ECLI:NL:RBROT:2022:8870

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
9466857
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van huurwoning door betalingsachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonplus Schiedam en twee gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], over een huurachterstand en de ontbinding van de huurovereenkomst. De eiseres, Woonplus, heeft de gedaagden aangeklaagd wegens een aanzienlijke huurachterstand die was opgelopen tot meer dan negen maanden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden in gebreke zijn gebleven met hun betalingsverplichtingen en dat er sprake was van een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. De rechter heeft de ontbinding van de huurovereenkomst toegewezen en de gedaagden veroordeeld tot ontruiming van de huurwoning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis.

De kantonrechter heeft de gedaagden ook veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, inclusief wettelijke rente, en heeft de proceskosten toegewezen. De rechter heeft de vordering tot betaling van de huurprijs tot aan de ontruiming toegewezen, evenals de buitengerechtelijke kosten. De proceskosten zijn vastgesteld en verdeeld tussen de gedaagden, waarbij [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk aansprakelijk zijn gesteld voor de kosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Woonplus direct kan overgaan tot uitvoering van de ontruiming.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9466857 \ CV EXPL 21-31974
uitspraak: 21 oktober 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonplus Schiedam,
vestigingsplaats: Schiedam,
eiseres,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder M.P.A. Roelands,
tegen

1..[gedaagde 1] ,

woonplaats: [woonplaats gedaagde 1] ,
gemachtigde: mr. C.M. van Ommeren,
2. [gedaagde 2] ,
woonplaats: [woonplaats gedaagde 2] ,
gemachtigde: mr. P.J.L.J. Duijsens,
gedaagden.
Partijen worden hierna ‘Woonplus’, ‘ [gedaagde 1] ’ en ‘ [gedaagde 2] ’ genoemd.

1..De verdere procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit
  • het tussenvonnis van 1 juli 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de brief van Woonplus van 2 september 2022, met een bijlage.
1.2.
Op 15 september 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken.

2..De verdere beoordeling

Huurachterstand tot 2 juni 2021
2.1.
In lijn met het tussenvonnis worden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de huurachterstand tot 2 juni 2021, van € 1.659,59. Tijdens de mondelinge behandeling is namelijk gebleken dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] allebei geen betalingen meer hebben verricht die daarop in mindering kunnen worden gebracht.
2.2.
De wettelijke rente over dit bedrag wordt toegewezen vanaf de vervaldata van de betreffende huurtermijnen, zoals vermeld in 4.4. van het tussenvonnis.
Huurachterstand vanaf 2 juni 2021
2.3.
Tijdens de zitting heeft Woonplus een actuele specificatie van de huurachterstand overgelegd. Daaruit volgt dat de huurachterstand berekend tot en met september 2022 € 10.082,03 bedraagt. [gedaagde 1] heeft desgevraagd bevestigd dat dit overzicht klopt. [gedaagde 1] wordt daarom veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 8.422,44‬ (€ 10.082,03 min € 1.659,59). De gevorderde rente, die berekend tot en met 13 september 2021 € 10,01 bedraagt, is niet betwist en op de wet gebaseerd (art. 6:119 BW) en wordt daarom ook toegewezen.
Ontbinding en ontruiming
2.4.
De kantonrechter overweegt met betrekking tot de gevorderde ontbinding dat er in ieder geval in augustus 2020 al sprake was van een betalingsachterstand (zoals volgt uit de onbetwiste specificatie). Deze achterstand was op het moment van dagvaarden opgelopen tot ruim vier maanden en ten tijde van het tussenvonnis tot ruim zeven maanden. [gedaagde 1] heeft destijds, tijdens de eerste mondelinge behandeling en in zijn conclusie van antwoord, gesteld dat hij de achterstand op korte termijn zou kunnen inlopen en dat hij bezig is zijn financiën op orde te krijgen. Het tegendeel is echter waar gebleken. De achterstand is daarna namelijk nog verder opgelopen tot ruim negen maanden. Deze tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst is ernstig genoeg om de ontbinding daarvan te rechtvaardigen. Door de langdurige, hoge en alsmaar stijgende huurachterstand schiet [gedaagde 1] ernstig tekort in de nakoming van zijn essentiële verplichtingen uit de huurovereenkomst.
2.5.
Voor zover de gevorderde ontbinding gerechtvaardigd wordt geacht, heeft [gedaagde 1] (subsidiair) verzocht om voorwaarden te verbinden aan die ontbinding, in die zin dat de huurovereenkomst alleen kan worden ontbonden als de huurachterstand verder oploopt. Daarvoor ziet de kantonrechter geen aanleiding. Er is namelijk sprake van een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst, die ondanks (niet onderbouwde) toezeggingen van [gedaagde 1] steeds verder oploopt. Van Woonplus kan niet worden verwacht dat zij deze huurovereenkomst voortzet.
2.6.
De gevorderde ontbinding en ontruiming worden op grond van het voorgaande toegewezen. De bepaling dat de eventuele gedwongen ontruiming zal plaatsvinden door een deurwaarder wordt bij gebrek aan belang afgewezen, aangezien dat al volgt uit de wet (art. 556 Rv).
Betaling tot ontruiming
2.7.
De vordering tot betaling van een bedrag gelijk aan de huurprijs tot aan de ontruiming, wordt toegewezen vanaf oktober 2022, tot aan de ontruiming van het gehuurde. Deze vordering is namelijk niet afzonderlijk betwist en volgt uit de wet (art. 7:225 BW). Omdat uit de specificatie volgt dat de huurprijs op dit moment € 1.071,94 bedraagt, wordt de vordering in die zin toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten
2.8.
Met verwijzing naar 4.7 van het tussenvonnis, worden de buitengerechtelijke kosten van € 75,- ook toegewezen.
Proceskosten
2.9.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] krijgen ongelijk en moeten daarom de proceskosten betalen. Aangezien [gedaagde 2] slechts voor een klein deel van het geldelijk belang van deze zaak aansprakelijk is, worden de proceskosten als volgt vastgesteld.
2.10.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 507,- aan griffierecht en € 561,- aan salaris voor de gemachtigde (3 punten x € 187,- tarief). Dat is totaal € 1.068,-. Dit zijn de proceskosten gerelateerd aan het toewijsbare bedrag ten aanzien van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk.
2.11.
[gedaagde 1] wordt daarnaast veroordeeld tot betaling van € 123,57 aan dagvaardingskosten en € 370,- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt x € 249,-, 1 punt x € 311,- en 1 punt x € 371,-, min € 561,- ter zake 2.10). Dit is totaal € 493,57. Dit zijn de proceskosten gebaseerd op het volledige toegewezen bedrag, met aftrek van de kosten zoals genoemd onder 2.10.
2.12.
[gedaagde 2] wordt ook veroordeeld tot betaling van € 123,57 aan dagvaardingskosten.

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen Woonplus en [gedaagde 1] ;
3.2.
veroordeelt [gedaagde 1] om de woning staande en gelegen in Schiedam aan het adres [adres] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, met al wie of wat zich daarin of daarop vanwege [gedaagde 1] mocht bevinden, te ontruimen en te verlaten en, met afgifte van de sleutels, ter vrije en algehele beschikking van Woonplus te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, in die zin dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, om aan Woonplus te betalen € 1.659,59, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vervaldatum van iedere huurtermijn tot de dag van volledige betaling;
3.4.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan Woonplus te betalen € 8.507,45‬, te vermeerderen met € 1.071,94, althans het periodieke bedrag dat naar wettelijke bepalingen als huurprijs voor het gehuurde geldt, voor iedere maand dat [gedaagde 1] het pand na 30 september 2022 in zijn bezit mocht houden;
3.5.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk tot betaling van € 1.068,- aan proceskosten;
3.6.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van € 493,57 aan proceskosten;
3.7.
veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling van € 123,57 aan proceskosten;
3.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
33394