ECLI:NL:RBROT:2022:8945

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/641718 / JE RK 22-1686
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking over de verlenging van de ondertoezichtstelling, machtiging uithuisplaatsing en beëindiging van het ouderlijk gezag

Op 25 augustus 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken in de zaken van de Raad voor de Kinderbescherming en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. De rechtbank heeft het ouderlijk gezag van de moeder over haar kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2], beëindigd en de GI benoemd tot voogdes. De rechtbank oordeelde dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen, die sinds juni 2020 in een netwerkpleeggezin bij hun oma verblijven. De moeder, die kampt met een verstandelijke beperking en psychiatrische problematiek, is niet in staat om de zorg en stabiliteit te bieden die de kinderen nodig hebben. De rechtbank heeft de verzoeken van de GI om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te verlengen afgewezen, omdat de voogdij nu bij de GI ligt. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat er snel duidelijkheid komt over de toekomst van de kinderen. De rechtbank benadrukt het belang van de betrokkenheid van de moeder in het leven van de kinderen, ondanks de beëindiging van haar gezag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Team Jeugd
zaaknummer: C/10/641718 / JE RK 22-1686 & C/10/639724 / JE RK 22-1369
datum uitspraak: 25 augustus 2022
Beschikking van de rechtbank over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing en de beëindiging van het ouderlijk gezag
in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam,
en
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam kind 1], geboren op [geboortedatum kind 1] 2007 te [geboorteplaats kind 1],

hierna te noemen: [naam kind 1],

[naam kind 2], geboren op [geboortedatum kind 2] 2011 te [geboorteplaats kind 2],

hierna te noemen: [naam kind 2].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam 1],

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1],

[naam 2],

hierna te noemen: de stiefvader, wonende te [woonplaats 2],

[naam 3],

hierna te noemen: de oma van moederszijde (mz), wonende te [woonplaats 3],

[naam 4],

hierna te noemen: de oom van moederszijde (mz), wonende te [woonplaats 4].
De rechtbank merkt
de GIaan als belanghebbende voor zover het niet haar eigen verzoekschrift betreft.
De Raadis gekend in zijn adviserende taak voor zover het niet zijn eigen verzoekschrift betreft.
Het procesverloop
Het verloop van de procedure blijkt uit:
₋ het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 12 juni 2022, ingekomen bij de griffie op 14 juni 2022;
₋ het advies van de Raad van 23 juni 2022, ingekomen bij de griffie op 30 juni 2022;
₋ het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 19 juli 2022, ingekomen bij de griffie op 19 juli 2022.
Op 18 augustus 2022 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
₋ de moeder;
₋ de stiefvader;
₋ de oom mz;
₋ de oma mz;
₋ [naam 5], namens de Raad;
₋ [naam 6] en [naam 7], namens de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 26 augustus 2020 zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 26 augustus 2022.
Sinds 12 juni 2020 zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst. [naam kind 1] en [naam kind 2] verblijven sindsdien in het netwerkpleeggezin van oma mz. Ook deze maatregel is verlengd, voor het laatst tot 26 augustus 2022.
De GI heeft zich bij brief van 6 juli 2022 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

Het verzoek van de Raad

De Raad verzoekt het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogdes over [naam kind 1] en [naam kind 2] te benoemen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Het verzoek van de GI

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een netwerkpleeggezin te verlengen voor de duur van één jaar.

De standpunten

De Raad handhaaft het verzoek en licht het ter zitting als volgt toe. De moeder wil graag dat het goed gaat met haar kinderen, maar zij blijkt onmachtig om de juiste keuzes voor hen te maken en om voor hen te zorgen. De moeder heeft zelf veel steun nodig om haar persoonlijk leven op orde te krijgen en zich staande te houden. Het is voor haar lastig alles te begrijpen wat rondom de kinderen nodig was en is. De Raad vindt het belangrijk dat de kinderen bij de oma mz blijven wonen, waarbij de oom mz haar blijft ondersteunen. Het is in strijd met de belangen van de kinderen hen opnieuw te verplaatsen. In het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] moet de GI met de voogdij worden belast omdat de GI een neutrale positie kan innemen, de belangen van de kinderen kan behartigen en beslissingen in hun belang kan nemen.
De GI sluit zich aan bij dat wat namens de Raad naar voren is gebracht. De moeder is wisselend in wat zij voor de kinderen wil. Het ene moment geeft de moeder aan dat zij het goed vindt dat [naam kind 1] en [naam kind 2] bij de oma mz wonen. Het andere moment wil zij zelf voor de kinderen zorgen. Het is voor [naam kind 1] en [naam kind 2] belangrijk dat zij duidelijkheid krijgen. De kinderen geven aan de GI aan dat zij het fijn vinden bij hun oma en oom mz. De kinderen vinden het contact met de moeder goed zoals dat nu verloopt. De moeder mist de pedagogische opvoedvaardigheden om bij de kinderen te kunnen aansluiten. Het is verder belangrijk dat het voor [naam kind 1] en [naam kind 2] duidelijk wordt dat zij bij de oma mz en, zodra hij een eigen woning in Uden heeft, bij de oom mz mogen blijven wonen en dat zij zich daar verder kunnen ontwikkelen. Het is ook voor het contact met de kinderen belangrijk dat de moeder de positieve ontwikkelingen die zij heeft doorgemaakt, vast houdt. De GI zal bekijken wat het hoogst haalbare voor de omgang met de moeder is, waarbij de wens van de kinderen ook wordt meegenomen.
De moeder geeft ter zitting aan dat het goed met haar gaat. Zij wil het liefst dat de kinderen weer bij haar thuis komen wonen. Zij heeft ze van kleins af aan goed verzorgd. De moeder herkent de zorgen die de Raad en de GI benoemen niet. Zij heeft hard aan zichzelf gewerkt en is in staat voor de kinderen te zorgen.
De stiefvader geeft ter zitting aan trots op de moeder te zijn. Zij heeft hard aan zichzelf gewerkt en het gaat nu veel beter. Het is haar droom dat de kinderen weer bij haar wonen. De stiefvader vindt het belangrijk dat de kinderbeschermingsmaatregelen worden verlengd en de moeder nog een kans krijgt. Er kan begeleiding worden ingezet. De stiefvader begrijpt dat de kinderen niet meteen thuis kunnen komen wonen, maar hier zou naartoe gewerkt moeten worden.
De oma mz is bereid voor de kinderen te blijven zorgen.
De oom mz geeft ter zitting aan dat het goed gaat met de kinderen. Hun gezondheid is goed en ze doen hun best op school. De oom mz vindt stabiliteit voor de kinderen belangrijk. Hij is op zoek naar een woning in Uden, zodat de kinderen bij hem kunnen komen wonen.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, als:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [naam kind 1] en [naam kind 2], dat de moeder de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen niet kan dragen en dat daarbij niet te verwachten valt dat zij hiertoe binnen een aanvaardbare termijn wel in staat is. Zij overweegt hiertoe als volgt.
In artikel 1:255 lid 1 sub b en artikel 1:266 lid 1 sub a BW is tot uitdrukking gebracht dat stabiliteit en continuïteit in de opvoeding van een kind belangrijk zijn. Dit is vooral belangrijk wanneer moet worden beoordeeld of een verlenging van kinderbeschermingsmaatregelen noodzakelijk en wenselijk is. De toepassing van het criterium van de ‘aanvaardbare termijn’ is maatwerk. Het ijkpunt voor het bepalen van deze termijn is de periode van onzekerheid die het kind kan overbruggen zonder verdergaand ernstige schade op te lopen voor zijn ontwikkeling over de vraag in welk gezin het kind zal opgroeien. Precieze termijnen zijn hierbij niet te geven. Voor elk specifiek geval zullen daarom alle feiten en omstandigheden tegen elkaar moeten worden afgewogen door de rechtbank.
Het is de rechtbank op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat [naam kind 1] en [naam kind 2] in hun jonge leven veel hebben meegemaakt. Bij de moeder is sprake van een verstandelijke beperking. Ook is sprake van psychiatrische problematiek, als gevolg waarvan zij meerdere psychoses heeft gehad en meerdere keren met een rechterlijke machtiging gedwongen is opgenomen. In 2018 is de vader van [naam kind 1] en [naam kind 2] overleden. De kinderen lijken dit tot op heden niet goed hebben kunnen verwerken. Omdat het psychisch niet goed ging met de moeder, wonen [naam kind 1] en [naam kind 2] sinds juni 2020 in een netwerkpleeggezin, namelijk bij hun oma mz. Daarnaast hebben de kinderen kindeigen problemen. [naam kind 1] lijdt aan epilepsie en heeft een verstandelijke beperking. Hij zit op het speciaal onderwijs. [naam kind 2] heeft een schildklierafwijking. Zij heeft stimulatie nodig om contacten met leeftijdsgenoten aan te gaan en heeft weinig vrijetijdsbesteding. [naam kind 2] vindt het moeilijk om zichzelf te uiten en lijkt zich in nieuwe/onbekende situaties niet veilig te voelen.
Het is de rechtbank duidelijk geworden dat de moeder haar best doet voor [naam kind 1] en [naam kind 2] en dat zij een diepe wens heeft om de kinderen weer bij zich te laten wonen. De rechtbank is echter van oordeel dat de moeder door haar problematiek onvoldoende in staat is om de kinderen de basale zorg, veiligheid en stabiliteit te bieden die zij nodig hebben, zeker ook gezien de forse kindeigen problematiek. Daarbij komt dat [naam kind 1] en [naam kind 2] een grote behoefte hebben aan duidelijkheid en structuur, wat hun al lange tijd in het (netwerk)pleeggezin wordt geboden. [naam kind 1] en [naam kind 2] zijn mede door hun verleden erg gevoelig voor onrust en veranderingen. De aanvaardbare termijn, de periode van onzekerheid die [naam kind 1] en [naam kind 2] kunnen overbruggen zonder verdergaande schade op te lopen voor hun ontwikkeling, is naar het oordeel van de rechtbank inmiddels verstreken.
Op basis van de stukken en dat wat ter zitting is besproken, is de rechtbank verder van oordeel dat een vrijwillige plaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in het (netwerk)pleeggezin niet in hun belang is. De houding van de moeder ten opzichte van de plaatsing bij de oma en de oom mz is wisselend, ten gevolge waarvan een vrijwillige plaatsing de kinderen niet de noodzakelijke duidelijkheid en stabiliteit zal brengen.
Op grond van vorenstaande zal de rechtbank het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen.
De rechtbank zal deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht, omdat de rechtbank van oordeel is dat het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] dat vergt. Zoals hiervoor geoordeeld, is het voor de kinderen en de overige betrokkenen belangrijk dat er zo spoedig mogelijk duidelijkheid komt over de plek waar de kinderen verder zullen opgroeien. Een uitvoerbaar verklaring bij voorraad brengt deze duidelijkheid zoveel mogelijk, omdat dit betekent dat de beslissing moet worden gevolgd ook als één van partijen hoger beroep instelt. De onderhavige beslissing geldt in dat geval totdat het gerechtshof een beslissing heeft genomen.
Aangezien de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [naam kind 1] en [naam kind 2] komt te ontbreken, moet de rechtbank op grond van artikel 1:275 lid 1 BW voorzien in de voogdij over de kinderen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt. De GI kan een neutrale positie innemen, de belangen van [naam kind 1] en [naam kind 2] behartigen en beslissingen nemen. Zo kunnen de oma en de oom mz zich volledig richten op de verzorging en de opvoeding van [naam kind 1] en [naam kind 2]. Omdat de GI zich bereid heeft verklaard de voogdij over [naam kind 1] en [naam kind 2] te aanvaarden, zal de rechtbank haar benoemen tot voogdes. Gelet op artikel 1:276 lid 1 BW zal de rechtbank de moeder verder veroordelen tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de GI over het gevoerde bewind, ervan uitgaande dat zij het bewind voerde over het vermogen van de minderjarigen.
De rechtbank merkt tot slot op dat de hierna te nemen beslissing niet wegneemt dat de moeder altijd de moeder van [naam kind 1] en [naam kind 2] zal blijven. Er moet dan ook door de GI ingezet blijven worden op de betrokkenheid van de moeder in het leven van [naam kind 1] en [naam kind 2], alsook op het voortzetten van de contacten tussen hen.
Nu de rechtbank het gezag van de moeder, uitvoerbaar bij voorraad, zal beëindigen en de GI zal belasten met de voogdij, zullen daardoor op grond van artikel 1:326 BW de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing eindigen en niet meer verlengd kunnen worden. De verzoeken van de GI zullen om die reden worden afgewezen.

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], over [naam kind 1] en [naam kind 2];
benoemt tot voogdes over [naam kind 1] en [naam kind 2] de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam;
veroordeelt de moeder aan de voogdes rekening en verantwoording van het gevoerde bewind over het vermogen van [naam kind 1] en [naam kind 2] te doen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing met betrekking tot het gezag in het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of overig verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.R. Warmerdam, voorzitter, en mrs. A.J. van Dijk en A.A.J. de Nijs, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans als griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2022.
De griffier is buiten staat de beschikking mede te ondertekenen.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.