ECLI:NL:RBROT:2022:8838

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
21 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/645266 / KG ZA 22-817
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldvordering in kort geding met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgemeenschap na echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geldvordering in kort geding tussen een man en een vrouw die eerder met elkaar gehuwd zijn geweest. De man vordert een bedrag van € 17.500,00 van de vrouw, ter zake van de helft van de waarde van een vakantiewoning die aan de vrouw is toebedeeld in de echtscheidingsbeschikking. De vrouw heeft verweer gevoerd en stelt dat de man geen recht heeft op de gevorderde betaling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de echtscheiding op 22 februari 2022 is uitgesproken en dat de echtscheidingsbeschikking op 8 maart 2022 is ingeschreven. De man stelt dat de waarde van de vakantiewoning € 35.000,00 bedraagt, gebaseerd op vergelijkbare woningen, maar de rechtbank oordeelt dat de waarde door een taxateur op nihil is vastgesteld. Dit is het gevolg van het feit dat de vakantiewoning niet doorverkocht mag worden en er geen zekerheid is over het behoud van de standplaats.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake is van bijzondere spoedeisendheid en dat de man niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een vordering op de vrouw heeft. De vordering van de man is afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De vordering in reconventie van de vrouw is niet beoordeeld, omdat de voorwaarde voor het instellen van deze eis niet is vervuld.

Het vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en is op 20 oktober 2022 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/645266 / KG ZA 22-817
Vonnis in kort geding van 20 oktober 2022
in de zaak van
[naam01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser in conventie,
verweerder in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. J.L.J. Kapteijn te Alphen aan den Rijn,
tegen
[naam02],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. L.P. Quist te Dordrecht.
Partijen worden hierna de man en de vrouw genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 september 2022, met producties 1 tot en met 13;
  • de brief namens de vrouw van 5 oktober 2022, met producties 1 tot en met 3, tevens houdende voorwaardelijke eis in reconventie;
  • de brief namens de vrouw van 6 oktober 2022, met één bijlage;
  • de mondelinge behandeling van 6 oktober 2022;
  • de pleitnota van de vrouw.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van 22 februari 2022 is de echtscheiding uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 8 maart 2022 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
In de echtscheidingsbeschikking is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
“(..)
stelt ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgemeenschap vast, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
l. aan de vrouw worden toegedeeld:
(..)
l.2. de vakantiewoning te Renesse onder de verplichting dat de vrouw de helft van de waarde op de peildatum aan de man dient te betalen;
(..)
4. bepaalt dat de vrouw een vergoedingsrecht op de gemeenschap heeft van € 22.689,01;”
2.3.
Op 8 april 2022 heeft de heer [naam03] , de beheerder van de camping waar de vakantiewoning is gelegen, de volgende e-mail aan de vrouw gestuurd:
“Goedemorgen mevrouw [naam02] ,
Zoals u mij verzocht heeft, ben ik op de door u gehuurde plaats [naam standplaats01] geweest en heb daar de situatie, status, van u vakantiehuisje opgenomen.
Ongetwijfeld staat het u nog bij dat wij in januari 2017 een gesprek hebben gehad over de schriftelijk mededeling die wij alle bewoners van Eksters destijds hebben verzonden. In principe zou u huidige plaats destijds komen te vervallen door de aangekondigde herstructurering van dat gedeelte van het park.
Wij hebben u in dat betreffende gesprek een andere plaats aangeboden maar dat was geen optie voor u aangezien het "tenthuisje" niet verplaatsbaar was én nog steeds is. Het alternatief was een tegemoetkoming van € 1.850,00 (in 2017, nu bedraagt dit € 2.233,00). Uiteindelijk zijn we het eens geworden dat het vakantiehuisje tot in ieder geval eind 2021 zou kunnen blijven staan.
(..) Uw plaats wordt op termijn alsnog opgenomen als kampeerplaats wat automatisch betekend dat een eventuele verkoop niet aan de orde is en er zodoende ook geen verkoopwaarde te bepalen is. Zoals in de meegestuurde Hiswa-Recronvoorwaarden ook te lezen is dient u uiteindelijke de plaats leeg aan ons op te leveren en de daaruit ontstane kosten zijn dan ook volledig voor u rekening.
Volgens ons is het bepalen van een herbouwwaarde ook niet aan de orde in dit geval aangezien een dergelijk bouwwerk niet meer geoorloofd is op Camping Julianahoeve gezien de huidige vergunning en dus ook niet meer herbouwd zou kunnen worden, uw "tenthuisje" wordt alleen nog gedoogd door het sentiment wat het heeft op ons park. (..)”
2.4.
Op 27 mei 2022 is de vakantiewoning in opdracht van de man getaxeerd door [naam04] en [naam05] van de stacaravanmakelaar. De man is het niet eens met hoe de taxatie is verlopen. Hij heeft op 15 juni 2022 een klacht ingediend tegen deze twee makelaars.
2.5.
In het taxatierapport is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
(..)
“OMSCHRIJVING/BEOORDELING
Het huisje mag niet doorverkocht worden en het is bekend dat er is geen enkele zekerheid is van behoud van de standplaats. Als het op verzoek van de camping verwijderd moet worden van de plek zal dit kosten met zich meebrengen. Deze afvoerkosten zijn voor de huidige eigenaresse.(..)
WAARDE(N) PER OPNAMEDATUM
Onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik,
met behoud van staanplaatsis op dit moment nihil. Om daar op, uw verzoek, een duidelijke waarde aan te geven kom ik op € 0,- oftewel nul euro. Bij deze waardebepaling heb ik kennis genomen van de in het verleden gedane investeringen / verbeteringen door de huidige eigenaar.”

3 ..Het geschil in conventie

3.1.
De man vordert de vrouw te veroordelen om binnen zeven dagen na het te wijzen vonnis een bedrag van € 17.500,00 aan hem te betalen ter zake van de helft van de waarde van het vakantiehuisje, met veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
3.2.
De man legt aan zijn vordering ten grondslag dat in de echtscheidingsbeschikking is bepaald dat de vakantiewoning aan de vrouw wordt toebedeeld en dat de vrouw de helft van deze woning op de peildatum aan de man dient te vergoeden. De man vraagt nakoming van deze veroordeling. De man heeft een taxateur ingeschakeld om de waarde van de vakantiewoning te kunnen bepalen. Er heeft echter geen onafhankelijke taxatie kunnen plaatsvinden, omdat de vrouw de taxateurs heeft beïnvloed en de man de toegang tot het terrein is ontzegd. Omdat het moeilijk is een andere onafhankelijke makelaar in de regio te vinden die de vakantiewoning objectief kan waarderen, stelt de man de waarde van de vakantiewoning op € 35.000,00. De man baseert dit op vergelijkbare vakantiewoningen die nu te koop staan op gehuurde grond. De vrouw dient de helft van deze waarde, zijnde
€ 17.500,00, aan de man te vergoeden.
3.3.
De vrouw voert verweer dat strekt tot niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van de vordering.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..Het geschil in reconventie

4.1.
De vrouw vordert in voorwaardelijke reconventie – voor het geval de vordering in conventie mocht worden toegewezen – de man te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 11.344,50 ter zake van de verdeling, vermeerderd met rente. De vrouw vordert tevens de man te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 423,50 ter zake van de taxatiekosten, vermeerderd met rente, met veroordeling van de man in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
4.2.
De vrouw legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de man erkent dat hij de helft van € 22.689,01, zijnde € 11.344,50 aan de vrouw dient te voldoen. De vrouw vordert derhalve in deze procedure betaling van dit bedrag. Op grond van artikel 6:96 lid 2 BW vordert de vrouw tevens de helft van de door haar gemaakte kosten voor de taxatie van de vakantiewoning, zijnde € 423,50.
4.3.
De man voert verweer dat strekt tot afwijzing van de vorderingen.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5 ..De beoordeling in conventie

5.1.
De vordering van de man is een geldvordering. Bij een vordering tot betaling van een geldsom in kort geding is terughoudendheid op zijn plaats. Om een dergelijke vordering in kort geding te kunnen toewijzen is nodig dat die vordering in voldoende mate vaststaat. Ook moet er sprake zijn van omstandigheden die meebrengen dat, vanwege een grote mate van spoedeisendheid, een onmiddellijke voorziening moet worden getroffen. Ten slotte moet rekening worden gehouden met het risico dat de eiser het geldbedrag niet kan terugbetalen in het geval hij in de bodemprocedure alsnog in het ongelijk wordt gesteld.
5.2.
Ten aanzien van het spoedeisend belang geldt dat de enige relevante omstandigheid die de man heeft aangevoerd, is dat hij niet langer de risico’s wil dragen voor de vakantiewoning. Gelet op de gemotiveerde betwisting van de vrouw heeft de man die risico’s niet onderbouwd. Niet gebleken is dat de man is of op korte termijn zal worden geconfronteerd met kosten van de vakantiewoning. Bovendien doet een eventuele betaling door de vrouw van een zeker bedrag in verband met de toedeling van de woning aan de vrouw niet af aan enigerlei risico dat de man in dit verband zou lopen. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat geen sprake is van enige bijzondere spoedeisendheid die nodig is om tot de gevorderde veroordeling in dit kort geding te kunnen komen.
5.3.
De vordering die de man stelt te hebben op de vrouw betreft de helft van de waarde van de vakantiewoning. Om te kunnen komen tot veroordeling van de vrouw tot betaling van een zeker bedrag in dit verband, zal voldoende aannemelijk moeten zijn wat de waarde van de vakantiewoning is. Van die aannemelijkheid is in dit geval geen sprake. De waarde van de woning is immers door een in dit verband gespecialiseerde taxateur getaxeerd op nihil op grond van de omstandigheid dat het huisje niet mag worden doorverkocht en geen zekerheid bestaat omtrent het behoud van de standplaats. Het bestaan van deze omstandigheden heeft de man niet betwist. Dit zijn uit de aard van de zaak waardedrukkende omstandigheden, zodat alleen al om die reden niet zonder nadere toelichting, die de man niet heeft gegeven, kan worden aangesloten bij vakantiewoningen elders, nog daargelaten of die andere woningen voor het overige wel vergelijkbaar zijn. Dat het taxatierapport slechts één pagina beslaat, is in dit verband irrelevant. Hoe dan ook bestaat gegronde twijfel aan de door de man gestelde waarde. De stelling van de man dat vanwege de gang van zaken tijdens de taxatie – welke stelling overigens door de vrouw onderbouwd is betwist – maakt niet dat alsnog van de door de man gestelde waarde kan worden uitgegaan. Daarmee staat onvoldoende vast dat de man een vordering heeft op de vrouw. In het midden kan blijven of sprake is van een restitutierisico.
5.4.
Gelet op de relatie tussen partijen worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6 ..De beoordeling in reconventie

6.1.
De vordering in reconventie is voorwaardelijk ingesteld. Aangezien de voorwaarde voor het instellen van de eis in reconventie niet in vervulling is gegaan, behoeft deze geen beoordeling meer. Ook in reconventie worden de proceskosten tussen de ex-echtgenoten gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7..De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
wijst de vorderingen af,
7.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
7.3.
verstaat dat de voorwaarde voor indiening van de eis in reconventie niet is vervuld,
7.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2022. 3608/1980