De moeder vertelt dat de kinderen naar huis kunnen. Met name bij [voornaam minderjarige 3] is echter sprake van angst. Zij heeft ook slaapproblemen. Op school ziet men dat [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] niet voldoende lunch bij zich hebben. Prokino geeft aan dat de groepsleiding de minderjarigen motiveert om zelfstandig brood te smeren. Gebleken is dat zij hun brood al hebben opgegeten voordat de school begint, waardoor de indruk ontstaat dat zij geen lunch bij zich hebben. Daarnaast ziet men dat [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] niet altijd passend zijn gekleed voor de tijd van het jaar. Prokino draagt niet de verantwoordelijkheid voor de aanschaf van kleding. Beide kinderen krijgen maandelijks € 50,- en het is aan de moeder en het netwerk om dit aan te vullen. Omdat [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] bij Prokino verblijven, zijn zij voor een behandeling bij Youz op een wachtlijst gezet met een gemiddelde duur van zes maanden. Zij zijn twee maanden geleden ingeschreven en kunnen naar verwachting dus pas over vier maanden terecht. Op verzoek van de jeugdbeschermer heeft de gemeente de beschikking voor het vervoer van Prokino naar school verlengd tot 28 januari 2022.
De GI betreurt het dat er acht weken lang geen (begeleide) omgang tussen de moeder en de minderjarigen heeft plaatsgehad, onder meer door personeelstekort en ziekte van de jeugdbeschermer. De huidige jeugdbeschermer zou de bezoeken begeleiden. Hoewel zij samen met de moeder naar oplossingen heeft gezocht, kon men vanwege het drukke schema van de moeder door haar opleiding en werk niet eerder tot bezoekafspraken komen.
Er zijn ernstige zorgen over de gehechtheidsrelatie tussen de minderjarigen en de moeder. De vraag is of de moeder voldoende emotioneel beschikbaar is en kan aansluiten bij de behoeften van de kinderen. De GI vindt Video Interactie Begeleiding - Gehechtheid (VIBG) de meest passende methodiek om de relatie tussen de moeder en de minderjarigen te verbeteren. Het is echter niet gelukt om op korte termijn met VIB-G te starten. Het wijkteam benoemt dat [voornaam minderjarige 1] mogelijk niet meer thuis komt wonen. Ook is het ingewikkeld om voor vier kinderen VIB-G in te zetten. Daarnaast heeft de moeder aangegeven zich niet prettig te voelen bij VIB-G, omdat zij gefilmd zal worden en een reflectieve houding van haar wordt verwacht. De jeugdbeschermer heeft contact gezocht met de behandelaar van de moeder om te vragen of de moeder VIB-G aan zou kunnen. Daarnaast is er naar alternatieven voor VIB-G gezocht en bekeken of de GI een vorm van observatie kan bieden die meer op de ouder-kindrelatie is gericht om de bezoekregeling vorm te geven. De moeder zegt echter regelmatig afspraken af. Tot slot is de optie van een gezinsopname besproken. De combinatie van de gedragsproblematiek van de minderjarigen, die voortvloeit uit hechtingsproblematiek en de persoonlijke problematiek van de moeder maakt dat een gezinsopname niet passend is. Hoewel de GI het belangrijk vindt dat duidelijk wordt waar de minderjarigen gaan opgroeien, staat dat op dit moment nog niet vast. Wel is voor de GI duidelijk dat een terugplaatsing van de minderjarigen op dit moment niet tot de mogelijkheden behoort. Gelet op de ernst van de problematiek zou dit heel schadelijk zijn voor hun ontwikkeling.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is bepleit om het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing af te wijzen. Hierbij is verwezen naar de ter zitting overgelegde pleitaantekeningen.
De moeder beseft dat er sprake is van problematiek en staat achter de ondertoezichtstelling.
Er zijn echter geen gronden meer voor de machtiging uithuisplaatsing. De situatie is gewijzigd. De moeder heeft de relatie met haar (ex-)partner verbroken. Ook is zij met haar opleiding gestopt en neemt zij geen extra werk meer aan. Het contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige 1] is verbeterd.
Tijdens de zitting van 27 oktober 2021 heeft de kinderrechter aan de GI de opdracht gegeven zich in te spannen om in de daaropvolgende periode passende hulpverlening in te zetten en de mogelijkheden naar thuisplaatsing te onderzoeken. Het lijkt nu of de inzet van VIB en ambulante spoedhulp (ASH) nog ter discussie staat, maar toen is al ter sprake gekomen dat deze hulpverlening passend lijkt te zijn. Daarnaast diende een duidelijke omgangsregeling te worden vastgesteld, waarbij de minderjarigen de moeder op regelmatige basis zouden zien. Ook dit is niet gebeurd. Op 26 november 2021 heeft de advocaat twee brieven naar de rechtbank verstuurd en de zorgen hierover uitgesproken. Pas hierna en dus vijf weken na de beschikking van 27 oktober 2021 heeft de GI aan de moeder een omgangsregeling gestuurd. De omgang werd niet uitgebreid. Ook werd niet toegestaan dat de minderjarigen tijdens de kerstvakantie bij de moeder zouden slapen, wat wel de bedoeling was. Er heeft geen objectief onderzoek plaatsgevonden. Vanaf het begin heeft de GI het standpunt ingenomen dat de minderjarigen niet teruggeplaatst kunnen worden en lijkt daardoor niet meer actief toe te werken naar een thuisplaatsing.
De GI schetst een beeld dat de moeder geen medewerking verleent, maar dit beeld klopt niet. De moeder heeft geen enkele keer geweigerd om toestemming te verstrekken voor medische informatie. Zij heeft wel degelijk op eerste afroep de volmacht ondertekend. De moeder is onder behandeling van een psycholoog. Zij vindt het lastig om zich sensitief uit te drukken. Dit zit in haar karakter. VIB-G maakt haar dan ook nerveus, maar ze is wel degelijk bereid om hieraan mee te werken. Dat er zaken niet goed zijn gegaan bij Prokino met [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] ligt buiten haar macht. De moeder heeft alleen te horen gekregen dat er wachtlijsten zijn en ze wordt verder niet op de hoogte gehouden. Daarnaast heeft de moeder de indruk dat zaken vooral negatief worden belicht. Zo deelt de GI in het emailbericht van 30 november 2021 aan de moeder mee dat de school heeft gezegd dat het goed gaat met [voornaam minderjarige 2] . Dit vermeldt de GI echter niet in de briefrapportage van 16 december 2021. Hierin wordt alleen vermeld dat [voornaam minderjarige 2] door een miscommunicatie niet van kamp is opgehaald.
Hoewel het de wens is van de moeder dat alle minderjarigen terug worden geplaatst, moet men de problematiek van ieder kind afzonderlijk bekijken. De uithuisplaatsing is uiteindelijk bedoeld om het gezin te helpen. Nu de hulpverlening al die tijd niet van de grond is gekomen, kan men zich afvragen of de minderjarigen meer gebaat zijn bij een terugplaatsing.

De mening van de grootouders

De grootvader heeft de wens uitgesproken dat de minderjarigen bij de moeder worden teruggeplaatst.

De toelichting van Fier

Mw. [persoon D] heeft medegedeeld dat het op dit moment te vroeg is voor een terugplaatsing van [voornaam minderjarige 1] . Het is van belang dat [voornaam minderjarige 1] haar behandeltraject bij Fier, waar zij stappen vooruit heeft gezet, afrondt. Gemiddeld duurt een behandeltraject negen tot twaalf maanden, afhankelijk van waar het perspectief ligt. Daarnaast is het belangrijk dat in de komende periode aan de relatie tussen [voornaam minderjarige 1] en de moeder wordt gewerkt. Het klopt dat er de afgelopen periode contact is geweest tussen de moeder en [voornaam minderjarige 1] . De moeder wil het gesprek met [voornaam minderjarige 1] aangaan, maar [voornaam minderjarige 1] is hier nog niet aan toe.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat het in de afgelopen periode niet is gelukt om de opdracht van de kinderrechter zoals is beschreven in de beschikking van 27 oktober 2021, uit te voeren. VIB-G is niet van de grond gekomen en ook de (begeleide) omgangsregeling kwam pas laat op gang. De visie van de GI en die van de moeder over de oorzaak hiervan, wat er in de afgelopen periode is gebeurd en ingezet en wat er nodig is voor terugplaatsing, staan lijnrecht tegenover elkaar. Hierdoor is niet duidelijk geworden wat er concreet niet lukt bij de inzet van hulpverlening en waarom dit niet lukt.
Uit het raadsrapport van 31 maart 2020 volgt dat de moeder een belaste voorgeschiedenis heeft, wat voortkomt uit een slechte verstandhouding tussen de moeder en de grootouders mz en de relaties van de moeder met fysiek en verbaal agressieve mannen. Moeder is getraumatiseerd en emotioneel verwaarloosd en lijkt gedissocieerd te zijn van haar gevoelens, waardoor zij niet in staat is om intieme relaties aan te gaan. De moeder voldoet in 2019 aan de criteria van een dwangmatige en schizo-typische persoonlijkheidsstoornis. De kinderen zijn emotioneel verwaarloosd. De moeder was niet in staat te voorzien in de veiligheid en behoeften van de kinderen en ook niet in hun basisbehoeften. Door werk, stage en opleiding had de moeder een forse draaglast die niet in verhouding stond tot haar draagkracht.
Op de zitting van 29 april 2021 heeft de GI benoemd dat de zorgen nog altijd aanwezig zijn en dat de GI deze zodanig ernstig acht, dat binnen een termijn van zes maanden sprake moet zijn van een positieve ontwikkeling in het pedagogisch handelen van de moeder en de ontwikkeling van de kinderen en dat de GI anders een uithuisplaatsing overweegt. De moeder stond op dat moment op een wachtlijst bij PsyQ. Onduidelijk is welke hulpverlening tot dat moment is ingezet. Op 8 juli 2021 zijn de kinderen met spoed uit huis geplaatst. Naast voornoemde aanhoudende zorgen speelde daarbij een rol dat de moeder haar ex-partner weer in hun leven had toegelaten, terwijl tussen hen sprake was geweest van huiselijk geweld. Ook heeft [voornaam minderjarige 1] aangegeven dat zij door hem was aangeraakt op plekken waar dat niet hoort.
Gebleken is dat de minderjarigen allemaal voorspelbaarheid, duidelijkheid, behandeling en een stabiele opvoedingsomgeving nodig hebben. De problematiek van [voornaam minderjarige 1] is complex. Bij Fier heeft zij stappen vooruit gezet en ontwikkelt zij langzaamaan een eigen identiteit. Dit is niet gemakkelijk voor haar. Voor haar ontwikkeling is het van belang dat zij haar behandeling bij Fier af kan ronden. Ook kan dan worden ingezet op het verbeteren van de relatie tussen [voornaam minderjarige 1] en de moeder. Voor [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] is Youz betrokken. Bij [voornaam minderjarige 2] is sprake van emotionele problematiek die zich uit in bedplassen. Zijn behandeling bij Youz kan en moet worden hervat. Het is voor de behandelaren wel van belang dat zij de grootouders leren kennen. Bij Prokino wordt bij [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] forse gedragsproblematiek gezien. Ook zijn er zorgen over de nachtrust. Met name bij [voornaam minderjarige 3] is sprake van angst en zij heeft last van nachtmerries. Prokino geeft aan dat de minderjarigen niet altijd passend zijn gekleed (b.v. te koud voor de tijd van het jaar) en dat zij in de ochtend moeilijk zijn te motiveren om de lunch voor school klaar te maken. Ook benoemt Prokino zorgen over de interactie tussen de moeder en de minderjarigen, bijvoorbeeld bij de beeldbelmomenten op vrijdagen. Deze momenten verlopen moeizaam.
Ondanks dat de moeder zich heeft ingespannen om haar praktische situatie te verbeteren door meer ruimte te creëren door haar stage uit te stellen en vaker thuis te zijn en zij inmiddels ondersteuning ontvangt van PsyQ, zijn de zorgen over psychische gesteldheid, responsiviteit en sensitiviteit van de moeder nog niet voldoende afgenomen. De GI heeft geen informatie ontvangen van de psycholoog, waarbij onduidelijk is of dit een gevolg is van het ontbreken van toestemming van de moeder. Daarnaast is verdere hulpverlening in de afgelopen periode onvoldoende op gang gekomen.
Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] op dit moment noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). De rechtbank zal de machtiging uithuisplaatsing daarom verlengen voor de verzochte duur tot 7 mei 2022.
Dit betekent niet dat daarmee het perspectief van de minderjarigen vastligt. Naar het oordeel van de rechtbank rust op de GI nog altijd de uitdrukkelijke verplichting om hulpverlening in te zetten en te onderzoeken of er mogelijkheden zijn tot terugplaatsing van één of meer van de minderjarigen, juist ook omdat het erop lijkt dat de inzet van de hulpverlening lange tijd onvoldoende van de grond is gekomen. Er moet op korte termijn worden gekeken naar passende en effectieve hulpverlening voor ieder kind afzonderlijk en ook voor de moeder.
De rechtbank constateert dat er raakvlakken zijn in de problematiek van de minderjarigen, maar dat die problematiek niet gelijk is. Van de GI wordt verwacht dat zij in de komende periode niet alleen voor ieder kind afzonderlijk zal bekijken welke hulpverlening kan worden ingezet voor die eigen problematiek, maar ook dat er per minderjarige wordt gekeken wat er nodig is om een eventuele thuisplaatsing op zo kort mogelijke termijn mogelijk te maken. Daarbij dient de GI zich niet tot één beoogd traject, zoals VIB-G of een ander observatietraject, te beperken maar breder te kijken.
Voor wat betreft de hulpverlening voor de moeder, komt een beeld naar voren dat de GI gedurende langere tijd onmachtig is geweest om passende en effectieve hulpverlening voor de moeder te bewerkstelligen. Het is positief dat de moeder inmiddels behandeld wordt bij PsyQ en het is van belang dat duidelijk wordt of die behandeling voldoende effect sorteert. In dat kader ligt er niet alleen een verantwoordelijkheid bij de GI, maar ook bij de moeder. De moeder heeft er weliswaar blijk van gegeven dat zij zich realiseert dat er bij de minderjarigen sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, die verband houdt met haar psychische toestand. Dit betekent echter ook dat de moeder zich ten volle zal moeten inzetten om actief met deze problematiek in relatie tot de minderjarigen aan de slag te gaan en zoveel mogelijk inzicht geven in haar persoonlijke situatie. Daarbij is eveneens van belang dat de moeder zich betrouwbaar opstelt, in die zin dat zij zich houdt aan gemaakte afspraken en deze niet steeds kort van tevoren afzegt. Het is anderzijds aan de GI om de moeder concreet duidelijk te maken wat er verder in dit verband van haar wordt verwacht. De rechtbank geeft mee dat van de GI verwacht wordt oplossingsgericht te denken en daarbij ook naar alternatieven te zoeken.

De beslissing

De rechtbank:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 7 mei 2022;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de grootouders mz, tot 7 mei 2022;
verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven op 27 januari 2022 door mr. S. Jordaan, voorzitter tevens kinderrechter, mr. M. van Kuilenburg en mr. K.J. van den Herik, kinderrechters, in tegenwoordigheid van M.A. den Hartog als griffier.
Mr. S. Jordaan en mr. M. van Kuilenburg zijn afwezig en daardoor buiten staat de schriftelijke bevestiging van deze beslissing mede te ondertekenen.
Getekend door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in bijzijn van M.A. den Hartog, griffier, op 27 januari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.